LCI: vernietigend oordeel over bestuur en commissarissen
Gisteren heeft de Ondernemingskamer (OK) van het gerechtshof Amsterdam het eindrapport van onderzoeker Van den Blink naar het beleid en de gang van zaken van het failliete ICT-bedrijf LCI Technology Group openbaar gemaakt. De onderzoeker trekt daarin vernietigende conclusies over het beleid en het functioneren van bestuurder Sam Asseer en de commissarissen Rik Maes, Jan Tollenaar en Dick Schonis.
LCI werd op 17 december 2001 failliet verklaard, nadat in slechts anderhalf jaar 280 miljoen euro aan marktwaarde was verdampt. Reeds de omstandigheid dat de onderneming zo kort na het uitbrengen en vaststellen van de optimistische jaarrekening 2000/2001 in een deplorabele toestand raakte, gaf de VEB aanleiding te twijfelen aan juist beleid bij LCI. Een oordeel dat door de OK (en de curatoren) wordt gedeeld. Dat leidde tot de beschikking van 3 januari 2006, waarbij de OK een onderzoek gelastte naar het beleid en de gang van zaken bij LCI. De waarheid achter de oorzaken van het faillissement die de onderzoeker heeft blootgelegd is nog schokkender dan de VEB had kunnen vermoeden.
Wanbeleid
De VEB zal op basis van dit onderzoek de OK in de tweede fase van deze enquêteprocedure verzoeken om wanbeleid vast te stellen van bestuurder Asseer en de raad van commissarissen. Het wanbeleid zal de basis vormen van een juridische actie tot vergoeding van de door beleggers geleden schade. Daarbij zal ook de rol van de accountant worden bekeken. Dat huisaccountant PriceWaterhouseCoopers onder de geschetste omstandigheden jarenlang een goedkeurende verklaring op de jaarrekeningen heeft afgegeven, wekt op zijn zachtst gezegd verbazing.
Bestuur en commissarissen faalden
De onderzoeker is niet mild met zijn verwijten aan het adres van bestuurder Asseer en de commissarissen:
* het eenhoofdige bestuur in de persoon van Sam Asseer en het ontbreken van een CFO leidde tot een onwenselijke machtsstructuur bij LCI;
* het toezicht van de commissarissen Maes, Tollenaar en Schonis heeft gefaald;
* ten onrechte is een claim op Motorola ter grootte van 237 miljoen US Dollar geactiveerd, die uiteindelijk in een arbitrage voor slechts 237.000 US Dollar werd gehonoreerd;
* het afgeven van garanties voor circa 50 miljoen euro aan Oostenrijkse banken voor de financiering van de Oostenrijkse dochterondernemingen was onverantwoord;
* het bestaan van een 'earn out formule' waarbij de vele acquisities werden gefinancierd met de uitgifte van aandelen LCI, heeft ten onrechte een stuwende invloed op de beurskoers gehad;
* er was sprake van omvangrijke fraude bij de Oostenrijkse dochtermaatschappijen;
* het ontbreken van deskundigheid en ervaring bij bestuurder Asseer op het gebied van concernfinanciering in een onderneming waar alles draaide om met vreemd kapitaal gefinancierde activiteiten heeft de onderneming schade berokkend;
* de afwezigheid van een adequate centrale (logistieke) organisatie leidde tot een gebrekkige beheersbaarheid van LCI;
* het project Smartpen is op onverantwoorde wijze doorgezet;
* ten onrechte was er een stelselmatige positieve berichtgeving naar de markt over de groeimogelijkheden van de Smartpen en de toenmalige beursgang;
* de in de jaarrekening 2000/2001 opgenomen verkoop van Belgische deelnemingen aan de oorspronkelijke eigenaar bleek onjuist. Uit een 'side letter' bleek later dat de verkoop nimmer tot stand is gekomen;
* voorts blijkt dat de verslaggeving over 2000/2001 op vele punten tekort is geschoten en volgens de onderzoeker geen getrouw beeld geeft zoals de accountant in de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening stelt.
Gedupeerde beleggers
De VEB vertegenwoordigt een grote groep van gedupeerde LCI-beleggers. Voormalige aandeelhouders van LCI die zich nog niet bij de VEB hebben gemeld, worden opgeroepen zich alsnog bij deze actie
Vereniging van Effectenbezitters