Speech minister van Buitenlandse Zaken bij presentatie IOB evaluatie Nederlandse Afrika-beleid 1998 -2006
Geachte heer Kingma, geachte heer van Ojik, dames en heren,
Vorige week las ik een intrigerend commentaar in de Volkskrant over oude
taferelen in het nieuwe Afrika. Met het 'nieuwe Afrika' doelde de redactie op
een Afrika dat een aanzienlijke economische groei vertoont, een Afrika dat de
erfenis van het kolonialisme heeft afgeschud en een Afrika waar jonge
ondernemers de globalisering niet als een bedreiging maar als een uitdaging
zien. Ik zou daaraan dit nog willen toevoegen. Het 'nieuwe' Afrika kenmerkt zich
door een levendige, steeds beter geschoolde burgerij, die het initiatief neemt
om haar eigen toekomst te verbeteren; en een overheid, die steeds responsiever
wordt vis-à-vis haar eigen burgers en hun belangen en met name ook rechten
voorop stelt. In het nieuwe Afrika heeft de democratie wortel geschoten, krijgt
particulier initiatief de ruimte en spant de regering zich in mensenrechten te
bevorderen.
Maar helaas, zo vervolgde het commentaar, het oude Afrika heeft de
hinderlijke gewoonte met grote regelmaat de kop op te steken. Beelden uit Kenia,
beelden uit Tsjaad dringen zich op. De Volkskrant stelde dat internationale
interventies, zoals van Koffi Annan in Kenia gesteund door collegga Bert
Koenders zoals we vorige week hebben kunnen zien - een dempend effect kunnen
hebben. Maar, zo luidde de onomwonden conclusie: laat niemand zich illusies
maken over de mate waarin de buitenwereld de problemen van Afrika kan oplossen.
Het oude Afrika kan uiteindelijk alleen door het nieuwe Afrika worden genezen.
Ik ben het op zich met de strekking van dit redactioneel commentaar --
Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen wel eens. Toch zzou ik hieraan
niet de conclusie willen verbinden dat we onze idealen aan de straat moeten
zetten, en onze inzet wel achterwege kunnen laten. Waar het op aankomt, is dat
het nieuwe Afrika daadwerkelijk kans van slagen krijgt. Dat betekent dat ons
ambitieniveau aanzienijk hoger moet liggen dan het hebben van een dempend effect
op negatieve ontwikkelingen. Er moeten voorwaarden worden geschapen, waaronder
het nieuwe Afrika kan floreren. De omstandigheden moeten zo zijn, dat het nieuwe
Afrika een duw in de goede richting krijgt, de wind in zijn zeilen kan vangen,
en vervolgens op eigen kracht verder kan varen. Daar kan de internationale
gemeenschap wel degelijk een rol in spelen, daar kan Nederland een rol in
spelen. En dat doen we ook.
De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie onderzocht het
Nederlandse Afrika-beleid in de periode 1998-2006. Maakte IOB zichzelf daarbij
illusies? Ik denk het niet. IOB stelt nadrukkelijk dat zijn evaluatie 'een
bijdrage wil leveren aan een Afrika-debat dat de nuance zoekt, dat afscheid
neemt van het doemdenken, wat lang kenmerkend was voor Nederland, en zonder daar
een naïef vooruitgangsgeloof voor in de plaats te zetten'.
Dat lijkt mij een gezond uitgangspunt. Het sluit ook heel goed aan op mijn
eigen uitgangspunt, als minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb het meermalen
gezegd: ik wil vanuit een morele oriëntatie, een realistische koers varen. Dat
wil zeggen: je idealen hooghouden, de waarden die je vertegenwoordigt uitdragen,
maar daarbij wel realistisch blijven, en oog houden voor onze eigen belangen. Ik
ben een optimist, geen cynicus. Cynisme, of het doemdenken, waar IOB het over
heeft, is de dood in de pot. Maar dat wil niet zeggen dat ik naïef ben. Het
Nederlandse buitenlands beleid, en dus ook het Afrika-beleid, wordt gevoerd op
basis van morele uitgangspunten, waarbij je een realistische check uitvoert. Ik
kom daar later nog op terug, als ik het over mijn nieuwe mensenrechtenstrategie
heb.
We kunnen niet alles, dat is duidelijk. De vraag is of we dat wàt we doen,
goed genoeg doen, en zo niet, hoe we ons beleid en de uitvoering ervan
kunnen verbeteren. Deze vraag zou vandaag centraal moeten staan, met de
bevindingen van IOB in het achterhoofd. En wat betreft ons
verwachtingspatroon...laten we daar de woorden van John F. Kennedy inn gedachten
houden. Hij typeerde zichzelf als een idealist zonder illusies. Als we ons dat
als spiegel voorhouden, dan zullen we de goede lessen kunnen trekken uit deze
Afrika-dag.
Dames en heren,
Collega Koenders en ik waren vorige week samen in Sudan. We spraken daar
onder andere met mensenrechtenverdedigers. Eén van onze gesprekspartners was
Salim Mahmoud Osman, die vorig jaar de Sacharov Prijs ontving, de
mensenrechtenonderscheiding van het Europees Parlement, voor zijn werk in
Darfur. Hij zei letterlijk: 'we zijn dankbaar voor de humanitaire hulp, maar het
is niet genoeg. Wat we echt nodig hebben, is militaire hulp.' En het is waar:
zónder veiligheid kunnen wederopbouwactiviteiten onvoldoende effect sorteren.
Ook de mensen die we in de kampen hebben gesproken zijn blij met de humanitaire
hulp we zagen de zakken van Oxfam en Unicef liggen maaraar in de eerste plaats
vroegen ze om veiligheid.
De VN waarnemersmissie in Zuid-Sudan (UNMIS), waar Nederland zo'n 35
militairen en politiefunctionarissen aan levert, en de nieuwe VN-macht voor
Darfur (UNAMID), die de missie van de Afrikaanse Unie gaat vervangen, moeten in
staat worden gesteld hun werk adequaat te doen zodat burgers effectief
bescherming geboden kan worden, een stabiele situatie ontstaat en de
ontwikkeling van de straatarme bevolking in Darfur kan worden opgepakt. Dat
betekent ook dat het absoluut noodzakelijk is dat niet-Afrikaanse troepen kunnen
deelnemen aan UNAMID, anders is het alsnog AMIS maar dan met een blauwe baret.
Er zal dus veel meer druk moeten worden uitgeoefend op de Sudanese regering om
niet-Afrikaanse troepen toe te laten.
Zonder die veiligheid kun je wel kleine dingen doen, letterlijk en figuurlijk
pleisters plakken, om het eerste en ergste leed te verzachten, maar structureel
kan er onvoldoende van de grond komen. Naast veiligheid en ontwikkeling is een
derde component onmisbaar: een diplomatiek offensief. Vredesbesprekingen,
bemiddeling, maar ook: het constant hameren op de noodzaak van de naleving van
mensenrechten, het tegengaan van straffeloosheid en de noodzaak om daders van
misdrijven tegen de menselijkheid te vervolgen. Ik heb deze zaken vorige week
nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de Sudanese machthebbers.
Tegelijkertijd zie je dan hoe moeilijk het is daarbij vooruitgang te boeken, en
hoe belangrijk het is om samen met de VN en andere partners gecoördineerd druk
uit te oefenen.
Al deze instrumenten moeten in samenhang worden ingezet. Dat is wat we de
geïntegreerde benadering noemen, oftewel 3D: defense, diplomacy and
development. De handen ineen slaan om stabiliteit te waarborgen en
economische en sociale perspectieven van mensen te verbeteren. De 3-D benadering
is een uitvloeisel van ons geïntegreerd buitenlands beleid. De drie pijlers -
veiligheid, ontwikkeling en diplomatie versterken elkaar. In het regeerakkoord
heeft het kabinet gezegd de geïntegreerde benadering verder te zullen uitbouwen,
en meerdere partners te zullen betrekken. Naast Defensie, Buitenlandse Zaken en
Ontwikkelingssamenwerking, ook Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en
Justitie. En we zoeken partnerschappen met niet-gouvernementele instellingen en
het bedrijfsleven. Verkokerd denken zal immers niet helpen de uitdagingen van
Afrika het hoofd te bieden. Alleen een geïntegreerde aanpak kan effect sorteren.
Ik ben blij dat IOB deze stelling onderschrijft, ook al heeft IOB vooral
aandacht besteed aan ontwikkelingssamenwerking, en minder aan de Nederlandse
diplomatieke activiteiten in Afrika. De evaluatie bevestigt dat we toewerken
naar een geïntegreerd Afrika-beleid. Ik ben blij dat de IOB in het algemeen zeer
positief is over die integratie, ook al is het een tijdrovend proces. De
evaluatie noemt als voorbeeld het Grote Merengebied, waar de strategieën op het
gebied van diplomatie, vrede en veiligheid, noodhulp en structurele hulp
duidelijk op elkaar zijn afgestemd. Ik ben ook blij dat IOB constateert dat de
samenwerking tussen de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken zich
positief heeft ontwikkeld. We zullen deze trend zeker voortzetten.
Dames en heren,
In de geïntegreerde benadering zullen we nadrukkelijk ook vorm moeten geven
aan het bevorderen en beschermen van mensenrechten.
Zoals u weet, heb ik eind vorig jaar mijn mensenrechtenstrategie 'Naar een
Menswaardig Bestaan' gepresenteerd. De Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens bestaat dit jaar zestig jaar, maar heeft nog niets aan actualiteit
ingeboet. In deze verklaring zijn de waarden van de wereld neergelegd:
gerechtigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, humaniteit en vrijheid.
Mensenrechten zijn de spelregels voor hoe we met elkaar om horen te gaan in
een beschaafde samenleving. Met de mensenrechtenstrategie heb ik mensenrechten
een centrale plaats gegeven in het Nederlands buitenlands beleid, omdat ik vind
dat de waarden van de wereld overeind gehouden moeten worden, zeker nu ze
internationaal onder druk lijken te staan.
Ik vind dat er geen excuus bestaat voor schending van mensenrechten. Cultuur,
godsdienst, traditie...ze mogen niet als dekmantel dienen om de menseenrechten te
verloochenen. Ook omstandigheden, zoals het koloniale verleden,
onderontwikkeling en armoede, mogen niet worden aangegrepen om
mensenrechtenschendingen te vergoeilijken. De universaliteit van mensenrechten
staat voor mij niet ter discussie. Ik sprak zonet over het oude en het nieuwe
Afrika, en ook daar zien we duidelijk de link tussen respect voor mensenrechten
en ontwikkeling.
Overigens ben ik er van overtuigd dat in deze waarden de sleutel tot
vooruitgang besloten ligt. Waar mensen in vrijheid leven, en gelijk worden
behandeld, kunnen vrede en voorspoed heersen. Respect voor mensenrechten draagt
bij aan stabiliteit en ontwikkeling wereldwijd. En daarmee is ook een Nederlands
belang gediend. Er valt nu eenmaal beter handel te drijven, beter te investeren
op plaatsen waar het rustig is, en de rule of law wordt nageleefd.
Mensen hoeven niet van huis en haard te vluchten, als hun rechten gewaarborgd
zijn. Het bevorderen van respect voor mensenrechten is dus niet alleen een
morele opdracht, maar dient ook een breder belang. Oftewel: een morele
oriëntatie, en een realistische koers.
Met de mensenrechtenstrategie is een intensivering van activiteiten over de
volle breedte in gang gezet, die zeker ook implicaties heeft voor het Nederlands
Afrika-beleid. Het betekent onder andere dat Nederland in al zijn
contacten het onderwerp van mensenrechtenschendingen zal aansnijden, ook als dat
onze gesprekspartners niet welgevallig is en dat is dikwijls het geval, zoals
we vorige week in Sudan hebben kunnen ervaren. Ook binnen de Europese Unie wil
Nederland echt de rol van aanjager op zich nemen. Ik vind dat de EU een nog
actiever extern mensenrechtenbeleid zou moeten voeren. Dat doet recht aan de
Unie als waardengemeenschap, die zij in eerste instantie is.
Ik ben dan ook blij dat mensenrechten tijdens de afgelopen EU-Afrika Top in
december in Lissabon nadrukkelijk deel uitmaakten van de agenda, op Nederlands
aandringen. Ik kies er niet voor om thuis te blijven omdat president Mugabe er
is. Integendeel. We zijn er naartoe gegaan, en we hebben gesproken over
mensenrechtenschendingen in Zimbabwe en in andere landen. Want met respect voor
mensenrechten is het op veel plaatsen niet goed gesteld. Als onderdeel van een
strategisch partnerschap is Nederland juist voorstander van nauwere samenwerking
met Afrika ook op het vlak van mensenrechten. De recente doodstraf-resolutie in
de Algemene Vergadering is een goed voorbeeld van succesvolle inter-regionale
samenwerking, waar we nauw hebben opgetrokken met een aantal Afrikaanse
partners.
Nederland heeft zich in Afrika nadrukkelijk gericht op de versterking van de
rechtsstaat. IOB heeft onze inzet in Rwanda en Zuid-Afrika tegen het licht
gehouden en constateert dat er indrukwekkende resultaten zijn geboekt: de
toegang tot het recht is toegenomen, er zijn rechters opgeleid, gevangenissen
gebouwd en er zijn organisaties voor rechtshulp gesteund. IOB stelt wel dat er
minder oog was voor het respecteren van mensenrechten. Dat zal wat mij betreft
in ieder geval tot het verleden moeten behoren. Ik zal hier zeker een vinger aan
de pols houden.
Respect voor mensenrechten en de opbouw van de rechtsstaat versterken elkaar.
Denk aan de hervorming van politie, leger en justitie, waar Nederland in veel
Afrikaanse landen aan bijdraagt. Als politie, leger en justitie beter
functioneren, kunnen mensenrechtenschendingen worden voorkomen. Ik noem een van
de meest schokkende voorbeelden: het seksueel geweld tegen vrouwen, zoals dat op
grote schaal voorkomt in de Democratische Republiek Congo, en waar ik ook
tijdens mijn bezoek aan Darfur weer mee werd geconfronteerd. Een flagrante en
misselijkmakende schending van vrouwenrechten, die we niet over onze kant mogen
laten gaan en in de wortel moeten aanpakken. Corruptie, slecht opgeleide en veel
te laag betaalde rechters en politiefunctionarissen maken dat de verkrachtingen
door kunnen gaan.
Eén van de kritiekpunten van IOB is dat het Afrika-beleid te weinig oog heeft
gehad voor de positie van vrouwen in conflictsituaties. Ik denk dat ook op dit
vlak sprake is van een kentering. Het Nederlands Nationaal Actieplan ten behoeve
van VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid wordt
inmiddels uitgevoerd. In de mensenrechtenstrategie gaat ook veel
aandacht uit naar de rechten van vrouwen. Wereldwijd, en ook in Afrika, worden
de rechten van vrouwen en meisjes massaal geschonden, of het nu gaat om hun
deelname aan het openbare leven of hun positie binnen de muren van het eigen
huis. Traditie, cultuur en godsdienst worden gebruikt als excuus om de schending
van universele normen goed te praten. Ik verzet me hier uitdrukkelijk tegen:
mensenrechten gelden overal, altijd en voor iedereen, dus ook voor meisjes en
vrouwen in Afrika. Het verbeteren van hun positie heeft hoge prioriteit voor
mij, en voor collega Koenders in het kader van de Millennium Development Goals.
Ik zal mij de komende periode absoluut inspannen voor de bestrijding van geweld
tegen vrouwen.
Dames en heren,
IOB constateert dat Nederland een bescheiden, maar belangrijke rol speelt in
Afrika. Kunnen we alles? Nee. Doen we wàt we doen, goed genoeg? Met die vraag
gaat u vandaag aan de slag. Over die vraag buigen collega Koenders en ik ons de
komende tijd. Eerlijk gezegd speelt die vraag altijd een rol bij onze
overwegingen, omdat wij afrekenbaar zijn, en ook willen zijn, op onze
resultaten. De IOB-evaluatie geeft ons nog 600 pagina's extra stof tot nadenken,
en daar zijn we de Inspectie heel erkentelijk voor.
Ik dank u wel.
Ministerie van Buitenlandse Zaken