Ministerie van Buitenlandse Zaken
Algemeen ambtsbericht Iran

Ten dele geactualiseerd op 12 februari 2008. Overige (niet-
geactualiseerde) hoofdstukken overeenkomstig algemeen ambtsbericht
Iran van juni 2007

Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag

Inhoudsopgave Pagina

1 Inleiding 4

2 Landeninformatie 5
2.1 Basisgegevens 5
2.1.1 Land en volk 5
2.1.2 Geschiedenis 6
2.1.3 Staatsinrichting 7
2.2 Politieke ontwikkelingen 12
2.2.1 Binnenlandse politieke ontwikkelingen 12
2.2.2 Buitenlandse politieke ontwikkelingen 13
2.3 Veiligheidssituatie 16
2.4 Sociaal-economische situatie 16
3 Mensenrechten 18
3.1 Juridische context 18
3.1.1 Verdragen en protocollen 18
3.1.2 Nationale wetgeving 19
3.2 Toezicht 20
3.2.1 Internationaal 20
3.2.2 Nationaal gouvernementeel 22
3.2.3 Nationaal niet-gouvernementeel 22
3.3 Naleving en schendingen 23
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting 23
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering 34
3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging (positie christenen geactualiseerd) 36
3.3.4 Bewegingsvrijheid 50
3.3.5 Rechtsgang 55
3.3.6 Arrestaties en detenties 56
3.3.7 Mishandeling en foltering 58
3.3.8 Verdwijningen 60
3.3.9 Doodstraf 60
3.4 Positie van specifieke groepen 64
3.4.1 Dienstplichtigen/militairen 64
3.4.2 Leden van specifieke oppositiebewegingen 67
3.4.3 Etnische groepen 70
3.4.4 Homoseksuelen (positie homoseksuelen geactualiseerd) 76
3.4.5 Transseksuelen 82
3.4.6 Vrouwen 83
3.4.7 Minderjarigen 90
4 Migratie 93
4.1 Migratiestromen 93
4.2 Activiteiten van internationale organisaties 93

Literatuurlijst 95

Bijlage(n) 98

I Talen en dialecten in Iran 98
II Kaart van Iran 99

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de huidige situatie in Iran beschreven voor
zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die
afkomstig zijn uit Iran en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen
Iraanse asielzoekers.
Gedeeltelijke Update
Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in overleg met het ministerie van
Justitie besloten voor een aantal algemene ambtsberichten een nieuwe methodiek
te hanteren. Deze houdt in dat slechts die paragrafen of hoofdstukken worden
geactualiseerd die van direct belang zijn voor de asielpraktijk en/of het asielbeleid.
Wat betreft de andere, niet-geactualiseerde, paragrafen blijft de tekst staan uit het
vorige algemene ambtsbericht. Steeds wordt duidelijk aangegeven welke
paragrafen of hoofdstukken zijn geactualiseerd. Vooralsnog wordt deze nieuwe
methodiek slechts toegepast inzake een aantal landen waarover tweemaal per jaar
een algemeen ambtsbericht verschijnt. In het volgende ambtsbericht zullen weer
alle hoofdstukken zijn geactualiseerd.
In deze gedeeltelijke update van het algemene ambtsbericht Iran van juni 2007 zijn
de volgende paragrafen geactualiseerd:
- Paragraaf 3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging. De positie van
christenen is geactualiseerd.
- Paragraaf 3.4.4 Homoseksuelen. De positie van homoseksuelen is
geactualiseerd.
De paragrafen zijn geactualiseerd tot en met 12 februari 2008. De rest van dit
algemene ambtsbericht is hetzelfde als het algemene ambtsbericht Iran van juni
2007 en beslaat de periode van 1 september 2006 tot 1 mei 2007.
Bronnen
Dit ambtsbericht is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke
bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende
organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties,
vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde
openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen
bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse
vertegenwoordiging in Teheran aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In
het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde
openbare bronnen. Daar waar openbare bronnen zijn vermeld, wordt de tekst in
veel gevallen ook ondersteund door informatie die op vertrouwelijke basis is
ingewonnen.
4

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Islamitische Republiek Iran1 vormt de geografische brug tussen het Midden-
Oosten en Azië. Het land grenst in het noorden aan Armenië, Azerbeidjan, de
Kaspische Zee en Turkmenistan, in het oosten aan Afghanistan en Pakistan, in het
zuiden aan de Golf van Oman en de Perzische Golf en in het westen aan Irak en
Turkije. Het land is onderverdeeld in 30 provincies.2 Iran is circa 40 keer zo groot
als Nederland en telt ruim 68 miljoen inwoners.3 De hoofdstad is Teheran.
De grootste bevolkingsgroep wordt gevormd door de Perzen. Daarnaast wonen in
Iran Azeri's, Koerden, Arabieren, Baluchi's en Turkmenen. De verschillende
etnische groepen onderscheiden zich met name op basis van de taal die zij van
oorsprong spreken.
Er zijn vele talen en mogelijk meer dan 100 dialecten in Iran. Het Perzisch of Farsi
is de officiële taal. Het Perzisch maakt deel uit van de Iraanse taalgroep, net als het
Baluchi, het Koerdisch en het Lorisch. Veel minderheidsgroepen spreken
daarnaast hun eigen taal. Het grootste deel van de Turkssprekende Iraniërs leeft in
de provincies West en Oost Azerbeidzjan en Ardabil. Zij worden ook wel
aangeduid als Azeri's, naar hun taal, het Azeri-Turks. In het noorden en midden
van het Zagros-gebergte komen eveneens stammen voor die een Turks dialect
spreken. Hier worden echter ook verschillende dialecten van het Koerdisch
gesproken. Arabieren, een andere minderheidsgroep, wonen met name in de
provincie Khuzestan in het zuidwesten van Iran. Het Lorisch, dat ook wel wordt
beschouwd als een dialect van het Perzisch,4 wordt gesproken door Loren en
Bakhtiari, die in het Zagrosgebergte ten westen van de stad Isfahan leven. In het
zuidoosten, in de provincie Sistan va Baluchestan, wordt Baluchi gesproken.
Armeens wordt gesproken door de Armeense minderheid in Iran.5
1 Officiële benaming: Jomhuri-ye Eslami-ye Iran.
2 Ardabil, Azerbayjan-e Gharbi, Azarbayjan-e Sharqi, Bushehr, Chahar Mahall va Bakhtiari,
Isfahan, Fars, Gilan, Golestan, Hamadan, Hormozgan, Ilam, Kerman, Kermanshah, Khorasan
Noord, Khorasan Centraal, Khorasan Zuid, Khuzestan, Kohgiluyeh va Buyer Ahmad,
Kordestan, Lorestan, Markazi, Mazandaran, Qazvin, Qom, Semnan, Sistan va Baluchestan,
Tehran, Yazd, Zanjan.
3 CIA World Factbook Iran, geraadpleegd via www.cia.gov op 21 februari 2007. De
Economist Intelligence Unit noemt een getal van 68,6 miljoen inwoners, Country Profile
Iran, 7 augustus 2006, Economist Intelligence Unit, p. 18.
4 Zie ook bijlage 1.
5 CIA World Factbook Iran, geraadpleegd via www.cia.gov op 21 februari 2007.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Onderwijs vindt plaats in het Perzisch. Arabisch en Engels zijn de tweede en derde
taal die worden geleerd in het basisonderwijs.6 Er zijn Armeense scholen. Hier
wordt ook in het Perzisch onderwezen. Voor toegang tot universiteiten is een
goede beheersing van het Perzisch noodzakelijk.
Het kan voorkomen dat de beheersing van het Perzisch door mensen in zeer
geïsoleerde dorpen, waar een andere taal wordt gehanteerd, minimaal is. In
gebieden waar in eerste instantie een minderheidstaal wordt gesproken, kan het
voorkomen dat, ondanks het onderwijs in het Perzisch, de beheersing van deze taal
gebrekkig blijft.
De Iraanse kalender is gebaseerd op de zoroastrische kalender van het pre-
islamitische Perzië. De jaartelling is echter gebaseerd op de vlucht van de profeet
Mohammed van Mekka naar Medina in 622 na Christus, en gaat, anders dan de
meeste islamitische jaartellingen niet uit van de maankalender maar van de
zonnekalender. Het Iraanse jaar begint op 21 maart en de daarop volgende zes
maanden bevatten ieder 31 dagen, de volgende vijf maanden ieder 30 en de
twaalfde maand 29 (en om de vier jaar 30).7 Om de Iraanse jaartelling om te zetten
in de Gregoriaanse, moet er 621 jaar bij opgeteld worden. Zo is het Iraanse jaar
1386 op 21 maart 2007 begonnen.
2.1.2 Geschiedenis
Perzië, de voorloper van Iran, kent een duizenden jaren oude beschaving. De
geschiedenis van het moderne Iran begon in 1925, toen Reza Khan zichzelf uitriep
tot de Sjah (koning) van Perzië. Onder zijn bewind werd de modernisering van het
land voortvarend ter hand genomen.
Zijn handelspact met Duitsland en pro-Nazi opstelling leidde in 1941 tot de
bezetting van Iran door de Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk, waarop Reza
Khan werd verbannen en opgevolgd door zijn zoon, Mohammad Reza Pahlavi.
De nieuwe Sjah werd een trouwe bondgenoot van het Westen en de Verenigde
Staten. Mohammad Reza Sjah voerde vanaf de jaren zestig een westers
georiënteerd bewind, dat werd gekenmerkt door een reeks politieke, economische
en sociale hervormingen, maar tegelijkertijd een repressief karakter had. Het
succes van de hervormingen bleef voor brede lagen van de bevolking beperkt. Het
toenemend verzet tegen het bewind van de Sjah leidde begin 1979 tot diens val en
vertrek. De macht kwam na een korte overgangsperiode in handen van de
islamitische geestelijke ayatollah Khomeini, die kort daarop de Islamitische
6 Artikel 15 en 16 van de grondwet.
7 Country Profile 2006 Iran, Economist Intelligence Unit (EIU), p. 3.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Republiek Iran uitriep. Ayatollah Khomeini overleed in 1989 en werd opgevolgd
door ayatollah Ali Khamenei.
Vanaf 1997, toen de hervormingsgezinde president Mohammad Khatami aan de
macht kwam leek het mogelijk democratische hervormingen door te voeren in
Iran, zeker toen in 2000 de hervormingsbeweging een overweldigende
meerderheid in het parlement behaalde. De hervormingsbeweging vond echter
steeds de conservatieve Raad van Hoeders van de Grondwet op haar weg.
Belangrijke, door het parlement goedgekeurde wetsvoorstellen, zoals de toetreding
tot het VN-Antifolterverdrag en het VN-Vrouwenverdrag, werden door de Raad
van Hoeders afgewezen. Khatami en zijn regering werd hierdoor gebrek aan
slagkracht verweten en boette hij veel aan populariteit in.
Bij de parlementsverkiezingen van 2004 kregen de conservatieven, na uitsluiting
door de Raad van Hoeders van het gros van de hervormingsgezinde kandidaten,
weer de overhand in het parlement en in juni 2005 won Mahmoud Ahmadinejad
de presidentsverkiezingen.
2.1.3 Staatsinrichting
De staatsinrichting van Iran kent zowel elementen van een islamitische theocratie
als van een democratie. De Geestelijk Leider belichaamt het theocratische karakter
van de republiek en bekleedt formeel het hoogste gezag. Daarnaast is er een
gekozen president.
De Geestelijk Leider (Rahbar-e Enghelab)
De aanwezigheid van de Geestelijk Leider is gebaseerd op het door ayatollah
Khomeini geïntroduceerde leerstuk van de velayat-e faqih, de heerschappij van de
religieuze wetgeleerde.
De Geestelijk Leider wordt voor onbepaalde termijn gekozen door de Vergadering
van Experts. De Geestelijk Leider heeft op grond van artikel 57 van de Iraanse
grondwet8 de bevoegdheid om rechtstreeks in de aangelegenheden van de
wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht in te grijpen. Hij benoemt het
hoofd van de rechterlijke macht, de geestelijken die de helft (zes van de twaalf)
van de Raad van Hoeders uitmaken, alle hoge militaire functionarissen, de leiders
van het vrijdaggebed en het hoofd van de nationale radio en televisie. Momenteel
bekleedt ayatollah Ali Khamenei het ambt van Geestelijk Leider.
8 De grondwet (Qanun-e Asasi of `Fundamental Law') is op 3 december 1979 in werking
getreden en nadien op 28 juli 1989 gewijzigd.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

De president
De president is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet verantwoordelijk voor
de uitvoerende macht. Hij wordt iedere vier jaar door de bevolking gekozen en kan
maximaal twee termijnen dienen.
De wetgevende macht
De wetgevende macht wordt op grond van artikel 58 van de Iraanse grondwet
gevormd door het parlement (Majlis-e Shura-ye Eslami of Islamitische
Consultatieve Vergadering). De 290 leden van het parlement worden iedere vier
jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De meest recente verkiezingen
hebben plaatsgevonden op 20 februari 2004. De huidige voorzitter van het
parlement is Gholamali Haddad-Adel. De Raad van Hoeders van de Grondwet
heeft op 10 januari 2007 een wet goedgekeurd, waarbij de kiesgerechtigde leeftijd
werd verhoogd van vijftien tot achttien jaar.9 Voorstellen van de Raad om òf de
parlementsverkiezingen van 2008 een jaar uit te stellen, òf om de
presidentsverkiezingen van 2009 een jaar te vervroegen teneinde beide te laten
samenvallen, hebben het (voorlopig) niet gehaald.
Het parlement heeft naast zijn wetgevende taak ook tot taak de uitvoerende macht
te controleren. Het komt regelmatig voor dat ministers door het parlement worden
opgeroepen om verantwoording af te leggen over hun beleid. Het parlement kan
door middel van een motie van wantrouwen ministers tot aftreden dwingen.
De macht van het parlement op wetgevend gebied wordt aanzienlijk beperkt
doordat wetgeving die door het parlement wordt aangenomen, door de Raad van
Hoeders dient te worden goedgekeurd. Doordat elke kandidaat voor de
parlementsverkiezingen door de Raad van Hoeders dient te worden gescreend op
loyaliteit aan de beginselen van de Islamitische Republiek, wordt een groot aantal
potentiële kandidaten uitgesloten van deelname aan de verkiezingen.
Ten slotte geldt dat het parlement volgens de grondwet niet ontbonden kan
worden.
De uitvoerende macht
De regering bestaat uit de president, tien vice-presidenten en de overige ministers.
De ministers worden benoemd door de president na goedkeuring van het
parlement. Ook al is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet de president
verantwoordelijk voor de uitvoerende macht, in de praktijk verantwoorden de
ministers van Defensie, Veiligheid en Buitenlands Beleid zich meestal bij de
Geestelijk Leider. De president kan ministers ontslaan.
9 AP, 13 januari 2007. Deze wetgeving werd in de Official Gazette nr. 632/160631 van 6
januari 2007 bekend gesteld.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

De rechtsprekende macht
De rechtsprekende macht is in Iran een zeer invloedrijke machtsfactor, die in de
laatste jaren altijd zeer conservatief van karakter is geweest. Het hoofd van de
rechtsprekende macht moet een geestelijke zijn, die wordt benoemd door de
Geestelijk Leider. Sinds augustus 1999 is ayatollah Mahmoud Hashemi Shahrudi
het hoofd Strafrechtzaken van het ministerie van Justitie. De minister van Justitie
heeft in het Iraanse systeem weinig invloed.
In Iran bestaan naast de normale rechtbanken (openbare rechtbank genoemd), ook
revolutionaire rechtbanken. Deze laatste zijn opgericht in 1979 en zijn bevoegd
voor delicten zoals belediging van de Geestelijk Leider, mohareb (`strijd tegen
God') of mofzed fi'l arz (`verderf zaaien op aarde') - een algemene omschrijving
die voor veel politieke delicten (inclusief geweldloze) wordt gebruikt - en
drugsdelicten. Abortus, overspel, geloofsafval en seksuele handelingen tussen
personen van gelijke sekse, die in Iran worden beschouwd als een strafbaar feit,
worden behandeld door de openbare rechtbanken. In 1994 werden het Openbaar
Ministerie en de rechterlijke macht samengevoegd, zodat de rechter zowel de rol
van openbaar aanklager als van rechter kreeg toebedeeld. Deze constructie is in
2003 teruggedraaid, toen het instituut van openbaar aanklager opnieuw werd
ingevoerd.
Voor de berechting van geestelijken en militairen bestaan speciale afzonderlijke
rechtbanken.10
Het Hooggerechtshof, dat zestien afdelingen telt, heeft een beperkte bevoegdheid
om vonnissen van rechtbanken te herzien. De speciale rechtbank voor geestelijken
kent geen beroepsmogelijkheid.
De Raad van Hoeders van de Grondwet (Shura-ye Esasi-ye Qanun-e Nakaheneb)
De Raad van Hoeders moet toezicht houden op verkiezingen en toezien op het
islamitisch gehalte van de wetgeving. De helft van deze twaalf leden tellende raad
bestaat uit geestelijken die door de Geestelijk Leider worden benoemd. De andere
helft zijn seculiere magistraten afkomstig uit de rechterlijke macht. De benoeming
van de zes magistraten in de Raad van Hoeders geschiedt door het hoofd van de
rechterlijke macht, na instemming van het parlement. De Raad van Hoeders is zeer
behoudend van karakter. Secretaris van de Raad van Hoeders is ayatollah Ahmad
Jannati.
De Beoordelingsraad (Majma-ye Tashkhis-e Maslahat-e Nizam)
Geschillen tussen het parlement en de Raad van Hoeders worden besproken in de
Beoordelingsraad, waarin onder andere parlementariërs, leden van de Raad van
Hoeders en de hoofden van de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende
macht zitting hebben. De raad opereert voorts als een adviesorgaan voor de
10 De Perzische naam voor de rechtbank voor de geestelijkheid is dadgah-e vizhe-ye rohaniat en
de militaire rechtbank wordt aangeduid met dadgah-e nezami.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Geestelijk Leider. Vanaf september 2005 is er een nieuwe bevoegdheid
bijgekomen. De Geestelijk Leider heeft zijn bevoegdheid om toezicht te houden
over 's lands regering (artikel 110 van de grondwet) toen namelijk deels
gedelegeerd aan de raad. De Beoordelingsraad staat onder leiding van de
voormalige president van Iran, Ali Akbar Hashemi Rafsanjani.
De Vergadering van Experts (Majlis-e Khobregan of Majlis-e Khebregan)
De uit 86 geestelijken bestaande Vergadering van Experts wordt elke acht jaar
rechtstreeks door de bevolking gekozen. Bij het overlijden van de Geestelijk
Leider is de vergadering verantwoordelijk voor de verkiezing van een nieuwe
Geestelijk Leider. Officieel dient de vergadering ook toe te zien op het
functioneren van de Geestelijk Leider, waartoe de vergadering eens per twee jaar
bijeen hoort te komen. In de praktijk is de Vergadering van Experts echter
onderworpen aan de Geestelijk Leider. Op 15 december 2006 werden in Iran
verkiezingen gehouden voor de Vergadering van Experts. Uit de door de Raad van
Hoeders goedgekeurde 164 kandidaten werden de 86 nieuwe leden van de
vergadering gekozen. De uitslag liet een verlies zien voor aanhangers van
president Ahmadinejad. De opkomst was onverwacht hoog (60%). De strijd in de
aanloop naar deze verkiezingen speelde zich voornamelijk af tussen de meer
pragmatische oud-president Hashemi Rafsanjani en de radicale mentor van
president Ahmadinejad, Mesbah Yazdi. Beiden worden genoemd als mogelijke
opvolgers van de huidige Geestelijk Leider ayatollah Ali Khamenei. Ook bij de
eveneens op 15 december 2006 gehouden verkiezingen voor een aantal
gemeenteraden zijn pragmatisch conservatieven en hervormingsgezinden er in
geslaagd de dominante positie van de ultra-conservatieven in te perken.11
Provinciaal bestuur
De 30 Iraanse provincies worden bestuurd door centraal benoemde gouverneurs.
Strijdkrachten
De strijdkrachten bestaan uit het reguliere leger en de Revolutionaire Garde
(Sepah-e Pasdaran-e Enghelab-e Eslami), verenigd onder een gemeenschappelijke
generale staf. Alle hoge legerfunctionarissen12 worden benoemd door de Geestelijk
Leider en zijn rechtstreeks verantwoording aan hem verschuldigd.13
11 AFP/Reuters, 20 en 21 december 2006, Nederlands Dagblad, 22 december 2006, Le Figaro,
15 en 18 december 2006, Spiegel OnLine, 19 december 2006, `Iran: Elections consolidate
traditional conservatives (Oxford, Analytica, 19 december 2006).
12 Dit betreft de commandanten in het leger en de Revolutionaire Garde en hun
plaatsvervangers.
13 Enige commotie is ontstaan vanwege de verdwijning van Ali Reza Asghari, generaal b.d. bij
de Revolutionaire Garde en voormalig onderminister van Defensie. Volgens zijn vrouw zou
hij tijdens een privébezoek op 7 december 2006 vanuit Damascus in Turkije aangekomen.
Sindsdien zou hij spoorloos zijn. Hoewel in Turkse, Arabische en Israëlische media wordt
geopperd dat Asghari naar het Westen zou zijn overgelopen, stelde zijn familie dat hij door
10

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

De Revolutionaire Garde, die functioneert als een volledig leger, met luchtmacht,
landmacht en marine, heeft een grote invloed op andere instellingen zoals de
politie en het ministerie van Inlichtingen. Vanuit de Revolutionaire Garde zouden
volgens onbevestigde bronnen in de Amerikaanse media de meest geharde en
meedogenloze strijders van Iran worden geselecteerd voor dienstneming in de
Quds-Brigade14. Er zijn aanwijzingen dat deze paramilitaire eenheid al sinds de
jaren tachtig betrokken zou zijn bij geheime buitenlandse missies. De Quds-
Brigade zou verantwoordelijk worden gehouden voor geheime operaties van Zuid-
Azië tot West-Europa. In Bosnië zou de groep betrokken zijn geweest bij
gevechten tegen Serviërs, in Afghanistan steunde de eenheid het verzet tegen de
Taliban en ook in Libanon zouden leden van deze brigade actief zijn geweest.
Volgens de Amerikaanse autoriteiten zou de Quds-Brigade de laatste tijd ook
verantwoordelijk zijn voor het smokkelen van geavanceerde bermbommen
(Explosively Formed Penetrator (EFP)-explosieven) naar Irak voor aanslagen op
Amerikaanse troepen in dat land. 15
President Ahmadinejad, die zelf bij de Revolutionaire Garde heeft gediend, heeft
belangrijke functies in de uitvoerende en rechterlijke macht toebedeeld aan
personen afkomstig uit de Revolutionaire Garde die tijdens de 1980-l988 oorlog
met Irak in deze eenheid dienst deden. Zo verving hij in februari 2006 de meeste
gouverneurs van de provincies door veteranen afkomstig uit de Revolutionaire
Garde. Ook zijn `inner circle' zou veelal bestaan uit deze oudgedienden.16 17
Onder de verantwoordelijkheid van de Revolutionaire Garde vallen ook de
zogenaamde Basiji (officiële naam: Nirou-ye Moqavemat-e Basij) (Mobilized
Resistence Force), grotendeels uit vrijwilligers bestaande burgermilities die een
deel van de ordehandhaving voor hun rekening nemen. De positie van deze Basiji
als ondersteuner van politie en justitie is in 1992 in de wet vastgelegd.18 De
diverse Basiji-groepen opereren vanuit plaatselijke moskeeën. De meeste leden
voeren hun taak in hun vrije tijd uit naast hun normale werkzaamheden.
Waarnemers zeggen dat sommigen, de zogenaamde full time Basiji-leden, voor
hun diensten betaald worden door conservatieve elementen binnen het
overheidsapparaat. Verder zouden de leden bepaalde (financiële) voordelen

westerse inlichtingendiensten zou zijn ontvoerd. Asghari was in de jaren tachtig betrokken bij
de bewapening van de Zuid-Libanese sji'tische Hezbollah (ANP/Le Figaro, 13 maart 2007).
14 Jeruzalem-Brigade.
15 Nederlands Dagblad, 21 februari 2007; zie ook het antwoord van minister Verhagen op
vragen van het Tweede Kamerlid Wilders (PVV) over berichten dat Iraakse terroristen
explosieven van Iraanse makelij gebruiken, van 7 maart 2007, kenmerk DAM-128/07.
16 `Iran: Paramilitary influence reflects generation shift', Oxford Analytica, 15 februari 2007.
17 Volgens waarnemers zou er geleidelijk aan een wisseling van de wacht in Iran plaatsvinden.
De generatie van activisten van de islamitische revolutie van l979 zou langzaam plaats maken
voor veteranen uit de Revolutionaire Garde die hebben meegevochten in de l980-l988 oorlog
met Irak.
18 Law of Judicial Support for the Basidji, gepubliceerd in de Official Gazette 13946 van
december 1992.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

genieten, zoals lagere huurlasten, belastingvrije inkoop van artikelen en een
gemakkelijkere ingang voor familieleden tot overheidsfuncties. Inmiddels zijn de
Basiji zo vergroeid met de reguliere veiligheidstroepen, dat zij door veel
waarnemers als een integraal onderdeel van het staatsapparaat worden beschouwd.
Het komt dan ook slechts zeer zelden voor dat de reguliere politie of andere
onderdelen van het officiële staatsapparaat ingrijpen in het handelen van de
genoemde milities. Op 14 april 2007 vernietigde het Hooggerechtshof
doodvonnissen tegen zes Basiji-leden. Deze hadden in 2002 vijf mensen gedood,
omdat zij `zedelijk verdorven' zouden zijn.19
Onduidelijkheid bestaat er over het aantal Basiji-leden.20 Er zou een geheel uit
vrouwelijke Basiji-vrijwilligers bestaand bataljon `Al Zahra' actief zijn.
Een andere zeer conservatieve militie met een vergelijkbare positie is de uit enkele
duizenden leden bestaande Ansar-e Hezbollah (Volgelingen van de Partij van
God). Ook deze organisatie stelt zich ten doel de orde te handhaven volgens de
traditionele (conservatieve) interpretatie van de Islamitische Revolutie.
Momenteel staat de organisatie onder leiding van Foruz Rajaibar.
Ministerie van Inlichtingen (Vezarat-e Ettela'at va Amniyat-e Keshvar)21
Het ministerie van Inlichtingen is belast met de bescherming van de nationale
veiligheid, contraspionage en het observeren van illegale politieke groeperingen.
Thans is het de belangrijkste instantie ter bestrijding van politieke oppositie. Alle
Iraniërs die een potentieel gevaar zouden kunnen opleveren voor de veiligheid van
de staat, worden stelselmatig in de gaten gehouden.
2.2 Politieke ontwikkelingen
2.2.1 Binnenlandse politieke ontwikkelingen
In Iran werd in tegenstelling tot de vorige verslagperiode meer openlijke discussie
gevoerd over het door het huidige bewind gevoerde beleid, met name ten aanzien
van de toestand van de economie van het land 22 en de Iraanse nucleaire politiek.23
19 `Iran: End Arrests on Immorality Charges ­ Mass Detentions, Home Raids Are Assaults on
Privacy', Human Rights Watch, (New York, 17 mei 2007).
20 Officiële Iraanse bronnen spreken van elf tot twintig miljoen leden; volgens een westerse
studie uit 2005 zouden er 90.000 actieve leden zijn en 300.000 reservisten (Country Report
on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart 2007).
21 De SAVAMA was de opvolger van de veiligheidsdienst van de Shah, de SAVAK. De
SAVAMA werd in l984 omgevormd tot de VEVAK (Vezarat-e Ettela'at va Amniyat-e
Keshvar), het ministerie van Inlichtingen.
22 Ondanks het feit dat Iran een van 's werelds grootste olie- en gasvoorraden heeft, zorgen
dalende olieprijzen naast een dalende productie voor minder staatsinkomsten. In 2006 werd
er drie keer het toegestane bedrag (USD 45 miljard in plaats van USD 15 miljard) via de
12

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

In 2005 was Ahmadinejad aan de macht gekomen onder meer vanwege zijn
verkiezingsbeloftes inzake economische hervormingen, uitbanning van corruptie
en creëren van werkgelegenheid.24 Van deze beloftes lijkt in de praktijk weinig
terecht te zijn gekomen.25 In Iran werd geklaagd over de steeds stijgende prijzen
van levensonderhoud. Huisvesting en niet-gesubsidieerd voedsel zijn in 2006
aanmerkelijk duurder geworden.26 In het parlement nam het aantal parlementariërs
toe dat zich zorgen maakte over de begroting voor het komende jaar. Zij vonden
dat er veel te veel geld werd uitgegeven en dat Iran minder afhankelijk moest
worden van de olie-inkomsten.27
Ook in de media werd de koers van het beleid besproken.28 29 Conservatieve
kranten die Ahmadinejad tot dusver steeds hadden gesteund, zetten vraagtekens bij
de politiek van de regering tegenover het Westen. De opstelling van de president
zou niet bijdragen aan een constructieve oplossing van de nucleaire kwestie.30 Ook
lieten zij zich negatief uit over de onder auspiciën van de president georganiseerde
conferentie die de Holocaust in twijfel trok.31 De president blijft echter de steun
van de Opperste Leider, ayatollah Ali Khamenei, genieten, waardoor zijn positie
niet in gevaar lijkt te komen.
2.2.2 Buitenlandse politieke ontwikkelingen
De huidige regering Ahmadinejad breekt de door de regering Khatami ingezette
verbetering van de relaties met het Westen af. Niet alleen door het nucleaire
dossier staan de internationale betrekkingen onder druk. De houding van Iran en in
het bijzonder de huidige president is ook op andere terreinen anti-westers te
noemen.

olieinkomsten uitgegeven dan in het vijfjarenplan was overeengekomen. Zie ook het artikel
`Ahmadinejad challenged for control of Iran's economy', The Guardian, 7 maart 2007.
23 Country Report Iran, december 2006, Economist Intelligence Unit.
24 `Iran: Ahmadi-Nejad's Tumultuous Presidency', International Crisis Group, Middle East
Briefing no. 21 (Teheran/Brussel, 6 februari 2007).
25 Ibidem.
26 `Iran: Tehran to press ahead with nuclear enrichment', Oxford Analytica, 21 februari 2007.
27 Iran: Ahmadi-Nejad's Tumultuous Presidency, International Crisis Group, Middle East
Briefing no. 21 (Teheran/Brussel, 6 februari 2007).
28 `Mahmoud Ahmadinejad de plus en plus critiqué par les Iraniens', Le Monde, 24 januari
2007; `Iran: Ahmadinejad sous le feu des critiques', Libération, 20 januari 2007.
29 Naar aanleiding van een bijeenkomst in Qom van groot-ayatollah Hoseyn'Ali Montazeri met
leden van de Society in Support of Prisoners' Rights verscheen op 27 januari 2007 een
verslag op de website van Montazeri. Daarin riep deze op tot vrijlating van politieke
gevangenen en een open politiek klimaat in Iran. Montazeri was eertijds de kroonprins van
ayatollah Khomeiny, maar viel in l988 vlak voor diens overlijden in ongenade. In l997 werd
hij vijf keer onder huisarrest geplaatst vanwege kritische opmerkingen over het huidige
bewind in Iran (Reuters, 28 januari 2007; AFP, 27 januari 2007).
30 Zie paragraaf 2.2.2.
31 Ibidem.
13

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Nucleair
De verslagperiode werd wederom gedomineerd door het Iraanse nucleaire
programma. Binnen de internationale gemeenschap heerst argwaan over de
intenties van het nucleaire programma van Iran.32 Doordat Iran jarenlang
clandestien nucleaire activiteiten heeft uitgevoerd is het internationale vertrouwen
geschonden. De vraag is, of het programma louter vreedzame doeleinden dient
(kernenergie) of dat Iran een militair programma (kernwapens) nastreeft.33
Op 23 december 2006 stemde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
unaniem in met een ontwerpresolutie met beperkte sancties tegen Iran.34 Deze
sancties behelsden onder meer een verbod op de levering van materialen en
technologie die gebruikt kunnen worden voor het Iraanse verrijkingsprogramma.35
Op 22 februari 2007 bevestigde de IAEA officieel dat Iran zich niet had gevoegd
naar VNVR-resolutie 1737 en dat het land was doorgegaan met het verrijken van
uranium. Op 24 maart 2007 werd door de VN-Veiligheidsraad met unanimiteit
resolutie 1747 aangenomen met een aantal nieuwe maatregelen waarmee de druk
op Iran werd verhoogd het verrijkingsprogramma stop te zetten en volledige
openheid van zaken te geven over het nucleaire programma, zoals een ban op
wapenexporten naar Iran, bevriezing van tegoeden van in totaal 28 personen of
bedrijven of organisaties die betrokken zijn bij het Iraanse kernprogramma en een
verbod op reizen van Iraanse functionarissen die betrokken zijn bij het nucleaire
en ballistische rakettenprogramma.36 37 Mocht Iran niet binnen zestig dagen
reageren, dan worden nieuwe sancties overwogen.38 Iran blijft echter volhouden
dat het nucleaire programma slechts vreedzame doeleinden (energie) dient.39 Op 9
april 2007 claimde president Ahmadinejad tijdens de ceremoniële opening van
delen van de nucleaire faciliteit in Natanz dat Iran in staat zou zijn om op
industriële schaal uranium te verrijken.
Tegen de achtergrond van oplopende internationale spanningen over het Iraanse
nucleaire programma werden op 23 maart 2007 vijftien Britse marinemensen door
Iran in de Perzische Golf, vlak bij de grensrivier Shatt al-Arab opgepakt, omdat zij
32 `Iran's Nuclear and Missile Programs: a Strategic Assessment', Center for Strategic and
International Studies (Washington, 10 oktober 2006).
33 Zie ook het Algemeen Ambtsbericht Iran van augustus 2006. Op 25 januari 2007 stelde het
Amerikaanse vaktijdschrift Aviation Week Space Technology op zijn website dat Iran
spoedig een satelliet in de ruimte zou gaan brengen. Mocht Iran zelf een satelliet lanceren,
dan zou dit een nieuw licht werpen op de strategische capaciteiten van het land, zo meende
dit tijdschrift.
34 UN document S/RES/1737(2006) van 23 december 2006.
35 The Independent, 22 december 2006; Reuters, 23 en 24 december 2006.
36 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal van 28 maart 2007, kenmerk DVB/NN-157/07.
37 NRC Handelsblad, 21 februari 2007; AFP/ANP/DPA, 15 maart 2007
38 AFP, 24 maart 2007; Reuters, 25 maart 2007.
39 AFP/ANP/Reuters, 25 maart 2007.
14

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

in Iraanse territoriale wateren zouden varen. De Britten die in het Iraaks-Iraanse
grensgebied patrouilleerden in de strijd tegen smokkelaars en militanten die
illegaal vanuit Iran Irak zouden willen binnendringen, ontkenden dat.40 41 Uitruil
van de Britten tegen vijf Iraanse senior medewerkers van de Revolutionaire Garde
die op 11 januari 2007 door Amerikaanse troepen in Erbil in Noord-Irak waren
opgepakt op verdenking van steun aan het verzet in Irak, werd door internationale
waarnemers als mogelijk motief genoemd.42 De Europese Unie heeft op 30 maart
2007 in een verklaring de aanhouding van de Britten veroordeeld en om hun
onmiddellijke vrijlating gevraagd.43 In zijn persconferentie op 4 april 2007
kondigde president Ahmadinejad geheel onverwacht de vrijlating van de Britse
marinemensen aan. Op 5 april 2007 zijn de Britten naar Londen afgereisd.
Overig
In januari 2007 ging een omstreden tentoonstelling van tweehonderd Holocaust-
spotprenten in Iran op tournee. Vanaf augustus 2006 was de tentoonstelling in
Teheran te zien. De Iraanse autoriteiten hadden tot de Holocaust-expo besloten na
de publicatie in Europese media van Deense spotprenten over de profeet
Mohammed. In december 2006 was er in Teheran een conferentie `Review of the
Holocaust: Global Vision' georganiseerd. Daarin werd de omvang van de
genocide betwijfeld.44 In een open brief 45 bekritiseerde een groep Iraanse
intellectuelen echter deze conferentie.46 De Europese Unie bekritiseerde deze
conferentie scherp. In een EU-verklaring werd op 15 december 2006 `elke gehele
of gedeeltelijke ontkenning van de Holocaust als historisch feit' veroordeeld.47 Op
26 januari 2007 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een
resolutie aan, waarbij iedere ontkenning van de Holocaust werd veroordeeld.48
Tijdens een recent driedaags bezoek aan Maleisië, dat thans voorzitter is van de
Organisatie van Islamitische Conferentie (OIC), bracht Ayatollah Mahmoud
Hashemi Shahroudi, hoofd van de Iraanse rechterlijke macht, het voornemen ter
sprake om een internationaal islamitisch gerechtshof voor de rechten van de mens
op te richten. In tegenstelling tot het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, het
belangrijkste rechtsorgaan van de Verenigde Naties, zou het Internationale
40 AFP/ANP/Reuters, 28 maart 2007.
41 Bij een soortgelijk incident in 2004 werden acht Britse zeelui door Iran aangehouden en
gedurende drie dagen vastgehouden (Reuters, 30 maart 2007).
42 Oxford Analytica, `Iran/UK: No sign of Tehran consensus on seized sailors', 30 maart 2007.
43 Reuters, 30 maart 2007.
44 AFP/ANP, 2 januari 2007.
45 De inhoud van deze brief werd via website www.emadbaghi.com op het internet gezet.
46 AFP, 27 februari 2007.
47 ANP, 15 december 2006; Presidency Conclusions of the Brussels European Council Union,
14/15 december 2006, document 16879/06.
48 UN document A/RES/61/255 van 26 januari 2007; AFP, 26 januari 2007.
15

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Islamitische Gerechtshof zich alleen bezig moeten houden met zaken waar
islamitische landen bij betrokken zijn.49
2.3 Veiligheidssituatie
In eerdere verslagperiodes was vooral in de provincies Kordestan (Koerdische
minderheid) en Khuzestan (Arabische minderheid) sprake van onrust. Hoewel de
rust in de beide regio's lijkt teruggekeerd, is de spanning tussen de verschillende
groepen en de autoriteiten nog niet afgenomen.50
De provincie Sistan-Baluchistan (grenzend aan Afghanistan en Pakistan) die een
belangrijke sunnitische minderheid kent, vormde het afgelopen anderhalf jaar het
toneel van verschillende aanslagen en ontvoeringen. Deze werden toegeschreven
aan de extremistisch sunnitische groepering Jundallah (`Allah's Soldaten') van
Abdolmalek Righi.51 Op 14 februari 2007 vond een aanslag plaats in de stad
Zahedan gericht tegen de Revolutionaire Garde. Daarbij vielen veertien doden.
De Iraanse autoriteiten meldden op 14 maart 2007 de arrestatie van 207 leden en
sympathisanten van contra-revolutionaire groeperingen binnen een jaar in de
provincie Azerbayjan-e Gharbi. In deze provincie wonen belangrijke Koerdische
en Azeri minderheidsgroepen.52
2.4 Sociaal-economische situatie
Ondanks de behoorlijk hoge financiële inkomsten, dankzij de olieproductie, 53 54
stagneert de economie in Iran sinds het aantreden van president Ahmadinejad. De
animo van buitenlandse ondernemers wordt getemperd door de anti-westerse
houding van de president. Daarnaast is het staatsbedrijven en ministeries verboden
om bepaalde goederen, die ook in Iran kunnen worden gekocht, te importeren. De
handelaren op de bazaar, de hoeksteen van de Iraanse economie, nemen een
afwachtende houding aan en velen van de Iraanse rijken parkeren hun geld op
buitenlandse rekeningen of resideren tijdelijk in het buitenland. Het parlement
heeft de economische plannen, die de nieuwe regering binnen de contouren van
het vierde Vijfjarenplan heeft voorgesteld, geaccepteerd. De bestrijding van de
49 IRNA/Trouw, 5 maart 2007; AFP, 6 maart 2007.
50 Zie ook paragraaf 2.3 van het algemeen ambtsbericht Iran van 30 augustus 2006.
51 Zie ook paragraaf 3.4.3; AFP, 14 maart 2007.
52 AFP, 14 maart 2007.
53 Iran produceerde in 2006 gemiddeld 3,9 miljoen vaten ruwe olie per dag (Country Report
Iran, May 2006, EIU, p. 10).
54 Iran wil niet alleen kernenergie omdat het zich als regionale macht wil profileren, maar het
land zou volgens een op 25 december 2006 verschenen publicatie van de Johns Hopkins
Universiteit voor een ernstige crisis staan met zijn oliewinning en ­industrie en lijkt
kernenergie daadwerkelijk hard nodig te hebben. Iran is bovendien erg afhankelijk van de
opbrengsten van de olie-export.
16

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

inkomensongelijkheid en de onderontwikkeling is een van de doelstellingen van
deze plannen.55
Eén van de meest nijpende problemen blijft de combinatie van een hoge inflatie en
een hoge werkloosheid (gemiddelde inflatie 13.3% in 2005/2006, verwachte
gemiddelde 2006/2007 15.8% inflatie).56 De officiële werkloosheid ligt volgens de
overheid op 12%, maar lokale analisten wijzen veeleer op een percentage tussen
de 20 en 25%. Vooral onder jongeren (jonger dan 25 jaar) is de werkloosheid
hoog.57 Naar verwachting zullen de overheidsbestedingen toenemen om de
werkloosheid te bestrijden. Dit zal de inflatie doen stijgen. De wens om Iran te
verlaten is groot. Jaarlijks verlaten meer dan 150.000 jonge hoger opgeleide
Iraniërs het land. Voor grote lagen van de bevolking is het moeilijk financieel rond
te komen. Nog steeds leeft ongeveer 10% van de bevolking (zo'n 7.5 miljoen
Iraniërs) in armoede.
In de Human Development Index van de UNDP staat Iran momenteel op plaats 96
van de 177 landen.58

55 Country Report Iran, May 2006, EIU, p. 23.
56 Country Report Iran, november 2006, EIU, p. 12.
57 Idem, p. 31.
58 Table 1 Human Development Index, Human Development Report 2006, UNDP,
http://hdr.undp.org/statistics/data/countries, geraadpleegd op 21 februari 2007.
17

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en protocollen
Iran heeft de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschreven
en is partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, inclusief het Protocol van
1967.59 Iran heeft voorts de volgende verdragen ondertekend en bekrachtigd:60
- Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
(International Covenant on Civil and Political Rights, ICCPR), door Iran
bekrachtigd op 24 juni 1975;
- Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten
(International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESC),
door Iran bekrachtigd op 24 juni 1975;
- Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van
Rassendiscriminatie (International Convention on the Elimination of All
Forms of Racial Discrimination, CERD), door Iran bekrachtigd op 29 augustus
1968;
- het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Convention on the Rights of the
Child, CRC), door Iran bekrachtigd op 13 juli 1994. Bij dit verdrag is het
voorbehoud gemaakt dat Iran zich het recht voorbehoudt om bepalingen die in
strijd zijn met de islamitische wet buiten toepassing te laten.
Iran heeft de volgende verdragen ondertekend, maar nog niet bekrachtigd 61:
- Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie tegen
Vrouwen (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination
Against Women, CEDAW);
- Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende
Behandeling of Bestraffing (Convention against Torture and Other Cruel,
Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, CAT).
59 United Nations High Commissioner for Refugees, States Parties to the 1951 Convention
relating to the Status of Refugees and the 1967 Protocol, as of 1 March 2006; Declarations
and Reservations to the 1951 Convention relating to the Status of Refugees, as of 1 March
2006. Iran heeft zich het recht voorbehouden vluchtelingen niet de `meest begunstigde'
behandeling te verlenen, zoals die wordt verleend aan onderdanen van derde landen waarmee
Iran hiertoe een overeenkomst heeft gesloten.
60 Multilateral treaties deposited with the Secretary General ­ TREATY I-IV-6;
www.untreaty.un.org, geraadpleegd op 21 februari 2007.
61 Wetsvoorstellen ter bekrachtiging van beide verdragen zijn in augustus 2003 door de Raad
van Hoeders verworpen wegens strijdigheid met de beginselen van de islam en de Grondwet.
Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.1.1. Gedurende de
verslagperiode hebben zich geen relevante ontwikkelingen voorgedaan. Het is niet reëel te
verwachten dat de verdragen in de nabije toekomst bekrachtigd worden.
18

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Ten slotte heeft Iran op 31 december 2000 het Statuut van het Internationaal
Strafhof ondertekend. Bekrachtiging heeft nog niet plaatsgevonden. Het is niet
duidelijk welke technische of politieke factoren bekrachtiging ophouden.
Bekrachtiging lijkt echter geen prioriteit te hebben. De niet-bekrachtiging van
bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Israël lijkt een belangrijke reden voor Iran
om ook af te wachten.
3.1.2 Nationale wetgeving
Grondwet
De Iraanse Grondwet dateert van 1979 en werd voor het laatst gewijzigd in 1989.
Artikel 4 van de Grondwet stelt dat alle wetten en regelgeving gebaseerd zullen
zijn op islamitische principes. De Grondwet erkent een aantal gebruikelijke
grondrechten als vrijheid van meningsuiting, pers, religie, vereniging en
vergadering, bewegingsvrijheid, eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering en
van onmenselijke behandeling en vrijwaring van huiszoekingen en arbitraire
aanhoudingen. Deze rechten zijn vastgelegd in de artikelen 19 tot en met 42 van de
Grondwet.62 De Grondwet kent echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te
perken. Zo is in de artikelen 20, 21, 26 en 28 de grondwettelijke bepaling
neergelegd dat het desbetreffende grondrecht niet in strijd mag zijn met de
beginselen van de islam. Ook is in een aantal artikelen neergelegd, dat de vrijheid
bij wet kan worden ingeperkt (bijvoorbeeld de artikelen 24 en 33). In paragraaf 3.3
zal nader worden ingegaan op de beperking van verschillende grondrechten.
Anti-folterwetgeving
Het wetsontwerp dat beoogt artikel 38 van de Grondwet - het voorkomen van
marteling van gevangenen - te verankeren in de nationale wetgeving is nog steeds
niet aangenomen. Het wetsontwerp ligt volgens de Iraanse autoriteiten bij de
Beoordelingsraad van het parlement. De Iraanse autoriteiten meldden dit tijdens de
vierde ronde van de mensenrechtendialoog in juni 2004. De bestudering van het
wetsontwerp door de Beoordelingsraad zou zich in de eindfase bevinden.63 Van
enige vooruitgang is in de verslagperiode niets bekend.
62 Artikel 19 van de grondwet stelt dat een ieder in Iran, ongeacht de stam of clan, gelijke
rechten geniet en dat mensen met een bepaalde huidskleur, ras, taal en zo meer geen
voorrechten genieten. Artikel 20 van de grondwet stelt dat alle `leden van de natie', man en
vrouw, gelijke bescherming van de wet en alle mensenrechten, economische, politieke,
sociale en culturele rechten genieten, met in achtneming van de principes van de islam. Een
verbod op discriminatie op basis van seksuele geaardheid komt echter in de Iraanse grondwet
niet voor.
63 Over de inhoud van het wetsontwerp: zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004,
pagina 18.
19

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Concept-wet op het jeugdstrafrecht
Een wetsvoorstel inzake strafrecht voor minderjarigen ligt momenteel voor aan
een commissie van het parlement. De grootste verandering zou de instelling van
rechtbanken voor minderjarigen inhouden en alternatieve strafoplegging. Zo vormt
een belangrijk onderdeel de mogelijkheid voor de rechters om de doodstraf niet op
te leggen indien de rechter van mening is dat de veroordeelde niet mentaal
volwassen is, en veroordeelde door te verwijzen naar een zogenoemd
hervormingsinstituut in plaats van naar de gevangenis. Van enige vooruitgang in
de parlementaire behandeling van dit wetsontwerp is niets bekend.
3.2 Toezicht
3.2.1 Internationaal
Verenigde Naties (VN)
Door de VN wordt de mensenrechtensituatie in Iran kritisch gevolgd. Sinds 2003
hebben diverse bezoeken van thematische werkgroepen en
mensenrechtenrapporteurs aan Iran plaatsgehad zoals de Werkgroep inzake
arbitraire detentie, de Speciale Rapporteur inzake bescherming van het recht op de
vrijheid van meningsuiting en de Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van
migranten.
Op geen van de onderwerpen van de VN-werkgroepen en thematische VN-
mensenrechtenrapporteurs is echter sprake geweest van merkbare vooruitgang.
Bovendien heeft Iran op een aantal verzoeken van VN-mechanismen om het land
te bezoeken nog niet gereageerd.64 Aanbevelingen vanuit de werkgroepen en de
mensenrechtenrapporteurs worden niet opgevolgd door Iran. Mede hierom nam de
Algemene Vergadering van de VN tijdens haar 61e zitting op 19 december 2006
opnieuw een resolutie aan die de slechte mensenrechtensituatie in Iran
veroordeelde.65 Intimidatie van mensenrechtenactivisten, beperkingen voor wat
betreft de vrijheden van vergadering en meningsuiting, voortdurend gebruik van
foltering en mishandeling, stenigingsvonnissen, executie van minderjarigen,
voortdurend geweld en discriminatie tegen vrouwen en meisjes, en
64 Het gaat om uitstaande verzoeken van de Speciale Rapporteurs inzake marteling,
onafhankelijkheid van rechters en advocaten, buitengerechtelijke executies. De Werkgroep
inzake gedwongen verdwijningen en de Speciaal Rapporteur inzake godsdienstvrijheid
wachten al enige tijd op bevestiging van een mogelijk bezoek (www.OHCHR.org)(website
van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten ­ Office of the High Commissioner for
Human Rights).
65 UN document A/RES/61/176 van 19 december 2006; Reuters, 20 december 2006.
20

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

mensenrechtenschendingen tegen etnische en religieuze minderheden werden in
deze resolutie sterk betreurd.66
Europese Unie
Op Europees niveau vond in het verleden twee keer per jaar een alomvattende
dialoog met Iran plaats met daarin bijzondere aandacht voor de door de EU
geformuleerde zorgpunten: de nucleaire kwestie, de strijd tegen terrorisme, de
opstelling ten opzichte van het Midden-Oosten vredesproces en mensenrechten.67
In het najaar van 2004 concludeerde de EU dat de resultaten van de EU-Iran
mensenrechtendialoog tot dan toe teleurstellend waren. Op geen van de
onderwerpen die de EU als prioriteit voor de dialoog had aangemerkt, was sprake
geweest van merkbare vooruitgang. Hoewel de EU in principe bereid is om alle
diplomatieke kanalen richting Iran open te houden, inclusief de
mensenrechtendialoog, werd het initiatief voor de voortzetting van de dialoog bij
Iran gelegd. De aanvankelijk voor 18 en 19 december 2006 geplande EU-Iran
mensenrechtendialoog in Helsinki werd door Iran afgezegd in verband met de
steun van de EU aan de door Canada ingediende resolutie over Iran, die in
november 2006 door de Derde Commissie van de Verenigde Naties met een kleine
meerderheid werd aangenomen en in december 2006 ook door de Algemene
Vergadering van de VN werd aanvaard68. De Europese Commissie ondersteunt, in
het kader van de dialoog, nog wel een aantal projecten in Iran. Het gaat daarbij
voornamelijk om bijdragen aan VN-programma's ((United Nations Office on
Drugs and Crime (UNODC), United Nations Development Programme (UNDP)
en United Nations Children's Fund (UNICEF)).
De EU heeft zich in de verslagperiode kritisch uitgelaten over de
mensenrechtensituatie in Iran.69
Internationale NGO's
Ook organisaties als Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW)70
en Reporters Without Borders volgen de mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet.
Deze organisaties hebben echter geen kantoren in Iran en hebben ook in deze
verslagperiode geen toestemming voor een dergelijk kantoor gekregen. De
organisaties maken gebruik van een uitgebreid netwerk van informanten.
66 UN document A/RES/61/176 van 19 december 2006; Reuters, 20 december 2006.
67 De EU-Iran alomvattende dialoog heeft al sinds 2003 niet plaatsgehad.
68 Ditzelfde was ook naar aanleiding van de VN-resolutie in 2005 gebeurd.
69 Vergelijk laatstelijk Presidency Conclusions of the Brussels European Council, 14/15
december 2006, document 16879/06.
70 De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch kreeg op 13 maart 2007 de
Geuzenpenning 2007 overhandigd door oud-minister Jan Pronk van
Ontwikkelingssamenwerking. De prestigieuze onderscheiding wordt sinds l987 in
Vlaardingen uitgereikt aan personen en instellingen die zich op bijzondere wijze hebben
ingezet voor de democratie of tegen dictatuur, discriminatie en racisme.
21

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

3.2.2 Nationaal gouvernementeel
Binnen Iran opereren aan de overheid gelieerde mensenrechteninstanties zoals de
Islamic Human Rights Commission en de Article 90 Commission van het
parlement. Onder het huidige bestel leiden beide instanties een kwijnend bestaan.
3.2.3 Nationaal niet-gouvernementeel
Belangrijke, actieve mensenrechten-ngo's in Iran zijn de Association of Iranian
Journalists en het Defenders of Human Rights Centre.
Association of Iranian Journalists (AIJ)
De AIJ laat geregeld van zich horen en komt op voor een vrije pers en voor de
rechten van (vooral gedetineerde) journalisten en hun families. Voorzitter van de
AIJ is voormalig parlementslid Rajabali Mazroui.
Defenders of Human Rights Centre (DHRC)
De DHRC, waarvan Nobelprijswinnares Shirin Ebadi71 medeoprichter is, houdt
zich bezig met kostenloze rechtsbijstand voor politieke gevangenen en
ondersteuning van de families van politieke gevangenen. In augustus 2006 heeft
het ministerie van Binnenlandse Zaken de activiteiten van het DHRC illegaal
verklaard. In de houding van de Iraanse overheid ten opzichte van het DHRC is
sinds augustus 2006 geen verandering opgetreden. Het verbod op de activiteiten
van het DHRC is ook in deze verslagperiode nog niet opgeheven.72
Het wordt mensenrechtenactivisten van tijd tot tijd moeilijk of zelfs onmogelijk
gemaakt hun werkzaamheden uit te voeren. Ook wordt geprobeerd advocaten te
ontmoedigen politiek gevoelige zaken aan te nemen.73
Bestaande ngo's zijn vanaf februari 2006 verplicht zich opnieuw te laten
registreren. Doen zij dit niet, dan verloopt de, vaak moeizaam verkregen,
vergunning. Hernieuwde inschrijving zou bedoeld zijn om de overheid de
mogelijkheid te geven gedetailleerde informatie te verkrijgen over de activiteiten
van de ngo's en met wie contacten worden onderhouden of van wie financiering
wordt ontvangen. Wanneer een ngo financiering vanuit het buitenland ontvangt,
bestaat de mogelijkheid dat de organisatie van spionage wordt beticht. Ngo's
dienen alle activiteiten die zij samen met een internationale ngo ondernemen, te
rapporteren aan verschillende ministeries, waaronder de ministeries van
Binnenlandse Zaken, van Buitenlandse Zaken en van Informatie.
71 `I will fight as long as I'am alive', interview met mevrouw Ebadi in Spiegel Online van 29
augustus 2006.
72 Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart 2007.
73 Zie ook paragraaf 3.3.1.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

3.3 Naleving en schendingen
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
De Iraanse grondwet stelt de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid te
garanderen. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting worden echter door
een aantal artikelen in de Perswet en het wetboek van Strafrecht beperkt.
Bovendien mag een uiting in de pers en in publicaties niet in strijd zijn met de
beginselen van de islam. Het is niet aan te geven welke mening of publicatie
precies in strijd is met de beginselen van de islam.74 De ene keer wordt een
kritische uitspraak toegelaten, een andere keer worden de critici gearresteerd of
krijgt bijvoorbeeld een krant een verschijningsverbod. Op dit punt is er sprake van
een arbitraire rechtspraktijk. Ook het aanhouden van klachten, het opleggen van
borgtocht en het opschorten van straffen zijn in Iran gebruikelijke praktijken.
Dissidenten verkeren daardoor in permanente onzekerheid.75
Meningsuitingen die als delict worden gekwalificeerd, worden veelal behandeld
door de revolutionaire rechtbanken die bekend staan om hun harde houding ten
opzichte van persdelicten. De journalistenorganisatie Reporters Without Borders
plaatste Iran in haar jaarlijkse rapport over persvrijheid bijna onderaan de lijst
(nummer 162 van in totaal 168 landen).76 Iran behoort daarmee volgens deze
organisatie tot de landen met de minste persvrijheid ter wereld.77 Ook het Britse
Foreign Office stelde in augustus 2006 dat het uitoefenen van het recht op vrijheid
van meningsuiting vanaf juli 2005 aanzienlijk was afgenomen. Daarbij waren
vooral medewerkers van de door de staat gecontroleerde media, ngo's, studenten,
internetgebruikers en leden van door de staat in het leven geroepen vakbonden het
doelwit van door de overheid ingestelde beperkingen.78
Ook Amnesty International en Human Rights Watch stelden dat de autoriteiten de
vrijheid van meningsuiting sterk beperkten.79 Het US State Department stelde dat
74 Het komt vaak neer op zaken als uitingen van kritiek op de president, op de Geestelijk Leider
en op het principe van de velayat-e faqeh, en opmerkingen over het nucleaire dossier.
75 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal van 13 september 2006, DAM-493/06.
76 World Press Freedom Index 2006, Reporters Without Borders (Parijs, 23 oktober 2006).
77 2007 Annual Report, Reporters Without Borders (Parijs, 1 februari 2007). De Europese Unie
heeft op 6 oktober 2006 een verklaring doen uitgaan, waarin de EU zijn grote bezorgdheid tot
uiting bracht over de persvrijheid in het algemeen en over de voortdurende intimidatie van
journalisten in het bijzonder (Brussel, 5 oktober 2006), document 13261/06.
78 United Kingdom Foreign & Commonwealth Office, Human Rights Annual Report 2006
(Londen, augustus 2006).
79 Iran: Amnesty International concerned at continuing harassment of journalists and women's
rights activists, AI Index MDE 13/015/2007, 7 februari 2007; World Report 2006, Human
Right Watch.
23

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

bedreigingen en het lastig vallen van journalisten waren toegenomen sinds het
aantreden van president Ahmadinejad.80
Kranten en tijdschriften
Iran kende een groot aantal kranten en weekbladen, die het hele spectrum van zeer
conservatief tot uiterst hervormingsgezind bestreken, maar van de laatste categorie
is weinig overgebleven. Sinds 2000 zijn zo'n honderd kranten en weekbladen
gesloten. Censuur voorafgaand aan publicaties vindt plaats. Verschillende
bronnen, waaronder Shirin Ebadi en Human Rights Watch stellen dat de overheid
de censuur verscherpt. Uitgevers van kranten krijgen van tijd tot tijd (veelal
ongeschreven) instructies van het ministerie van Cultuur en Islamitische
Begeleiding om bepaalde zaken niet te publiceren.81
Dit ministerie zou hierbij nauw samenwerken met het ministerie van Inlichtingen.
Volgens genoemde bronnen passen journalisten in hoge mate zelfcensuur toe.82
Kranten, weekbladen en redacteuren werden ook regelmatig achteraf gestraft voor
hun berichtgeving. Formele aanklachten ontbreken veelal. Het is daarom niet altijd
duidelijk waarop de sluitingen worden gebaseerd. Het vermoeden is op gronden
zoals laster, belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek en
het in gevaar brengen van de staatsveiligheid.83 Zo werd op 11 september 2006 het
gematigde dagblad Shargh gesloten na publicatie van een cartoon die als
beledigend voor president Ahmadinejad werd beschouwd. 84 In februari 2004 was
het dagblad ook al eens gesloten. Een andere gematigde krant Rouzegar werd op
23 oktober 2006 gesloten, omdat deze te veel op Shargh zou lijken. Dit zou in
strijd met de Perswet zijn. Op 11 maart 2007 werd bekendgemaakt dat het dagblad
Shargh na de Nowrooz vakantie (het Iraanse nieuwjaar) eind maart/begin april
weer mocht verschijnen.85 De redactie van Shargh geeft voorts met ingang van 11
maart 2007 nog het weekblad genaamd `Shahrvand' (`Staatsburger') uit. Op 12
80 Het Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart
2007 spreekt van een toegenomen `harassment' van journalisten.
81 Naar verluidt mag de media bijvoorbeeld niet zonder voorgaande toestemming over executies
schrijven.
82 Zie ook Worldpress.org, - Iran ­ Information Crackdown, 26 oktober 2006.
83 Zie hiervoor onder andere de artikelen 500 (propaganda tegen het Islamitische regime), 514
(belediging van de Geestelijk Leider), 698 (laster, publicatie van leugens) en 700
(verkondigen van leugens) van de Iraanse strafwet.
84 De Press Supervisory Board zou de krant Shargh van meer dan 70 overtredingen hebben
beticht, zoals het publiceren van provocatief materiaal, het overtreden van de speciale
verordeningen van de Hoge Nationale Veiligheidsraad, en het beledigen van religieuze,
politieke en nationale personen. De publicatie van een afbeelding op de achterkant van
Shargh op 7 september 2006 van een schaakbord waarop een paard (Bush/Westen) tegenover
een ezel (Ahmadinejad) staat, was de meest directe aanleiding voor het verschijningsverbod
(AFP, 11 september 2006; RFE/RL, 19 oktober 2006).
85 Reuters, 11 maart 2007.
24

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

maart 2007 werd ook het verbod op de krant Ham-Mihan van Gholamhossein
Karbaschi, oud-burgemeester van Teheran en uitgever van deze krant, opgeheven.
86 Karbaschi werd tevens vrijgesproken in verband met de aanklacht van handelen
in strijd met de openbare veiligheid. De krant kreeg in mei 2000 een tijdelijk
verschijningsverbod opgelegd.
Op 3 februari 2007 werd het conservatieve dagblad Siyassat-e Rouz (`Politiek van
Vandaag') door de Press Supervisory Board87 verboden na publicatie van een
artikel dat kwetsend zou kunnen zijn voor sunnieten.88 Het verschijningsverbod
werd op 7 maart 2007 weer ingetrokken.89 Ook het dagblad Yas-e No is inmiddels
gesloten. 90 Het regeringsgetrouwe dagblad Iran kreeg vorig jaar een
verschijningsverbod van vijf maanden, omdat het een spotprent had gepubliceerd
die door de autoriteiten als kwetsend voor de Azeri minderheid werd beschouwd.
Op 26 september 2006 heeft de Europese Unie in een verklaring zijn bezorgdheid
uitgesproken over de sluiting van een viertal kranten, waaronder de Shargh, en het
voortdurend lastig vallen en intimideren van journalisten.
Op 12 september 2006 werden de maandbladen Nameh en Hafez verboden. Het
laatstgenoemde blad mocht na 33 edities niet meer verschijnen, omdat een gedicht
van de het regime niet welgevallige dichter Nader Naderpour was gepubliceerd.
Ook van het maandblad Khatereh werd de vergunning ingetrokken.
Op 28 september 2006 werd het blad Omid-e Sahel verboden naar aanleiding van
een artikel dat de nationale eenheid in de provincie Hormozgan zou verzwakken.
In de stad Bushehr werd begin oktober 2006 het hervormingsgezinde weekblad
Safir-e Dashtestan gesloten wegens belediging van Geestelijk Leider Khamenei.
Directeur Pourmand, uitgever Hoseyn Royin en de typiste van het gewraakte
artikel werden gearresteerd. Na enige dagen werd het drietal op borgtocht
vrijgelaten.
Op 14 maart 2007 werd het gematigde Iraanse dagblad Asia Daily na een
verschijningsverbod sinds januari 2006 vanwege het publiceren van een foto van
de Duitse bondskanselier Angela Merkel met blote armen weer toegestaan te
verschijnen.

86 AFP, 12 maart 2007.
87 De Press Supervisory Board is een overheidsinstantie verantwoordelijk voor de interpretatie
en naleving van de (veelal vaag geformuleerde) perswet. Indien de perswet wordt overtreden,
wordt dit door de Board aan de rechterlijke macht gerapporteerd, die vervolgens de betrokken
individuen of media ter verantwoording roept.
88 AFP, 3 februari 2007; Reuters, 4 februari 2007.
89 AFP, 7 maart 2007.
90 AFP/Reuters, 6 januari 2007.
25

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Mensenrechtenactivisten, (on line) journalisten, internettechnici
On line journalisten, internettechnici en mensenrechtenactivisten worden het
slachtoffer van beknotting van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
Volgens Amnesty International is het bedreigen en lastig vallen van journalisten
en mensenrechtenactivisten sinds enige tijd aanzienlijk toegenomen.91 92
Zo worden er nog steeds (internet) journalisten en webloggers aangehouden,
ondervraagd, gearresteerd en al dan niet op borgtocht vrijgelaten. Rechtszaken
kunnen lang op zich laten wachten, zodat de betrokkenen in het ongewisse worden
gelaten over wat er met hen zal gebeuren. Mocht het dan tot een rechtszaak en een
veroordeling komen, dan kan het voorkomen dat de straf eerst (veel) later wordt
opgelegd. Bijvoorbeeld in het geval van Isa Saharkhiz (uitgever van het
maandblad Aftab) die in juni 2006 tot vier jaar gevangenisstraf werd veroordeeld
en gedurende vijf jaar niet als journalist werkzaam mag zijn. De aanklacht tegen
betrokkene die nog steeds vrij rond zou lopen, luidde `belediging van de
grondwet' en `uitspraken tegen de regering'. Het vonnis tegen betrokkene werd
pas vijf maanden na de uitspraak van de rechtbank aan zijn advocaten bekend
gesteld. Van het maandblad Aftab werd de vergunning tot publicatie ingetrokken.
De uitgever Saghi Baghernia van het economische dagblad Asia werd op 19
augustus 2006 tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens propaganda
tegen de regering. Shirko Jahani (correspondent voor een Turks
nieuwsagentschap) en Hussein Saidpour (uitgever van het weekblad Sepass)
werden in november 2006 gearresteerd in verband met het schrijven van kritische
stukken voor de buitenlandse pers en belediging van etnische aard met betrekking
tot de bewoners van de provincie Lorestan. Uitgever Mohsen Ashrafi van het sinds
mei 2002 verboden dagblad Bonyan werd medio maart 2007 veroordeeld tot een
boete van vijf miljoen rials (US$ 500) in verband met het publiceren van leugens
met de bedoeling de openbare orde te beroeren en ook nog tot een boete van vijf
miljoen rials in verband met het beledigen van hoge geestelijken. Op 14 maart
2007 werd het verschijningsverbod van het dagblad Bonyan definitief bevestigd.
Committee to Protect Journalists toonde zich bezorgd over het lot van Ali
Farahbakhsh die zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld al meer dan
veertig dagen in de Evin gevangenis in Teheran zou verblijven. Betrokkene, lid
van de Iranian Journalists Union en een voormalig journalist bij de inmiddels
verboden dagbladen Yas-e No en Shargh, waar hij over economie en buitenlandse
91 `Iran: Amnesty International concerned at continuing harassment of journalists and women's
rights activists', AI Index: MDE 13/015/2007, van 7 februari 2007.
92 Zo moesten op 4 maart 2007 vijf activistes voor vrouwenrechten voor de rechtbank
verschijnen vanwege deelname aan een ongeoorloofde bijeenkomst op 12 juni 2006 in
Teheran. Vier andere activistes zijn in staat van beschuldiging gesteld. Een datum voor hun
proces is nog niet bekend (`Iran: Women on Trial for Peaceful Demonstration', Human
Rights Watch, 27 februari 2007).
26

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

aangelegenheden schreef, werd bij terugkomst van een civil society bijeenkomst in
Bangkok op 27 november 2006 aangehouden door de veiligheidsdienst.93 Ook de
Iranian Journalists Union sprak al op 6 januari 2007 haar bezorgdheid uit over het
lot van Farahbakhsh. Inmiddels zou Farahbakhsh wegens `spionage' gedagvaard
worden bij de revolutionaire rechtbank van Teheran. Ook Amnesty International
toonde zich bezorgd over het lot van Farahbakhsh.94
De Canadees-Iraanse intellectueel en schrijver Ramin Jahanbegloo die eind april
2006 werd gearresteerd en op beschuldiging van spionage en het hebben van
contacten met het buitenland zonder officiële aanklacht enige tijd gedetineerd
heeft gezeten in de Evin gevangenis, is op 30 augustus 2006 op borgtocht
vrijgelaten. Hij zou een reisverbod opgelegd hebben gekregen, maar zou naar
verluidt later toch naar India gereisd zijn.
Verscherpte controle op vliegveld op reizende journalisten
Het US State Department stelde dat de autoriteiten het verbod op uitreis als wapen
gebruikten tegen journalisten.95 Het Iraanse ministerie van Inlichtingen verklaarde
op 4 maart 2007 dat verschillende journalisten waren opgepakt op beschuldiging
van handelen met buitenlandse steun tegen de nationale veiligheid. Volgens dit
ministerie zouden zij berichten hebben verspreid die verdeeldheid zouden kunnen
zaaien onder de etnische minderheden.96 Geestelijk Leider ayatollah Ali Khamenei
had kort daarvoor nog gewaarschuwd voor een `fluwelen revolutie', waarbij
buitenlandse krachten intellectuelen en andere personen in het land zouden kunnen
gebruiken om een verandering van regime te bewerkstelligen.97
Journalisten die een buitenlandse reis hebben gemaakt, lopen bij terugkeer in Iran
gerede kans aangehouden en ondervraagd te worden. Zo werd in november 2006
een groep van 21 journalisten die een seminar in Nederland georganiseerd door
een Nederlandse ngo en de Iranian Journalists Association hadden bijgewoond, bij
terugkeer in Iran aangehouden en op de luchthaven van Teheran drie uur lang
ondervraagd, waarna zij werden vrijgelaten.98
Drie vrouwelijke journalisten (Mansureh Shojai, Talat Taghinia en Farnaz Seifi)
die zouden hebben deelgenomen aan de campagne `Een Miljoen
Handtekeningen'99 georganiseerd door Iraanse activistes om persoonlijke en on-
93 Committee to Protect Journalist (New York, 9 januari 2007).
94 Amnesty International, urgent action 40/07 van 16 februari 2007.
95 Het Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart
2007.
96 Zie ook paragraaf 3.4.3 van dit algemeen ambtsbericht.
97 AFP/Reuters, 4 maart 2007.
98 AI Index: MDE 13/133/2006 van 6 december 2006.
99 `Analysis: Iranian women's `million signatures' campaign gains reformist backing',
International Foundation for the Protection of Human Rights Defenders (Genève, 29 januari
2007).
27

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

line handtekeningen te verzamelen tegen discriminatoire wetten jegens vrouwen,
werden op 27 januari 2007 op de luchthaven van Teheran aangehouden en voor
ondervraging meegenomen naar Sectie 209 van de Evin gevangenis in Teheran.
Zij stonden op het punt om naar India te vliegen teneinde daar aan een workshop
van de Shahrzad News website deel te nemen. Hun huizen werden doorzocht,
daarbij zijn persoonlijke bezittingen in beslag genomen. De drie vrouwen waarvan
de twee eerstgenoemden lid waren van het Women's Cultural Center, behoorden
tot een groep van vijftien personen die naar India zou afreizen. De overigen was
verteld dat zij weliswaar konden afreizen, maar dat bij terugkeer de gevolgen voor
hen zouden zijn. Daarop besloten zij thuis te blijven. Twee dagen na hun arrestatie
werden de drie vrouwen op borgtocht vrijgelaten. Binnen twee maanden zouden
zij zich moeten verantwoorden voor de rechter vanwege het in gevaar brengen van
de nationale veiligheid.100 101 Vooralsnog is over deze zaak geen nadere informatie
bekend.
Internet
Internetgebruik is toegestaan in Iran, maar onder streng gecontroleerde
voorwaarden. Veel websites worden geblokkeerd, omdat ze niet geschikt zouden
zijn voor `de publieke moraal'. Alle inwoners van Iran worden getroffen door het
blokkeren van websites en niet alleen Iraniërs. 102 Hoewel men sinds meer dan een
jaar kan internetten over een satellietverbinding of ADSL, waardoor men
nauwelijks tot geen last heeft van filters, is dit echter nog niet in alle delen van het
land beschikbaar. Ook in Teheran is het niet overal voorhanden. Daarnaast is deze
oplossing voor de gemiddelde Iraanse internetter erg kostbaar ($80 tot $100 per
maand bij een gemiddeld maandelijks inkomen van $200). De meeste internetters
hebben een inbelverbinding. Naast het blokkeren van toegang richt de Iraanse
overheid zich ook op het uit de lucht halen van websites, onder meer door het
overnemen van servers.103
In de verslagperiode is het aantal websites dat geblokkeerd werd, toegenomen. Het
gaat hierbij vooral om de politiek georiënteerde sites, zoals o.a. Reporters Without
Borders, de Mojahedin-e Khalq Organization104 en de aan hen gelieerde websites,
vrouwen websites, You Tube en onlangs ook Schoolbank.nl.105
Zogenaamde `proxies' om de geblokkeerde websites toch te kunnen bereiken,
worden na verloop van tijd toch gevonden en vervolgens geblokkeerd. Er worden
100 AFP, 28, 29 en 30 januari 2007; Reuters, 31 januari 2007.
101 Beantwoording Kamervragen van het lid Van Baalen over de aanhouding van drie leden van
de Iraanse vrouwenbeweging, DMV/MR-039/07 van 13 februari 2007.
102 Met zo'n 7, 5 miljoen surfers heeft Iran het grootste aantal internetgebruikers in het Midden-
Oosten, na Israël (The Guardian, 4 december 2006).
103 Gesprek met Radio Nederland Training Center, 13 maart 2007.
104 Zie ook paragraaf 3.4.2.
105 Waarschijnlijk door het woord `bank'; sites met dit woord worden naar verluidt laatstelijk
veelal geblokkeerd.
28

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

echter steeds weer nieuwe `proxies' gevonden. Daarnaast werd een aantal websites
verboden, waardoor men ook in het buitenland niet meer naar deze sites kan
`surfen'.
In oktober 2006 werd door de regering de internetsnelheid aan een maximum
gebonden. Dit geldt zowel voor een inbelverbinding als voor de geavanceerde
aansluitingen. Het aantal toegestane kilobytes per seconde is maximaal 128,
waardoor het `downloaden' van bijvoorbeeld documenten en films ernstig wordt
bemoeilijkt. 106 Heeft men een inbelverbinding, dan is de snelheid nog maar een
derde van het toegestane maximum.
Het is niet precies duidelijk op welke juridische grond vervolging van
internetdelicten plaatsvindt. Wel heeft een werkgroep bestaande uit
vertegenwoordigers van de ministeries van Inlichtingen, Communicatie en
Technologie, Cultuur en Islamitische Begeleiding een regeling opgesteld die
regels aan internet-activiteiten stelt. Deze regeling is op 20 augustus 2006 door de
Iraanse regering goedgekeurd. Aanvankelijk werden ook de webloggers in de
regeling vermeld, maar na tal van protesten werd deze groep uit de regeling
geschrapt. De regeling is op 27 november 2006 in werking getreden. De
goedgekeurde en in werking getreden tekst van de regeling zou echter niet zoals
gebruikelijk gezegeld zijn en evenmin voorzien zijn van een handtekening. Ook
zou er in de tekst van de regeling geen strafmaat op overtreding staan. Nieuwe
websites zijn verplicht de site te registreren bij de afdeling pers- en
informatiezaken van het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding.107
Bestaande websites kregen na aankondiging van de nieuwe regeling twee maanden
de tijd om zich te laten registreren. De zogenaamde `Internet Surveillance
Commission' die onder het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding
valt, ziet toe op de handhaving van de regeling. Bij de sluiting van de website
Baztab op 13 februari 2007 werd voor het eerst openlijk gesteld dat de
medewerkers van deze website in strijd hadden gehandeld met de regeling van 27
november 2006. Op 19 maart 2007 werd het verschijningsverbod op de website
Baztab opgeheven.108
Het bijhouden van een eigen `weblog' op het internet heeft in Iran een vlucht
genomen. Inmiddels zouden er circa 70.000 zogenaamde `bloggers' in Iran actief
zijn, aldus Reporters Without Borders.109 De autoriteiten hebben hard opgetreden
tegen diverse bloggers. Op 12 september 2006 werd weblogger Mojtaba
Saminejad, die in februari 2005 in verband met het beledigen van de islam
106 Worldpress.org ­ Iran ­ Information Crackdown, 26 oktober 2006; The Guardian, 18 oktober
2006.
107 AI Index MDE 13/133/2006 van 6 december 2006.
108 AFP, 19 februari 2007.
109 The Guardian van 4 december 2006 noemde echter al een aantal van zo'n 100.000 bloggers.
29

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

veroordeeld was tot een gevangenisstraf van twee jaar en tien maanden, formeel
vrijgelaten. Hij zou al sinds juni 2006 thuis zijn geweest.110 Journalist en
weblogger Arash Sigarchi werd op 23 december 2006 van alle aanklachten
formeel vrijgesproken, nadat hij in januari 2006 was opgepakt om zijn straf van
drie jaar uit te zitten. Hij had op 7 juni 2006 medisch verlof gekregen in verband
met zijn ziekte (kanker).111 In december 2006 kwam de zaak tegen vier112van de in
2005 gearresteerde webloggers voor de rechtbank. Van de vier webloggers
verblijft alleen Tamimi nog in Iran, de anderen zijn het land ontvlucht. Door
omstandigheden (rechter of openbaar aanklager niet aanwezig) is de geplande
zitting van de rechtbank diverse keren niet doorgegaan.
Na een inval in het kantoor van de website Advar die gelieerd was aan een
studentenorganisatie, werd de site op 19 september 2006 gesloten. Op 12 februari
2007 werd de conservatieve website Baztab illegaal verklaard in verband met
overtreding van de regeling van 27 november 2006 inzake het monitoren van
internet-activiteiten. Op 19 maart 2007 werd dit verbod weer opgeheven.113
Met betrekking tot een in voorbereiding zijnde wet gerelateerd aan
computercriminaliteit is in de verslagperiode geen nadere informatie beschikbaar
gekomen.
Radio en televisie
In Iran worden op radio en televisie alleen programma's van de staatsomroep
Islamic Republic of Iran Broadcasting (IRIB) aangeboden.
Vanuit het buitenland (met name de Verenigde Staten) is via de satelliet echter een
groot aantal particuliere Perzischtalige en diverse buitenlandse televisiezenders te
ontvangen. Deze zenders representeren een breed scala, waarbinnen zich ook
diverse oppositiegroeperingen in ballingschap bevinden.114 Ontvangst van deze
televisiezenders is in Iran verboden. Er is een verbod op de verkoop en het bezit
van satellietschotels voor tv-ontvangst. Een in december 2002 door het parlement
aangenomen wetsvoorstel om het verbod gedeeltelijk op te heffen werd op 21
januari 2003 door de Raad van Hoeders verworpen.115 Het is niet bekend wat de
stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel op dit moment is. Ondanks het
verbod beschikken veel Iraanse huishoudens over een satellietschotel. Acties om
satellietschotels in beslag te nemen vinden plaats. Zo kondigden de autoriteiten in
juli 2006 nog eens aan streng te zullen optreden tegen het gebruik van particuliere
schotelantennes die, hoewel illegaal, de afgelopen jaren in Iran op grote schaal in
110 `Blogger Mojtaba Saminejad gets early release after nearly 18 months in prison', Reporters
Without Borders, 19 september 2006.
111 Ibidem.
112 Roozbeh Mirebrahimi, Shahram Rafizadeh, Omid Memarian en Javad Gholam Tamimi.
113 AFP, 19 maart 2007.
114 Zoals de BBC, VOA en Radio Farda.
115 Zie ook het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.3.1.
30

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

gebruik zijn genomen. Duizenden schotelantennes zouden inmiddels in beslag zijn
genomen.116 Bezitters van schotelantennes kunnen een geldboete tussen de een en
vijf miljoen rials (circa 100 tot 500 euro) opgelegd krijgen. Ook worden de
signalen van satellieten gestoord, zodat ontvangst tijdelijk niet mogelijk is. Vele
Iraniërs beschuldigen de Revolutionaire Garde van dit storen van de
satellietsignalen.
Boeken
Boeken die in Iran worden uitgegeven, dienen vooraf goedkeuring te krijgen van
het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding (Vezarat-e Farhang va
Ershad-e Eslami). Pas nadat deze goedkeuring is verleend, mogen drukkerijen tot
het drukken van een boek overgaan. Daarna volgt een tweede
goedkeuringsprocedure op het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding.
Naast integrale goedkeuring of afkeuring van boeken komt het ook voor dat het
ministerie de uitgever te kennen geeft dat publicatie pas kan plaatsvinden na het
aanpassen van bepaalde passages. Uitgevers dienen bij de aanvraag tot
goedkeuring een overeenkomst te tekenen waarin zij verklaren eventuele afkeuring
van het boek te accepteren en dat zij eventueel gewenste aanpassingen zullen
doorvoeren alvorens zij tot publicatie overgaan. Doen zij dat niet, dan kan het
boek simpelweg niet gedrukt worden en lopen ze gevaar te worden ondervraagd of
zelfs te worden gearresteerd. Ook zouden auteurs minder vooruitstrevende
uitgevers kiezen om verbod op hun boek, dat hen vanwege de keuze van uitgever
zou treffen, te vermijden. Onder de zesde majlis (de zesde parlementaire termijn
die liep van 2000 tot 2004) vond vooral censuur plaats op publicaties die kritiek
leverden op het bestaande model van de islamitische staat in Iran of op moreel
verwerpelijke publicaties (bijvoorbeeld passages over seksualiteit in romans).
Onder het huidige bewind lijkt de censuur verder te gaan en wordt het voor
uitgevers steeds lastiger boeken uit te geven. Inmiddels zou zelfs de herdruk van
sommige eerder uitgegeven boeken worden verboden. Onder meer het uitblijven
van richtlijnen op het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding zorgt
voor een grote stagnatie in de goedkeuringsprocedure. Midden februari 2007 heeft
een aantal uitgevers een klacht bij het ministerie van Cultuur ingediend in verband
met strenger geworden regels bij het uitgeven van nieuwe boeken en het verbod op
het heruitgeven van tal van boeken. Hun klacht is gericht op de weinig
transparante wijze die bij weigering gehanteerd wordt. Er bestaat geen wetgeving
over de wijze waarop boeken kunnen worden uitgegeven. Ook achten zij de
censuur willekeurig en afhankelijk van het oordeel van een enkele ambtenaar. Bij
weigering wordt geen uitleg verschaft. Men heeft ook te maken met zeer lange
wachttijden om een antwoord te krijgen of een boek mag worden uitgegeven of
niet.
116 AI Index: MDE 13/133/2006 van 6 december 2006.
31

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Het Iraanse wetboek van Strafrecht kent geen specifieke straffen voor het bezit
van verboden boeken en ander materiaal zoals afbeeldingen of video's, zolang het
om privé materiaal gaat. Wanneer dit worden aangetroffen, blijft het bij
inbeslagname hiervan door de autoriteiten.117
Het met een commercieel oogmerk handelen in literatuur, video's en ander
materiaal dat aanstootgevend of beledigend voor de islam wordt geacht, is wel
verboden. De straffen variëren van drie maanden tot een jaar gevangenisstraf en/of
geldboetes. Indien grote voorraden van verboden werken aanwezig zijn die
bedoeld zijn voor (gratis) verspreiding met een meer politiek oogmerk, kan ook
strafvervolging plaatsvinden. Deze vindt dan meestal plaats op grond van een
aanklacht wegens verstoring van de publieke orde, een delict dat door de
revolutionaire rechtbank wordt behandeld.
Overige culturele uitingen
Iraanse kunstenaars worden met regelmaat belemmerd in hun werk door de Iraanse
autoriteiten. Vaak onder het mom van `immoreel gedrag' of `strijdigheid met de
islamitische waarden en normen'.
Studenten/academici
Met enige regelmaat hebben studenten in Teheran en elders in het land
geprotesteerd tegen beperkingen die hen door het regime zouden zijn opgelegd.
Vooral ageerden zij tegen de verwijdering van medestudenten van diverse
universiteiten en het gedwongen ontslag of de pensionering van sommige
professoren en docenten, het dagvaarden van studenten voor disciplinaire
commissies of de hoge huren van de kamers op de campus. Volgens waarnemers
zouden de autoriteiten een succesvolle campagne hebben gelanceerd om de
universiteiten van politiek activisme te zuiveren. Daarbij worden studenten niet
van de straat geslagen maar ontmoedigd de straat op te gaan om te demonstreren.
Studenten moeten er namelijk rekening mee houden dat voortzetting van hun
studie afhangt van hun politieke gedrag.118 Human Rights Watch meldde dat aan
het begin van het nieuwe academische jaar eind september 2006 het diverse
studenten vanwege hun politieke overtuigingen of mening door de autoriteiten
onmogelijk werd gemaakt zich voor de gewenste studierichting in te schrijven.
Andere studenten moesten alvorens tot de registratie te worden toegelaten een
zogenaamde `commitment letter' ondertekenen. Daarbij werd deelname aan het
117 Vanwege de hoge mate van gevoeligheid van de Iraanse autoriteiten ten opzichte van de
activiteiten van de MKO, vormen de gevallen van het in bezit hebben van MKO materiaal
een uitzondering op deze praktijk. Zie ook paragraaf 3.4.2.
118 `Gebreidelde breinen ­ Aanhangers van de islamitische revolutie smoren elk verzet op de
Iraanse universiteiten', NRC Handelsblad, 26 november 2006; `Iran: End ban on access to
higher education', Human Rights Watch (New York, 19 oktober 2006); `Clampdowns on
student activists', Worldpress.org, 13 maart 2007.
32

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

universitair onderwijs afhankelijk gesteld van de in te nemen politieke positie.119
Naar verluidt zou het comité dat toezicht moet houden op publicaties van
studenten van de Shahrud Universiteit in de provincie Semnan, onlangs nog de
publicatie `Culture of Resistance' hebben verboden.120
Mede vanwege het beleid ten aanzien van studentenactivisten en ­ organisaties
zouden er onlangs vanuit het parlement schriftelijke vragen zijn gesteld aan
minister Parviz Zahedi van Hoger Onderwijs. Over de reactie van de zijde van de
bewindsman is vooralsnog niets bekend.
Op 27 december 2006 werd studentenactivist Kianoosh Sanjari op borgtocht
vrijgelaten. Hij was gearresteerd op onduidelijke beschuldigingen van handelen
tegen de veiligheid van de staat en propaganda tegen het systeem. Een datum voor
hervatting van zijn proces is nog onbekend.121
Volgens zijn advocaat zou studentenactivist Abbas Deldar omstreeks 10 januari
2007 voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld na de helft van zijn gevangenisstraf
van vijftien jaar te hebben uitgezeten. Oorspronkelijk was Deldar vanwege zijn
aandeel in de studentendemonstraties van juli 1999 ter dood veroordeeld. Later
werd dit vonnis omgezet in vijftien jaar gevangenisstraf. In verband met de
onlusten onder studenten in l999 waren talrijke studenten en activisten
gearresteerd, de meeste van hen zijn na verloop van tijd weer vrijgelaten. Enkele
activisten zouden nog gevangen worden gehouden.122
Op 24 januari 2007 werd de arts dr. Hesam Firouzi op borgtocht vrijgelaten. Hij
was eerder in hechtenis genomen, omdat hij een ontvluchte gevangene (Ahmad
Batebi) thuis medische zorg had verleend, in interviews aan buitenlandse media
had verteld over marteling in gevangenissen in Iran en omdat hij in het bezit van
een illegale satellietschotel was. Amnesty International is bezorgd dat Hesam
Firouzi opnieuw zou kunnen worden vervolgd vanwege zijn
mensenrechtenactiviteiten.123
119 `Denying the Right to Education', Human Rights Watch (New York, 19 oktober 2006);
`Clampdowns on student activists', Worldpress.org 13 maart 2007.
120 Iranian Labour News Agency (ILNA), 23 januari 2007.
121 AI Index: MDE 13/001/2007 van 10 januari 2007.
122 RFE/RL, 10 januari 2007. Na een gevangenschap van zeveneneen half jaar weigerde Ahmad
Batebi in april 2005 van zijn medisch verlof naar de gevangenis terug te keren. Hij werd door
de autoriteiten als voortvluchtig beschouwd en om die reden na zijn aanhouding in juli 2006
opnieuw berecht. Hij zou thans vastzitten in de Evin gevangenis in Teheran. In een brief van
22 februari 2007 aan de Europese Commissie sprak de International Foundation for the
Protection of Human Rights Defenders grote bezorgdheid uit over de gezondheidstoestand
van Batebi. Inmiddels zou ook Somayeh Bayanat, vrouw van Batebi, op 21 februari 2007 in
Gorgan waar zij als tandarts werkzaam is, door de veiligheidsdienst zijn opgepakt (`Iran: Free
wife of political prisoner seized on street', Human Rights Watch, 23 februari 2007)(Amnesty
International AI Index: MDE 13/019/2007 van 23 februari 2007).
123 AI Index: MDE 13/007/2007 van 26 januari 2007.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Studentenactivist en woordvoerder van de hervormingsgezinde
studentenorganisatie Organisation of the Educated of Islamic Iran, Abdollah
Momeni, die in december 2005 vijf jaar voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd
kreeg voor zijn rol in de studentenacties van juni 2003, kreeg op 4 februari 2007
op het vliegveld van Teheran geen toestemming om naar de VS te vliegen. Hij
begeleidde professor Hashem Aghajari van de Faculteit Geschiedenis aan de
Tarbiat Modares Universiteit in Teheran124die aan het Massachusetts Institute of
Technology (MIT) een speech zou houden, maar net als Momeni geen
uitreistoestemming kreeg.125
In november 2005 kondigde de rechterlijke macht aan de Geestelijk Leider te
hebben verzocht achttien studenten, die tijdens diverse protesten van de afgelopen
jaren gearresteerd waren, amnestie te verlenen.126 Het is niet bekend of dit
daadwerkelijk is gebeurd.
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Vrijheid van vergadering
De grondwet garandeert de vrijheid van vergadering, zolang deze niet ingaat tegen
de principes van de islam. In de praktijk treden de autoriteiten echter zowel op
tegen anti-overheidsdemonstraties als tegen samenscholingen waarvoor niet
expliciet toestemming is verleend. Hierbij kan het voorkomen dat demonstranten
worden aangehouden en verhoord. Vreedzame demonstranten worden vaak
aangevallen door de milities van de Ansar-e Hezbollah en de Basiji.
124 Aghajari die tijdens de Iran-Irak oorlog van l980 ­ l988 een been verloor, kreeg
internationale bekendheid toen hij vanwege blasfemie ter dood werd veroordeeld. In een
speech in 2002 had hij gezegd dat moslims geen apen waren die blindelings religieuze leiders
moesten volgen. In 2004 werd deze straf omgezet in vier jaar gevangenisstraf. In maart 2005
werd de tenlastelegging teniet gedaan.
125 AFP/Der Standard, 4 februari 2007.
126 De Geestelijk Leider zou ook gevraagd zijn een overzicht van het aantal nog gevangen
zittende studenten te verschaffen. Op 30 juli 2006 is activist Akbar Mohammadi in de Evin
gevangenis overleden. Hij was in hongerstaking. Mohammadi was tijdens de
studentenprotesten in 1999 gearresteerd. Zijn doodstrafvonnis in eerste aanleg was in hoger
beroep omgezet in vijftien jaar gevangenisstraf. De advocaat van Mohammadi geeft aan geen
toegang tot zijn cliënt in de gevangenis te hebben gehad. Zijn broer Manouchehr
Mohammadi, eveneens tot een lange gevangenisstraf veroordeeld voor zijn aandeel in de
studentenprotesten in l999, zou tijdens zijn verlof om de begrafenis van zijn broer bij te
wonen kans hebben gezien te ontsnappen en zou Iran inmiddels met onbekende bestemming
hebben verlaten. Inmiddels is op 6 september 2006 een tweede hongerstaker, Valiollah Feyz
Mahdavi, in de gevangenis overleden (`Iran: New death of political prisoner in custody
independent investigation of prison deaths essential', Human Rights Watch, 7 september
2006).
34

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Hoewel beperkt, vinden er af en toe werknemersprotesten plaats in de vorm van
stakingen en demonstraties tegen achterstallige uitbetaling van salarissen en
schendingen van hun rechten als werknemers. Zo demonstreerden begin maart
2007 duizenden leraren bij het parlementsgebouw voor aanneming van de Pay
Parity Bill, waarin de salarissen van het onderwijzend personeel in
overeenstemming zouden worden gebracht met de salarissen van het
overheidspersoneel. De demonstranten beschuldigden president Ahmadinejad
ervan zich niet te houden aan zijn verkiezingsbeloftes om (olie)rijkdommen
eerlijker te verdelen. In verband met verstoring van de openbare veiligheid zouden
bij de demonstraties vijf mensen zijn opgepakt. Leraren in Iran zouden tussen de
$200 en $300 per maand verdienen, niet genoeg om met name in Teheran rond te
komen. Daarom worden velen gedwongen er een tweede baan bij te nemen.127 Bij
een daaropvolgende demonstratie op het Baharestan plein in Teheran van
onderwijzers trad de oproerpolitie hard op en zouden volgens ooggetuigen op 14
maart 2007 enkele honderden demonstranten zijn aangehouden waaronder enkele
prominente leden van de Teachers' Union (Kanoon-e Senfi-ye Moaleman), zoals
secretaris-generaal Ali Akbar Baghani en woordvoerder Mahmud Beheshti-
Langerudi, alsmede Alireza Hashemi, secretaris-generaal van de Iranian Teachers'
Association (Sazeman-e Moaleman). Het is niet bekend hoeveel arrestanten
inmiddels zijn vrijgelaten.128
Vrijheid van vereniging
De vrijheid van vereniging is vastgelegd in artikel 26 en 27 van de Iraanse
grondwet, maar is in deze artikelen begrensd door de principes van de islam. Voor
de oprichting van een vereniging is vooraf toestemming nodig van het ministerie
van Binnenlandse Zaken. Binnen dit ministerie bevindt zich een speciaal comité
dat zich bezighoudt met aanvragen voor de oprichting van verenigingen. Een
vergunning voor een vereniging wordt verstrekt voor de periode van twee jaar en
dient vervolgens elke twee jaar vernieuwd te worden. Het komt regelmatig voor
dat aanvragen niet worden gehonoreerd. Europese waarnemers stellen dat de
autoriteiten in toenemende mate controle uitoefenen op maatschappelijke
organisaties.
Iran Freedom Movement (IFM) 129
De IFM wordt door de Iraanse autoriteiten nog steeds beschouwd als een verboden
vereniging. Over het beroep dat de leden van de IFM in 2003 hadden
aangespannen tegen de door de revolutionaire rechtbank gelaste ontbinding is ook
in deze verslagperiode niets nader vernomen.
127 AFP, 13 maart 2007.
128 Iranian news website Advar, 14 maart 2007; www.workers-iran.org, 18 maart 2007;
www.roozonline.com, 19 maart 2007; BBC Monitoring, 20 maart 2007.
129 De IFM is een religieus nationalistische groepering die scheiding tussen staat en religie
voorstaat.
35

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Vakbonden
Iran kent geen vakbonden in de gangbare zin van het woord. Fabrieken en grote
bedrijven kennen wel een `Islamic Council of Labourers' (ICL). Deze zijn echter
niet onafhankelijk en lopen sterk aan de leiband van de desbetreffende directeuren
en overheidsambtenaren. Vertegenwoordigers van deze ICL's vormen samen `The
House of Labour', ook wel `Workers' House' genoemd.
De House of Labour vaardigt een vertegenwoordiger af naar de International
Labour Organisation (ILO), waar ook een regeringsvertegenwoordiger en een
vertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie zitting in hebben.
De politieke betekenis van deze organisaties is verwaarloosbaar. Demonstraties
van ontevreden werknemers, bijvoorbeeld over slechte werkomstandigheden of het
uitblijven van salarisbetalingen, worden niet door de ICL's georganiseerd. De
ICL's proberen over het algemeen juist een matigende rol te spelen en uitingen
van ontevredenheid te voorkomen.
Een duidelijk voorbeeld van schending van vakbondsrechten in Iran was de
arrestatie van een groot aantal werknemers, tevens lid van de officieuze `vakbond',
van de busmaatschappij van Teheran (Sharekat-e Vahed), en naar verluidt ook van
sommige leden van hun families, toen deze werknemers een staking op 28 januari
2006 planden. Zij wilden protesteren tegen de detentie van hun vakbondsvoorman
Mansour Ossanlu en voor erkenning van hun vakbondsrechten. Ossanlu werd op
19 december 2006 op borgtocht vrijgelaten, nadat hij binnen een jaar voor een
tweede keer was gearresteerd.130 Het is onbekend wanneer zijn rechtszaak
begint.131 Het EU Voorzitterschap was in een verklaring d.d. 13 december 2006
van oordeel dat de arrestatie van Ossanlu `appeared to be without credible
justification' en sprak zijn bezorgdheid uit over diens behandeling in de
gevangenis.132
De Iraanse autoriteiten worden internationaal regelmatig aangespoord
vakbondsrechten van arbeiders te respecteren.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging
De sji'itische islam is de officiële religie van Iran. Daarnaast worden het
christendom, het zoroastrisme en het jodendom erkend als enige officiële
minderheidsgodsdiensten. In Iran zijn tevens aanhangers van het bahá'i geloof.
Ook zijn er jehova's getuigen, en is er een sunnitische minderheid en een
minderheid van soefi's. In deze paragraaf volgt over elk van de genoemde
godsdiensten een korte uiteenzetting. Ook wordt de situatie beschreven van de
130 Reuters, 20 december 2006.
131 AI Index: MDE 13/011/2007 vam 31 januari 2007.
132 Ministry for Foreign Affairs of Finland, press release 526/2006, 13 december 2006.
36

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Hojjatieh-gemeenschap, een ultra-conservatieve, sji'itische, anti-bahá'i gerichte
beweging.
Islam
Bijna 99% van de bevolking in Iran hangt de islam aan. Het beleid van de
overheid is gericht op strikte naleving van islamitische waarden en normen. De
Iraanse grondwet verklaart de sji'itische islam (en de Ja'fari-school van denken)
tot officiële religie van Iran.133 Verreweg het grootste deel van de Iraanse
bevolking is sji'itisch moslim. Het sunnisme komt voornamelijk onder etnische
minderheden als Koerden, Baluchi's, Turkmenen en Arabieren voor.
Christendom, zoroastrisme en jodendom (positie christenen geactualiseerd per 12
februari 2008)
Deze erkende religieuze minderheden hebben het recht op eigen publicaties en de
mogelijkheid het eigen geloof te belijden, zo lang zij niet pogen anderen te
bekeren. Leden van de erkende religieuze minderheden mogen stemmen. Het is
leden van religieuze minderheden niet toegestaan om te worden gekozen in
vertegenwoordigende lichamen of om hoge regerings- of militaire functies te
vervullen. Zij kunnen bijvoorbeeld niet tot president worden gekozen. Voor de
religieuze minderheden zijn vijf zetels in het parlement gereserveerd.134 Hoewel
leden van de erkende religieuze minderheden hun kinderen naar privéscholen, die
op hun eigen religie zijn gestoeld, kunnen sturen, vallen ook deze scholen onder de
supervisie van het Iraanse ministerie van Onderwijs. Het lesmateriaal, ook het
religieuze, moet naar verluidt worden goedgekeurd door het ministerie van
Onderwijs.135 Assyrische christenen mogen naar verluidt hun eigen lesmateriaal
schrijven, dat na goedkeuring van de autoriteiten op kosten van de overheid wordt
gedrukt en verspreid binnen de Assyrische gemeenschap.136
Ondanks de bescherming door de grondwet komt discriminatie op religieuze
gronden voor,137 bijvoorbeeld wanneer het gaat om een baan bij de overheid of aan
de overheid gelieerde instanties. Vanwege deze discriminatie op de arbeidsmarkt,
gekoppeld aan een somber economisch perspectief, kiezen veel religieuze
minderheden voor emigratie.
133 Artikel 12 van de Iraanse grondwet benadrukt de `volledige eerbiediging en vrijheid' van het
sji'isme ten opzichte van soennitische varianten van de islam.
134 International Religious Freedom Report 2007- Iran, US Department of State (14 september
2007). Van deze vijf zetels zijn er twee voorbehouden voor Armeense christenen en één voor
de Assyriërs en Chaldeeërs. Een zetel is toegewezen aan de joodse gemeenschap en één aan
de zoroastriërs.
135 International Religious Freedom Report 2007- Iran, US Department of State (14 september
2007).
136 Ibidem.
137 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department (6 maart
2007); International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US Department of State (14
september 2007); 2006 World Report, Human Rights Watch.
37

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Door toepassing van de sharia worden de erkende religieuze minderheden
achtergesteld op het terrein van het recht en gerechtelijke procedures, zoals
getuigenissen, erfrechtkwesties138 en tot voor kort bloedgeld.139 Voor erkende
religieuze minderheden is het uiterst moeilijk in geval van discriminatie op
religieuze gronden een beroep te doen op de overheid.
Zij doen soms een beroep op hun eigen kerkgemeenschap voor bemiddeling. Dit is
echter vrijwel altijd zonder resultaat als de discriminatie is gebaseerd op de
gehanteerde sharia-wetgeving. De ministeries van Islamic Culture and Guidance
(Ershad) en Intelligence and Security (MOIS) houden nauwgezet iedere
uitingsvorm van godsdienstige overtuiging in de gaten.140 Met name
gemeenschappelijke godsdienstige en culturele activiteiten van religieuze
minderheden, alsmede hun organisaties (waaronder scholen), staan daarbij in de
aandacht. Leden van erkende religieuze minderheden hoeven zich in het algemeen
niet als zodanig te laten registreren bij de autoriteiten. Godsdienst staat ook niet
vermeld in de nationale identiteitsbewijzen.
Volgens het US State Department rapport inzake godsdienstvrijheid 2007 leidt het
optreden van de autoriteiten tot een bedreigende negatieve gezindheid tegenover
niet-erkende religieuze minderheden (zoals de bahá'is en de soefis),
evangeliserende christenen (evangelisatie is niet toegestaan) en leden van de
joodse gemeenschap in Iran vanwege onder andere anti-Israël propaganda van de
overheid.141 De christelijke organisatie `Open Doors' plaatste op de Ranglijst
Christenvervolging over 2006 Iran op een derde plaats, voorafgegaan door Noord-
Korea en Saoedi-Arabië.142
138 Zo zal een tot de islam bekeerde persoon alle familiebezittingen erven, terwijl zijn niet-
islamitische familieleden niets krijgen (Country Report on Human Rights Practices Iran
2006, US State Department (6 maart 2007)).
139 Eind 2003 is de wet op het gebied van bloedgeld (diyeh) gewijzigd waardoor ook verwanten
van een niet-islamitisch (d.w.z. joods, christelijk of zoroastrisch) slachtoffer het volledige
bloedgeld ontvangen. Daarvoor kregen zij slechts de helft van hetgeen voor een moslim
betaald diende te worden. De hoogte van het bij moord of bij een verkeersongeluk met
dodelijke afloop te betalen bloedgeld wordt jaarlijks door het ministerie van Justitie bepaald.
Met ingang van het nieuwe Iraanse jaar dat op 21 maart 2007 is begonnen, is het bloedgeld
voor het leven van een man vastgesteld op 350 miljoen rial (US$ 37.600) en voor het leven
van een vrouw op 175 miljoen rial (US$ 18.800) (AFP, 29 maart 2007).
140 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
141 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran , US Department of State (14 september
2007). Zie ook US Country Report on Human Rights Practices Iran 2006 (6 maart 2007).
142 Stichting Open Doors (Ermelo, 5 februari 2007).
38

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Hieronder wordt apart stil gestaan bij de drie erkende religieuze minderheden.
Christenen
Er zijn ongeveer 300.000 christenen in Iran, waarvan de meerderheid uit etnische
Armeniërs bestaat.143 Veel etnische Armeniërs zijn woonachtig in Teheran en
Isfahan. Er zijn naar schatting 10.000 etnische Assyrische christenen in Iran.
Armeense en Assyrische christenen vormen in de Iraanse samenleving
geïntegreerde gemeenschappen. In Iran geboren christenen zijn in staat zonder
problemen hun geloof uit te oefenen in hun eigen taal, zoals het Armeens.
Niettemin vinden er wel kerkdiensten in het Perzisch plaats. Etnische Armeniërs
hebben hun eigen media, zoals de Armeenstalige krant Alik die in een oplage van
4350 exemplaren in Teheran in een eigen drukkerij wordt gemaakt, en het
culturele Perzisch-talige magazine Faslnameh-e Peyman (`Covenant Quarterly')
dat in Teheran wordt gedrukt en regelmatig verschijnt.144
De Armeense kerkgebouwen worden door de overheid beschermd als onderdeel
van het nationaal cultureel erfgoed. De Iraanse autoriteiten hebben Qara Kelisa of
de Zwarte Kerk145 in de gelijknamige plaats Qara Kelisa in het noordwesten van
het land voorgedragen voor opname in de werelderfgoedlijst van de UNESCO.146
Hoewel dit klooster gewijd aan St. Thaddeus voor het overgrote deel van het jaar
leeg staat, komen 's-zomers duizenden Armeniërs van over de gehele wereld hier
naar toe om hun schutspatroon, St. Thaddeus, met allerlei festiviteiten te
herdenken. Voor zover bekend leggen de autoriteiten hen daarbij geen beletselen
in de weg.
Voor religieuze bijeenkomsten buiten de kerkelijke instelling moet toestemming
worden gevraagd aan de autoriteiten. In civielrechtelijke geschillen, waaronder het
personen- en familierecht, ervaren christenen rechtsongelijkheid. Repressie en
intimidatie van christenen heeft in de verslagperiode wel plaatsgevonden, maar dit
hing samen met actieve bekering van moslims.147 Bekeringsactiviteiten door niet-
moslims zijn verboden in Iran.148 149
143 International Religious Freedom Report 2007 - Iran, US Department of State (14 september
2007).
144 `The media of Iran's recognized religious minorities', BBC Monitoring Media Specialists (2
november 2007).
145 Begin 14th eeuw opgebouwd uit zwart lavagesteente uit de omgeving.
146 Reuters (24 oktober 2007).
147 `Iran', Stichting Open Doors (Ermelo, 12 februari 2007); Country Report on Human Rights
Practices Iran 2006, US State Department (6 maart 2007).
148 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
149 Het verbod op bekeringsactiviteiten wordt afgeleid van het feit dat bekering is verboden,
maar dit is niet uitgewerkt in het wetboek van Strafrecht. Er bestaat evenmin een fatwa
terzake. Zie ook de alinea inzake afvalligheid van deze paragraaf.
39

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Wat deze bekering betreft moet onderscheid worden gemaakt tussen de `oude'
kerken en de `nieuwe' kerken.
De `oude' kerken van etnische of geboren christenen
De `oude' kerken van etnische of geboren christenen roepen weinig of geen
weerstand op. Deze ontplooien geen zendingsactiviteiten. De leider van de
Armeense kerk in Iran heeft te kennen gegeven zelfs geen moslims te willen
bekeren wanneer zij uit zichzelf belangstelling zouden tonen voor zijn kerk.
Slechts etnische Armeniërs kunnen lid zijn van de Armeense kerk. Men wordt
christen bij geboorte en trouwt slechts onderling. In de sporadische gevallen van
een gemengde christen/moslim relatie, dient een mannelijke christen moslim te
worden. Een vrouw kan haar oude geloof trouw blijven, mits haar kinderen
moslim worden. Er is deze verslagperiode voor zover bekend geen verandering
opgetreden in de houding van de autoriteiten jegens in Iran geboren christenen. In
Iran geboren christenen ervaren wel moeilijkheden van sociaal-economische aard,
zoals achterstelling op de arbeidsmarkt, vooral bij de overheid, en sociale
problemen.
De `nieuwe' kerken
Complicaties als gevolg van de actieve bekering van mensen doen zich voor bij
`nieuwe' kerken, zoals de Assemblies of God150, Pinkstergemeente,
evangeliserende groepen en huiskerken. Wat de houding is van de Iraanse
autoriteiten jegens christenen die bekeringsactiviteiten ontplooien binnen een
andere christelijke denominatie, is niet bekend. Leiders van evangeliserende
kerken staan onder druk van de autoriteiten om een schriftelijke belofte af te
leggen waarin zij verklaren geen moslims te zullen bekeren of toe te laten tot
kerkdiensten.151 De leden van deze evangeliserende christelijke gemeenschappen
zeggen echter geen keuze te hebben, omdat de opdracht het evangelie te
verkondigen deel uitmaakt van hun geloof. Er zijn aanwijzingen dat
evangeliserende kerken in de negatieve belangstelling staan van de Iraanse
autoriteiten.152 Zo is de Assemblies of God specifiek meegedeeld geen
bekeringsactiviteiten te ondernemen. Bijeenkomsten buiten hun kerkgebouw
150 Waaronder de Jama'at Rabbani, de Iraanse tak van de Assemblies of God, met voornaamste
vestiging in Teheran.
151 International Religious Freedom Report 2007- Iran, US State Department (14 september
2007).
152 Zo werden volgens de Stichting Open Doors bij een gecoördineerde zuiveringsactie in een
viertal Iraanse steden op 10 december 2006 acht huisgemeenteleiders in hun eigen woning
gearresteerd op beschuldiging van evangelisatie en acties tegen de nationale veiligheid van
Iran. Inmiddels zouden zeven kerkleiders rond kerstmis 2006 zijn vrijgelaten; de achtste
kerkleider, Behrouz Sadegh-Khanjani, zou naar verluidt nog in politiehechtenis in Teheran
verblijven onder het voorwendsel dat hij nog een uitstaande schuld moet betalen (`Iran: Iran
houdt nog steeds kerkleider vast', Stichting Open Doors (Ermelo, 15 december 2006 en 10
januari 2007).
40

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

zouden hun zijn verboden. Mensen die in Iran aan verboden bijeenkomsten
deelnemen, kunnen worden gearresteerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de
houding van de autoriteiten zich in de verslagperiode jegens (bekeerde) christenen
heeft gewijzigd. Er zijn geen gevallen bekend van vervolging van christenen,
geboren of bekeerd, die worden of werden vervolgd vanwege het enkele feit van
christen te zijn. Wel zijn er gevallen bekend van christenen die zijn opgepakt (en
later weer vrijgelaten) op beschuldiging van delicten als drugshandel, waarbij de
verdenking bestaat dat bekeringsactiviteiten de echte reden zijn. Zulks kon echter
niet worden bevestigd. Zo werd een Iraanse ex-moslim op 24 juli 2006
gearresteerd en formeel aangeklaagd voor drugssmokkel, toen hij de geboorte van
zijn zoon wilde laten registreren. Volgens christelijke groeperingen zou de
aanklacht zijn ingegeven in een poging hem te bestraffen voor zijn bekering.153
Eind augustus 2006 werd hij op borgtocht vrijgelaten.154
Of in de verslagperiode geweld tegen christenen en/of tegen tot het christendom
bekeerde voormalige moslims is gebruikt, is niet bekend. In het kader van
repressie van of in elk geval intimidatie van (bekeerde) christenen bleek dat het
ministerie van Islamitische Cultuur en Leiding (Ershad) voor het eerst sinds
langere tijd schriftelijk heeft laten weten dat leden van de Pinkstergemeente zich
officieel bij dit ministerie moesten registreren. Niet duidelijk is of en op welke
wijze niet-nakoming (waartoe de Pinkstergemeente heeft besloten) gevolgen zal
hebben. Ook zou een lid van de Pinkstergemeente enige tijd geleden zijn opgepakt
en gedetineerd zijn geweest in een `niet-officiële gevangenis', waaruit hij
inmiddels is vrijgelaten. Rechtsbescherming tegen dit soort intimidatie is niet
mogelijk.
Christelijke huiskerken
Vooral christelijke huiskerken die niet behoren tot de traditioneel in Iran
aanwezige christelijke stromingen, ervaren problemen. Deze kerken ondervonden
enige jaren geleden, na het aantreden van de vorige, hervormingsgezinde,
president Khatami, nog een zekere mate van religieuze tolerantie. Hieraan bleek
een einde gekomen te zijn door de conservatieve overwinning bij de
parlementsverkiezingen van februari 2004. Volgens christelijke groeperingen
buiten Iran zou het aantal ondergrondse kerken in Iran de afgelopen tijd zijn
toegenomen.155
153 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
154 Het betrof hier Issa Motamedi Mojdehi, www.opendoors.nl (geraadpleegd op 16 februari
2007).
155 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
41

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Bekering
Op apostasie (mortad) ­ ofwel afvalligheid van de islam ­ staat volgens de sharia
de doodstraf.156 Alleen in de sharia wordt van doodstraf gesproken in relatie tot
bekering. In de Iraanse strafwetgeving zijn geen strafbepalingen opgenomen met
betrekking tot apostasie. Er zijn in de verslagperiode geen gevallen bekend, waarin
vanwege apostasie straffen zijn uitgesproken.157
Indien problemen ontstaan, doen deze zich meestal voor in de familiesfeer of
worden veroorzaakt door individuele overheidsambtenaren. Het gaat hierbij dan
vooral om problemen op het gebied van uitreis, paspoortverstrekking, toegang tot
de universiteit of degradatie op het werk. Ook is bekend dat bekeerlingen
moeilijkheden hebben ondervonden om rechtsbescherming of
beroepsmogelijkheden te zoeken. Dat geldt overigens evenzeer voor de leden van
andere erkende religieuze minderheden, zoals joden en geboren christenen. Ook is
bekend dat moeilijkheden bestaan bij het vinden van rechtsbescherming. Beperkte
mogelijkheden voor rechtsbescherming gelden overigens ook voor de islamitische
Iraniërs die niet de benodigde relaties hebben.
Bekend is voorts dat personen die tot het christendom zijn bekeerd, zo nu en dan
dreigbrieven of dreigtelefoontjes ontvangen158 en vooral actieve bekeerders zijn
(tijdelijk) opgepakt en ondervraagd. Ook in de verslagperiode zouden de Iraanse
autoriteiten christelijke bekeerlingen hebben gearresteerd, alvorens ze weer op
borgtocht vrij te laten.
Volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken worden met name
evangeliserende christenen nauwgezet in de gaten gehouden. Ook worden zij
lastiggevallen.159 Moslims zouden zijn ontmoedigd om kerkelijke instellingen te
betreden, kerkelijke instellingen zouden zijn gesloten en bekeerlingen zouden zijn
gearresteerd.160 Leden van evangeliserende gemeentes zou dwingend zijn gevraagd
hun lidmaatschapskaarten van die gemeentes bij zich te dragen. Een kopie van die
156 Irtedaad (apostasie) betekent in algemene zin `het zich afkeren van iets', en in engere zin
`het afstand doen van je geloof'. Er wordt nog een onderscheid gemaakt tussen
Murtad Melli (een geloofsverzaker die geboren is binnen een niet-islamitisch geloof voordat
deze het geloof verzaakt) en een Murtad Fetri (een moslim wiens ouders (minstens één)
moslim waren en die een tijdje moslim was voordat hij/zij de islam verzaakte). De straf voor
apostasie komt niet voor in de Iraanse strafwetboeken, maar in religieuze fatwa's (edicten).
157 Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department (6 maart 2007);
International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
158 De indruk bestaat dat deze dreigbrieven en dreigtelefoontjes door overheidsinstanties worden
georganiseerd, maar dit is niet met zekerheid te zeggen, omdat ze anoniem geschieden.
159 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
160 Ibidem.
42

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

documenten zou naar de autoriteiten gestuurd moeten worden.161 Kerkdiensten
zouden worden beperkt tot de zondag.162 Ook zouden de kerkelijke instanties zijn
gevraagd het ministerie van Intelligence and Security (MOIS) vooraf op de hoogte
te stellen, voordat nieuwe leden worden toegelaten.163 De autoriteiten richten
daarnaast regelmatig het verzoek tot de kerken om hen te voorzien van een lijst
met de namen van de gelovigen.164 Als zo'n lijst vervolgens uitblijft volgen geen
sancties.
De autoriteiten zouden veronderstellen, dat op bijeenkomsten van bekeerde
christenen oppositionele activiteiten plaatsvinden. Dit zou vooral voortvloeien uit
de islamitische grondslag waarop Iran is gebaseerd: aangezien de islam door
afvalligheid in gevaar komt, komt daarmee in hun visie ook het land in gevaar.
Moslims kunnen in principe interesse tonen in het christendom, christelijke kerken
bezoeken en bijbelonderricht krijgen.165 Ondanks het in de shariah voorkomende
verbod op afvalligheid komt het dopen van moslims in de nieuwe kerken voor. De
wijze van maatschappelijk kunnen functioneren wordt voor een groot deel bepaald
door de mate waarin de betrokkenen met hun bekering in de openbaarheid treden.
Bronnen in Iran zijn van mening dat de rechterlijke macht bekering niet mee weegt
in de strafmaat bij veroordeling voor een commuun delict. Iraniërs die zich in het
buitenland hebben bekeerd en vervolgens terugkeren naar Iran komen aldaar in
dezelfde positie terecht als andere ex-moslims.166
Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs voor korte of
langere tijd terug naar hun vaderland. In de meeste gevallen levert deze terugkeer
geen enkel probleem op. Van enige bijzondere aandacht van de Iraanse
autoriteiten voor christenen en tot het christendom bekeerde voormalige moslims
onder de terugkerende Iraniërs is niets bekend. Indien een persoon zijn bekering
tot het christendom publiek maakt, is niet uit te sluiten dat deze persoon door de
autoriteiten zal worden ondervraagd. Het is niet bekend wat de consequenties
kunnen zijn voor personen afkomstig uit Iran die zich in het asielland tot het
christendom hebben bekeerd en die vervolgens hun bekering tot het christendom
bij terugkeer in Iran herroepen.
161 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
162 Ibidem.
163 International Religious Freedom Report 2007 ­ Iran, US State Department (14 september
2007).
164 Ibidem.
165 Bronnen tijdens dienstreis april 2007.
166 `Een doop met ingrijpende gevolgen; Iraniërs komen na overgang tot christendom vaak in
isolement terecht', Reformatorisch Dagblad (2 september 2006).
43

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Dit voorjaar en deze zomer was er in Iran sprake van een landelijke campagne
tegen personen die zich niet hielden aan islamitische kledingvoorschriften en
gedragsregels. Deze campagne duurt overigens nog voort. Ook christenen en tot
het christendom bekeerde (voormalige) moslims werden aan deze campagne
onderworpen, maar niet vanwege hun christelijk geloof.
Joden
De joodse gemeenschap blijft onverkort in staat haar vrijheid van godsdienst uit te
oefenen, maar zij wordt wel steeds minder talrijk. Er zouden thans nog ongeveer
25.000 joden in Iran wonen.167 Er is een joodse afgevaardigde in het parlement.168
De joodse gemeenschap voelt zich in zekere mate geïntimideerd door de anti-
Israël propaganda die de overheid bedrijft en het onder de Iraanse bevolking breed
levende idee dat alle joden aanhangers zijn van het zionisme.169
Zoroastriërs
De zoroastriërs, aanhangers van Zarathoestra (Zoroaster in het Grieks, Zarthost in
het Perzisch) was eeuwen de overheersende godsdienst in Iran voor het intreden
van de islam. Thans zijn tussen de 30.000 en 50.000 zoroastriërs in Iran
woonachtig. De meeste van hen wonen in Yazd, Kerman en Teheran. Vele
anderen zijn de afgelopen decennia naar het buitenland geëmigreerd, in het
verleden veelal naar India (daar Parsi's genaamd).170
In de positie van de zoroastriërs is in de verslagperiode geen verandering
gekomen. De zoroastrische minderheid in Iran wordt in staat gesteld haar
godsdienst vrijelijk te beleven en om de meeste van haar traditionele en familiale
gebruiken na te leven. Aan de zoroastriërs zijn wel diverse discriminerende
beperkingen opgelegd. Dit zijn dezelfde beperkingen die gelden voor de andere
erkende religieuze minderheden.
Actieve bekering tot het zoroastrisme vindt niet plaats.
De zoroastriërs hebben een eigen taal. De taal wordt door jongeren echter
nauwelijks gesproken en sterft uit. Artikelen voor en door zoroastriërs worden in
Teheran gepubliceerd in het tijdschrift Frahvahr. Andere steden hebben hun eigen
magazines.
167 `Inside Iran's Jewish community', BBC News, 22 september 2006; het US State Department
schat het aantal joden in Iran op 15.000 ­ 30.000 personen (Country Report on Human Rights
Practices Iran 2006, 6 maart 2006).
168 Ibidem.
169 Home Office, Country of Origin Information Report ­ Iran (Londen, 27 oktober 2006), blz.
100; International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2006,
p. 9; BBC News, 22 september 2006; Country Report on Human Rights Practices Iran 2006,
US Department of State 6 maart 2006.
170 Home Office, Country of Origin Information Report ­ Iran (Londen, 27 oktober 2006).
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Jehova's getuigen
In Iran zou een klein aantal Jehova's getuigen actief zijn. Zo'n 400 wordt geschat.
Er is zeer weinig over deze kleine groep bekend. Zij beschikken niet over een
eigen gebouw voor religieuze bijeenkomsten. Het zou Jehova's getuigen slechts
toegestaan zijn hun boodschap uit te dragen aan mensen uit de christelijke, joodse
of zoroastrische gemeenschap. Zolang ze zich hieraan houden, ondervinden ze
geen problemen met de Iraanse autoriteiten. Er zijn voorts geen problemen bekend
bij bijvoorbeeld het registreren van huwelijken of het inschrijven aan de
universiteit.
Bahá'i
In Iran zouden tussen de 300.000 ­ 350.000 aanhangers van het bahá'i geloof
woonachtig zijn. De meerderheid van hen is van Perzische afkomst. Het bahá'i
geloof wordt niet erkend in de Iraanse grondwet. Aanhangers worden als
geloofsafvalligen van de islam beschouwd,171 die de geloofsovertuiging tarten en
een bedreiging zijn voor de stabiliteit van de staat.172 In Iran beschikken zij dan
ook niet over gebedshuizen, zodat de religieuze bijeenkomsten in woonhuizen
worden georganiseerd.
In de verslagperiode werd de controle door de autoriteiten op de maatschappelijke
activiteiten van de bahá'i verscherpt.173 Dit zou volgens de bahá'i gemeenschap
blijken uit een brief van 19 augustus 2006 van het Iraanse ministerie van
Binnenlandse Zaken aan provinciale veiligheidsambtenaren waarin deze werd
verzocht `to cautiously and sensitively monitor and supervise all Baha'i social
activities' and `to complete a detailed questionnaire about the circumstances and
activities of local Baha'is, including their `financial status', `social interactions'
and `association with foreign assemblies'. De brief zou een vervolg zijn op een
eerdere geheime militaire instructie van 29 oktober 2005 aan de Revolutionaire
Garde en de politie `to identify and monitor Baha'is around the country'. 174 In de
afgelopen maanden zouden de Iraanse autoriteiten hun beleid van aanhouding en
171 Het bahá'i geloof heeft zich ontwikkeld vanuit de Islam. Daar deze religie echter niet erkend
wordt door de Islam, kan de Islamitische Republiek de bahá'i veroordelen als afvalligen.
Immers, vanuit de islam hebben zij een andere geloofsopvatting verkozen.
172 `Baha'is are considered apostates because of their claim to a religious revelation subsequent
to that of the Prophet Mohammed. The government defined the Baha'i faith as a political
`sect' linked to the Pahlavi monarchy and Israel and, therefore, counterrevolutionary.'
(Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart 2007).
173 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart
2007.
174 `Iran steps up secret monitoring of Baha'is', persbericht van de Baha'i International
Community van 2 november 2006; brief van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is
van Nederland aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van 15 november 2006; Home
Office, Country of Origin Information Report ­ Iran (Londen, 27 oktober 2006), blz. 106.
45

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

op borgtocht vrijlating van bahá'is hebben voortgezet. 175 Deze strategie werd
kennelijk gehanteerd met de bedoeling de bahá'i gemeenschap in Iran verder te
kunnen intimideren, aldus de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van
Nederland.176 Zo zouden de afgelopen twee jaar 129 bahá'is zijn aangehouden en
vervolgens op borgtocht zijn vrijgelaten. Deze personen zijn thans in afwachting
van hun proces. Omdat het bedrag van de borgtocht hoog is, zouden in de meeste
gevallen de betrokken bahá'is veel geld aan de autoriteiten moeten geven, dan wel
eigendomsaktes of werkvergunningen.177
Aanklachten in het verleden werden doorgaans geformuleerd als `onrust zaaien
onder het volk' en `propaganda tegen de regering'. De arrestaties houden meestal
verband met het verspreiden van kopieën van brieven waarin de Iraanse regering
opgeroepen wordt een halt toe te roepen aan de onderdrukking van de bahá'is.
Ook komt het voor dat aanhangers gearresteerd worden, omdat ze weigeren
eigendommen af te staan, wanneer lokale autoriteiten die in beslag willen nemen,
of omdat ze actief betrokken zijn bij het organiseren van cursussen over de
grondbeginselen van het geloof, aldus de Nationale Geestelijke Raad van de
bahá'is in Nederland. Vaak worden betrokkenen binnen enkele weken op
borgtocht vrijgelaten. Eén aanhanger zou in de verslagperiode op borgtocht zijn
vrijgelaten en een rechtszaak afwachten. Vier aanhangers zouden nog gevangen
zitten.178
Op 27 november 2006 moesten drie bahá'i aanhangers die op 5 februari 2006
waren gearresteerd, voor de rechter verschijnen. Dit geschiedde in verband met de
verspreiding van de aan de toenmalige president Khatami gerichte brief van 15
november 2004 uit naam van de Iraanse bahá'í gemeenschap. In deze brief werd
opgeroepen aandacht te besteden aan de schending van de mensenrechten van de
leden van het bahá'í geloof. De drie die op 4 mei 2006 op borgtocht waren
vrijgelaten, werden ieder veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Zij gingen
tegen de veroordeling in beroep en zijn op vrije voeten gesteld in afwachting van
het beroep.179
175 Brieven van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan het ministerie
van Buitenlandse Zaken van 15 november 2006 en 27 februari 2007.
176 Brief van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan het ministerie van
Buitenlandse Zaken van 31 oktober 2006.
177 Brief van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan het ministerie van
Buitenlandse Zaken van 15 november 2006.
178 Het totaal aantal mensen dat sinds 21 augustus 2004 op borgtocht is vrijgelaten en een proces
afwacht is 124. Stand van zaken van 10 januari 2007. Informatie afkomstig uit een brief van
10 januari 2007 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan het
ministerie van Buitenlandse Zaken.
179 Brief van 10 januari 2007 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland
aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.
46

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

In veel Iraanse steden ontvingen bahá'is, volgens de Nationale Geestelijke Raad
van de bahá'is van Nederland, nog steeds dreigende en intimiderende brieven.180
De onderdrukking van bahá'is uit zich daarnaast vooral op het gebied van
onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en culturele activiteiten. Bahá'is
worden regelmatig geconfronteerd met willekeur van de zijde van lokale
autoriteiten. Voorts krijgen zij zo nu en dan te maken met onteigening of zelfs
sloop van hun eigendommen en zelfs heiligdommen. Ook mogen bahá'is in de
regel hun doden niet begraven of eer bewijzen op een manier die past binnen hun
geloof. Ten slotte komen de bahá'is, als niet erkende religieuze minderheid, niet in
aanmerking voor de eerder genoemde bloedgeldregeling.
Volgens de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland zouden de
bahá'is in Iran naast fysieke dreigementen ook steeds meer te maken krijgen met
aanhoudende belemmeringen bij het voorzien in hun levensonderhoud.181 Nadat de
Iraanse autoriteiten eerst waren begonnen met het verwijderen en uitsluiten van
bahá'is van werk in de publieke sector, zouden zij - aldus de Nationale Geestelijke
Raad van de bahá'is van Nederland ­ thans uit zijn op de economische verstikking
van de bahá'i gemeenschap door zijn leden te weerhouden van het werken in de
privé-sector en van het hebben van een eigen bedrijf.182
De Baha'i International Community maakt bovendien melding van toegenomen
druk die niet tot de overheid te herleiden is.183
Een verbetering leek opgetreden op het punt van toelating tot universiteiten. In het
studiejaar 2003/2004 was op het inschrijvingsformulier van de toelatingsexamens
voor de eerste maal de vraag naar de religie van betrokkene weggelaten. In plaats
daarvan kon de aanvrager aangeven over welke religie hij of zij ondervraagd wilde
worden op het toelatingsexamen, ongeacht of dit de eigen religie betrof of niet.
Zeker 1000 bahá'i studenten behaalden het toelatingsdiploma, doch ontdekten tot
hun verontwaardiging dat zij als `moslims' stonden geregistreerd. In augustus
2005 zou een soortgelijke behandeling hebben plaatsgevonden met een grote
groep bahá'is. Deze praktijk zou betekenen dat bahá'is alleen toegang hebben tot
universiteiten wanneer zij hun geloof verloochenen.
180 Brief van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan het ministerie van
Buitenlandse Zaken van 31 oktober 2006.
181 Brief van de Nationale Geestelijke Raad van de baha'is van Nederland aan het ministerie van
Buitenlandse Zaken van 31 oktober 2006.
182 Ibidem.
183 Gesteld wordt dat bahá'is dreigende sms-jes ontvangen en er zouden regelmatig negatieve
artikelen in de media verschijnen. Deze tendens zou zich volgens de Nationale Geestelijke
Raad van de bahá'is van Nederland in een brief van 31 oktober 2006 aan het ministerie van
Buitenlandse Zaken hebben voortgezet.
47

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Hoewel de toegang tot het hoger onderwijs jarenlang aan bahá'i in Iran werd
ontzegd, werd het pas in 2006 mogelijk voor een aantal bahá'i studenten om zich
na de nationale toelatingsexamens in te schrijven aan verschillende
universiteiten.184 Thans zouden er 178 bahá'i studenten zijn toegelaten tot
universiteiten en zijn zij met hun studie begonnen.185 Hoewel 191 bahá'is de
toelatingsexamens hadden gehaald, konden zij niet aan een universiteit worden
ingeschreven vanwege het beperkte aantal plaatsen voor de studie van hun keuze
of om andere, hun onbekende redenen. Nadat zij de toelatingsexamens hadden
behaald en hun universiteit hadden gekozen, zouden er echter 43 bahá'i studenten
zijn weggestuurd, toen de betreffende universiteiten begrepen dat zij bahá'i
waren.186
Sunnieten
Sunnieten maken circa 10% van de Iraanse bevolking uit. Het aanhangen van de
sunnitische richting van islam levert als zodanig geen vervolging door de
autoriteiten of burgermilities op. Sunnitische parlementsleden maken van tijd tot
tijd hun ongenoegen kenbaar over de voortdurende discriminatie van de
sunnitische minderheid waarvan nooit iemand in aanmerking komt voor functies
als die van vice-president, minister of gouverneur en de hogere functies op
bijvoorbeeld ambassades, universiteiten en andere instituten.187 Ook de
afwezigheid van een sunnitische moskee in Teheran waar meer dan een miljoen
sunnieten wonen, zou door de sunnieten als een vorm van discriminatie worden
aangemerkt.188
Hojjatieh-gemeenschap
Deze ultra-conservatieve, sji'itische, anti-bahá'i gerichte beweging, opgericht in
1953, is door ayatollah Khomeini in 1983 verboden. Het gaat in feite niet om een
aparte geloofsgemeenschap, maar om een min of meer georganiseerd verband van
184 Brief van 10 januari 2007 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland
aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.
185 Brief van 10 januari 2007 van de Nationale Geestelijke Raad van de baha'is van Nederland
aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. In de maanden januari en februari 2007 zijn nog
eens 26 studenten ingeschreven voor een universitaire studie (brief van 6 maart 2007 van de
Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan het ministerie van Buitenlandse
Zaken).
186 Brief van 10 januari 2007 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland
aan het ministerie van Buitenlandse Zaken; Reuters, 28 februari 2007. Dit aantal zou
inmiddels zijn opgelopen tot bijna 70 personen (brief van 6 maart 2007 van de Nationale
Geestelijke Raad van de bahá'is aan het ministerie van Buitenlandse Zaken).
187 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2006, p. 3.
Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart
2007.
188 Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department, 6 maart 2007.
48

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

sji'itische gelovigen.189 Ofschoon bij tijd en wijle de naam van de beweging
opduikt in polemische artikelen of achtergrondbeschouwingen, voornamelijk in
Iraanse media in het buitenland, wordt in Iran zelf weinig over de Hojjatieh-
gemeenschap (Hojjatieh Association) vernomen. Gesteld wordt dat de activiteiten
van de Hojjatieh-gemeenschap vooral in de heilige stad Qom toenemen. De
Hojjatieh-gemeenschap richt zich op de wederkomst van de Mahdi, de verdwenen
twaalfde Imam, die de echte en enige `Islamitische Republiek' zal stichten en
keerde zich vooral in het verleden tegen het instituut van velayat-e faqih. Binnen
sommige overheidskringen lijkt enige sympathie voor deze ­ thans zeer kleine ­
beweging te bestaan.190 191 Er zijn geen aanwijzingen die duiden op vervolging
van leden van deze gemeenschap.
Ayatollah Sayed Hossein Kazemeyni Boroujerdi (en diens volgelingen)
Op 8 oktober 2006 hebben de Iraanse autoriteiten de sji'itische geestelijke
ayatollah Boroujerdi en een aantal van diens aanhangers gearresteerd. De
autoriteiten beschuldigen Boroujerdi ervan zich uit te geven als de
vertegenwoordiger van de sji'itische messiasfiguur de `verborgen' Twaalfde
Imam192 en de islam verkeerd te interpreteren. Boroujerdi raakte al eerder in
opspraak vanwege het openlijk in twijfel trekken van het velayat-e faqih beginsel
(`heerschappij van de religieuze rechtsgeleerde'), waarop de Iraanse
staatsinrichting stoelt. In zijn preken prijst hij een traditionele interpretatie van de
islam aan.193 Boroujerdi heeft per brief aan Javier Solana (Secretaris-Generaal van
de Raad van de Europese Unie en Hoge Vertegenwoordiger van het
Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU), paus
Benedictus XVI en Kofi Annan (voormalig Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties) zijn zaak bepleit en laten weten voor zijn veiligheid en die van zijn
aanhangers te vrezen.194 Sinds l994 heeft Boroujerdi zijn standpunten herhaaldelijk
voor de speciale rechtbank voor de geestelijkheid moeten verantwoorden.195
189 Opgericht door met name vijf apocalyptische ayatollahs Mesbah Yazdi, Nuri Hamedani,
Makarem Shirazi, Safi Golpayagani en Fazel Lankarani. Deze ayatollahs zouden tegen de
Islamitische Republiek zijn. Zij zouden een staat willen waarin de godsdienst rechtstreeks
regeert en niet via instituten als een grondwet, regering, parlement, diverse raden en een
`geestelijke gids', een soort priester-koning. Zij zouden geen islamitische republiek willen
maar een islamitisch emiraat.
190 Ook president Ahmadinejad zou een aanhanger zijn van de apocalyptische ideeën.
191 `Iraniërs verwachten Jezus en de `verborgen imam', Trouw, 24 mei 2006.
192 De twaalver-sji'ieten wachten op de terugkeer van de twaalfde imam die zich in het begin
van de tiende eeuw schuil begon te houden.
193 Persbureau ILNA citeert Boroujerdi als volgt: `Het doel van mijn volgelingen en mij is de
traditionele religie te verdedigen..... Wij zijn van mening dat mensen genoeg hebben van
politieke religie en dat zij terug willen naar het traditionele geloof.'.
194 AI Index: MDE 13/114/2006 van 29 september 2006.
195 Hoewel Boroujerdi buiten Iran weinig bekendheid geniet, worden zijn uitlatingen kennelijk
als te opruiend ervaren door de Iraanse autoriteiten. Ongetwijfeld zijn deze ­ mede vanwege
49

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Hoewel het merendeel van de arrestanten inmiddels zou zijn vrijgelaten, zouden
ayatollah Boroujerdi en minstens 22 van zijn aanhangers nog vastzitten in afdeling
209 van de Evin gevangenis.196
Soefi's
Het soefisme is een stroming binnen de islam die in de achtste eeuw na Christus is
ontstaan. Soefi's geloven ­ in tegenstelling tot conservatieve moslims ­ dat
spirituele eenheid met God, het ware innerlijk geloof, door de mens kan worden
bereikt. Soefi's bevinden zich onder de sji'ieten en onder sunnieten. De
populariteit van het soefisme groeit naar verluidt in Iran. Er zijn echter geen
betrouwbare cijfers over het aantal soefi's in Iran.197 Schattingen lopen op tot
enkele miljoenen aanhangers. Soefi groeperingen zijn in principe verboden daar zij
afwijken van de door de overheid opgelegde vorm van sji'isme. Over het
algemeen werden soefi's door de autoriteiten met rust gelaten. Amnesty
International sprak zijn bezorgdheid uit over berichten waarin mogelijke plannen
van de Iraanse overheid naar buiten kwamen om dr. Seyed Mostafa Azmayesh, de
vertegenwoordiger van de Iraanse Gonabadi derwishen/soefi's in Europa om het
leven te brengen.
3.3.4 Bewegingsvrijheid
Binnenland
In principe mogen burgers zonder officiële toestemming naar elk deel van Iran
reizen en van woonplaats veranderen. Bij binnenlandse vluchten moeten Iraniërs
hun identiteit aantonen met hun geboorte-/identiteitsboekje of paspoort.
Geboorte-/identiteitsboekje
Iedere Iraniër heeft een geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh) met een rode
omslag en een uniek serienummer dat op elke bladzijde met rode inkt is gedrukt.
Daarnaast bevat de shenasnameh een persoonsnummer, dat met pen in het
daarvoor bedoelde vak is geschreven en dat uit één tot vijf cijfers kan bestaan. Dit
nummer is het volgnummer van de afgevende instantie in het desbetreffende jaar.
De combinatie persoonsnummer, geboortedatum en plaats van afgifte is uniek
voor de houder van het boekje.
Iraniërs kennen het persoonsnummer dat in hun geboorteboekje vermeld staat
doorgaans uit hun hoofd, aangezien zij deze bij nagenoeg alle belangrijke
transacties nodig hebben. Het nummer staat niet alleen vermeld op alle andere

de groeiende populariteit van Boroujerdi ­ extra beducht dat sji'itische geestelijken openlijk
(de fundamenten van) de Islamitische Revolutie van 1979 in twijfel trekken.
196 AI Index: MDE 13/134/2006 van 11 december 2006.
197 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2006, p. 1.
50

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

identificatiebewijzen (paspoort, rijbewijs, studentenkaart, militaire kaart198), maar
moet ook steeds worden genoemd als een bepaalde overheidsdienst wordt
verlangd. Het geboorteboekje wordt na de geboorte door de ouders aangevraagd.
De houder van het boekje is verplicht dit van een foto te voorzien zodra de leeftijd
van achttien jaar bereikt is.
Het komt echter regelmatig voor dat de houder, of de ouders van de houder, al een
foto in het boekje laten aanbrengen wanneer de houder vijftien of zestien jaar oud
is en bijvoorbeeld in het buitenland gaat studeren. Iraniërs zijn niet verplicht het
geboorteboekje bij zich te dragen.
De eerste twee pagina's van het geboorteboekje bevatten de persoonlijke gegevens
van de houder: voor- en achternaam van de betrokkene, diens geboortedatum
(volgens de Iraanse kalender) en geboorteplaats, de voornaam van diens vader en
moeder alsmede hun persoonsnummer en de plaats van afgifte van hun
geboorteboekjes. Op de middelste twee pagina's worden huwelijken (alsmede
echtscheidingen en het overlijden van de partner) en eventuele kinderen
bijgeschreven. Bij huwelijken worden alle gegevens (voornaam, achternaam,
geboortedatum, nummer en afgifteplaats van het geboorteboekje) van de
huwelijkspartner ingevuld, alsmede het registratienummer van het huwelijk en
plaats en nummer van het desbetreffende notariskantoor. Voor het bijschrijven in
de shenasnameh kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
- huwelijken en echtscheidingen worden door de notaris bijgeschreven en
gewaarmerkt door middel van een droogstempel plus zijn handtekening;
- overlijden wordt door de begrafenisondernemer bijgeschreven, en
- geboortes worden door het lokale Centrale Registratie Kantoor bijgeschreven.
Al deze instanties geven de desbetreffende gegevens vervolgens ook nog door aan
het nationale Civiele Registratie Kantoor (burgerlijke stand).
Op de laatste twee pagina's van de shenasnameh wordt door middel van stempels
aangegeven of betrokkene bijvoorbeeld voedselbonnen heeft ontvangen en in
welke stad de houder van het boekje heeft gestemd bij verkiezingen. De religie
van de houder wordt niet in het geboorteboekje vermeld.
Naast de oude shenasnamehs is in 2003 een nieuwe shenasnameh in gebruik
genomen. Het betreft een identiteitskaart in plaats van een boekje. De kaart heeft
een computer gegenereerde nationale code van tien cijfers en wordt gebruikt bij
het sluiten van een huwelijk, het kopen van land of het aanschaffen van een auto.
De religie van de houder wordt niet vermeld. De kaart wordt afgegeven op de
postkantoren. De oude shenasnameh blijft naast de nieuwe identiteitskaart bestaan.
Gedurende 2003 zijn ook tijdelijke identiteitsbewijzen afgegeven. De tijdelijke
kaarten, die nog steeds geldig zijn, zijn hardroze van kleur en bevatten geen
pasfoto. Ook is op de kaart niet vermeld dat het om een tijdelijk document gaat.
De kaart is wel voorzien van de tiencijferige nationale code.
198 Kart-e khedmat-e nezam (zie ook paragraaf 3.4.1).
51

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Het bezit van een shenasnameh is gekoppeld aan de Iraanse nationaliteit.
Vluchtelingen kunnen, ook na langdurig verblijf in Iran, geen shenasnameh
verkrijgen, zolang ze op basis van hun vluchtelingenstatus in Iran verblijven.
Alleen in het geval dat een vluchteling de Iraanse nationaliteit verkregen heeft
(door bijvoorbeeld een huwelijk met een Iraniër), kan betrokkene een
shenasnameh verkrijgen.199
Paspoort
Paspoorten kunnen sinds een wetswijziging in 2002 direct vanaf de geboorte
worden verstrekt, waar kinderen voorheen in de paspoorten van ouders werden
bijgeschreven. Dit betekent dat minderjarigen naast te zijn bijgeschreven in het
paspoort van de ouders tevens over een eigen paspoort kunnen beschikken.
Mannen die de dienstplichtige leeftijd hebben bereikt, kunnen uitsluitend een
paspoort aanvragen na toestemming van de militaire autoriteiten of na vervulling
van hun militaire dienstplicht.200 Aanvraag voor een paspoort dient persoonlijk te
geschieden, tenzij derden aangesteld zijn. Voor gehuwde vrouwen geldt dat zij
toestemming van hun echtgenoot dan wel vader nodig hebben.201 Minderjarigen
hebben toestemming van hun vader nodig. Tegenwoordig zijn er ook particuliere
instellingen onder licentie van de politie (NAJA) die een nieuw uitgegeven
paspoort naar een door de persoon in kwestie opgegeven adres kunnen sturen. Ook
hier moet echter voor ontvangst worden getekend door de aanvrager.
Per 14 juli 2004 is een nieuw paspoort in gebruik genomen. Oude paspoorten
blijven geldig tot de vervaldatum zoals in deze paspoorten aangegeven. Het
nieuwe paspoort vertoont ten opzichte van het oude paspoort qua uiterlijke
kenmerken zowel overeenkomsten als verschillen.202 Sinds de invoering van het
nieuwe paspoort kunnen oude noch nieuwe passen worden verlengd. In dat geval
moet men een nieuw paspoort aanvragen.
199 Er wordt bij een huwelijk tussen een niet-Iraanse vrouw en een Iraanse man geen onderscheid
gemaakt tussen een huwelijk dat binnen of dat buiten Iran werd voltrokken. Binnen Iran moet
men zich in dat geval wenden tot de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Buiten
Iran wordt dit proces geregeld door de Iraanse consulaten. Een huwelijk van een Iraniër met
iemand van een niet-Iraanse nationaliteit betekent niet dat de Iraniër de Iraanse nationaliteit
verliest. De enige manier om de Iraanse nationaliteit te verliezen is een verzoek daartoe
indienen. Dit komt zelden voor. Betrokkene moet dan al wel een nationaliteit van een andere
staat hebben verkregen. Het verzoek wordt ingediend bij de Iraanse ambassade in het land
van vestiging.
200 Zie ook 3.4.1.
201 Zie onder meer US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8 maart 2006.
202 Overeenkomsten: de afmetingen (13x9), de rood-bruine kaft, het gebruik van het wapen op
de kaft, het gebruikte watermerk (het portret van Khomeini) en het aantal pagina's (40). In
beide versies wordt de religie van de houder niet vermeld. De verschillen tussen het oude en
het nieuwe paspoort: de ruimte voor het invullen van de persoons -en afgiftegegevens (in het
oude paspoort staan deze gegevens over zeven pagina's verdeeld en in het nieuwe paspoort
op drie pagina's) en de pagina's van het nieuwe pasoort hebben een iets andere ondergrond.
52

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Rijbewijs
Het rijbewijs is geen officieel identiteitsbewijs. Niettemin is het mogelijk dat het
tonen ervan geaccepteerd kan worden als bewijs van de identiteit, bijvoorbeeld
voor het maken van binnenlandse vluchten. Bij verlenging van een rijbewijs
worden twee eisen gesteld, te weten het behalen van een oogtest en een bewijs van
betaling. Er wordt niet specifiek gevraagd naar politiecertificaten of een blanco
strafblad.
Buitenland
Bij uitreis uit Iran wordt de identiteit gecontroleerd met behulp van het
paspoort.203 204 Het is niet nodig hierbij ook het geboorteboekje te tonen. Een
getrouwde vrouw dient een schriftelijke toestemming van haar man te hebben om
het land te verlaten.205 Voor zover bekend, zijn er recentelijk geen wijzigingen in
de uitreisprocedure doorgevoerd. Voor inreis in Iran is een geldig paspoort nodig.
Voor buitenlanders is daarbij een geldig visum nodig. Daarnaast kunnen voor
Iraniërs ook nog gelden een laissez-passer of een collectief paspoort. Deze laatste
geldt voor een grote groep personen die bijvoorbeeld gezamenlijk op
pelgrimstocht (Haj) gaan. Er zijn enkele eilanden (Kish, Qeshm) waarbij voor de
inreis geen visumplicht geldt en een geldig paspoort voldoet. Dit geldt tevens voor
de haven Chah Bahar.
Naast de vele uitreismogelijkheden vanaf het vliegveld van Teheran, bestaat
tevens gelegenheid om met Iran Air of Mahan Air vanuit Iraanse steden als
Ahwaz, Bandar-Abbas, Mashhad, Isfahan en Shiraz naar diverse bestemmingen
binnen en buiten de regio te vliegen. Op deze Iraanse luchthavens wordt hetzelfde
registratiesysteem als op de luchthaven Teheran gehanteerd.
Indien men over een paspoort beschikt, kan men dagelijks per vliegtuig of bus en
enige malen per week met de trein van Teheran naar Istanbul afreizen.
203 Volgens art. 3 van de Paspoort Wet (Passport Law) van 1 maart 1973 is het verboden Iraans
territorium te verlaten zonder een paspoort of reisdocumenten. Idem volgens art. 34 (hfd XI)
(amendement Paspoort Wet van 6 oktober 1988): elke Iraniër die het land verlaat zonder
paspoort of documenten die getoond worden in plaats van een paspoort krijgt een
gevangenisstraf van een tot drie jaar of een boete tussen de 100,000 en 500,000 Rial (circa
100 tot 500 Euro). Op basis van de wetgeving zou iemand die meerdere malen illegaal is
uitgereisd een cumulatief vonnis van maximaal drie jaar kunnen krijgen.
204 Volgens art. 38 van de Paspoort Wet kan iemand die schuldig wordt bevonden aan het
gebruik van het paspoort van een ander om Iran binnen te komen (dan wel te verlaten)
veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van 2 maanden tot een jaar. Volgens art. 41 van
diezelfde wet zal iemand die schuldig wordt bevonden aan het opzettelijk verschaffen van
valse informatie tijdens het aanvragen van een paspoort (voor zichzelf of derden) een
gevangenisstraf krijgen van twee tot zes maanden indien gebruik is gemaakt van het onder
valse voorwendselen verkregen paspoort. Zie ook artikel 536 van het wetboek van Strafrecht.
205 Zie onder meer US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8 maart 2006.
53

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs, waaronder
voormalige asielzoekers, voor korte of langere tijd in het kader van zaken,
vakantie of familiebezoek terug naar hun vaderland. In verreweg de meeste
gevallen levert een dergelijke terugkeer geen enkel probleem op.206
Bipatriden
Iran erkent van personen met een dubbele nationaliteit uitsluitend de Iraanse
nationaliteit. Personen met dubbele nationaliteit moeten van de Iraanse autoriteiten
op hun Iraanse paspoort Iran binnenreizen. Bipatriden die naar Iran reizen, moeten
er rekening meehouden dat zij in Iran zijn overgeleverd aan de Iraanse autoriteiten.
Reisverbod
Voor zover bekend is er geen specifiek wetsartikel met betrekking tot
reisverboden. Uit de praktijk blijkt wel dat reisverboden voor een Iraans
staatsburger door diverse autoriteiten uitgevaardigd kunnen worden zoals
bijvoorbeeld de belastingautoriteiten, de revolutionaire of openbare rechtbank of
de openbare aanklager.207 Het kan gaan om een uitreisverbod of een regionaal
reisverbod. Volgens Human Rights Watch hebben Iraanse veiligheidsdiensten de
afgelopen maanden herhaaldelijk paspoorten van activisten in beslag genomen
toen zij op het punt stonden naar internationale conferenties te reizen. In enkele
gevallen hebben veiligheidsdiensten activisten bij terugkeer in Iran vastgehouden
en ondervraagd.208 209
In geval van een uitreisverbod, wordt de informatie hierover naar de luchthavens
en grensovergangen in Iran verspreid. De grenscontrole-medewerkers hebben
toegang tot deze informatie. Een uitreisverbod behelst niet de verplichting voor
een persoon om zich regelmatig te melden.
206 Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelde nog dat `..... Citizens returning
from abroad occasionally were subjected to searches and extensive questioning by
government authorities for evidence of antigovernment activities abroad. Recorded and
printed material, personal correspondence, and photographs were subject to confiscation.'
(Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, 6 maart 2007).
207 Uitreisverboden zouden alleen op last van de rechtbank kunnen worden uitgevaardigd tegen
personen die formeel in staat van beschuldiging zijn gesteld vanwege het plegen van een
misdrijf. Artikel 133 van de Procedures for Criminal Courts stelt dat `taking into account the
weight of the evidence underlying the charges brought against the accused, a court can ....
issue an order to ban the accused of traveling abroad.' (Human Rights Watch, 8 februari
2007).
208 `Iran: Activists barred from traveling abroad ­ travel bans isolate activists from international
civil society', Human Rights Watch, 8 februari 2007.
209 Zie ook paragraaf 3.3.1.
54

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Een uitreisverbod kan vermeld staan in een vonnis. Tevens kan het zijn dat de
persoon schriftelijk bericht krijgt van het uitreisverbod. Het komt echter ook voor
dat een persoon op het vliegveld pas geconfronteerd wordt met een uitreisverbod.
Wanneer iemand op borgtocht vrij is, hangt het van de zwaarte van de aanklacht af
of betrokkene een uitreisverbod opgelegd krijgt en bovendien of de eisende partij
(bijvoorbeeld de schuldeiser of het slachtoffer van een oplichter) erop
aangedrongen heeft betrokkene een uitreisverbod op te leggen. Ingeval een
uitreisverbod is opgelegd, vindt confiscatie van het paspoort niet
noodzakelijkerwijs plaats.
Een regionaal reisverbod staat in een vonnis vermeld. Het geldt voor een beperkte
periode en gedurende die periode dient betrokkene zich regelmatig te melden bij
bijvoorbeeld een bepaalde gevangenis of rechtbank.
Het is mogelijk een paspoort te verkrijgen voor iemand die een meldplicht heeft.
De persoon kan zelfs, na verkrijging van de vereiste toestemming, legaal het land
verlaten.
3.3.5 Rechtsgang
De wetgeving in Iran is gebaseerd op de sji'itisch islamitische rechtsgeleerdheid.
Om deze reden ontbreken in de bestaande wetgeving soms zaken die tijdens het
ontstaan van de islamitische wet niet aan de orde waren maar die heden ten dage
een vrijwel vanzelfsprekend onderdeel van de moderne rechtssystemen uitmaken.
Zo bestaat in het Iraanse strafsysteem geen onderscheid tussen de delicten moord
en doodslag. Ook de rol van de advocaat in het strafproces blijft zeer beperkt.
Voor een uitgebreide, actuele uiteenzetting van achtereenvolgens het Iraanse
wetboek van Strafvordering en het Iraanse wetboek van Strafrecht zie paragraaf
3.3.5 van het algemeen ambtsbericht Iran van 30 augustus 2006.
Met betrekking tot het Iraanse wetboek van Strafvordering wordt in dat overzicht
aandacht geschonken aan de openbaar aanklager, de presumptie van onschuld, de
openbaarheid van rechtszittingen, de Iraanse orde van advocaten (`kanoon-e
vokala'), de artikel 187-orde van advocaten, de rol van de advocaat, het principe
van ne-bis-in-idem, cumulatieve straffen, sippenhaft210, beroepsmogelijkheid en
veroordeling bij verstek.
Met betrekking tot het Iraanse wetboek van Strafrecht wordt in dat overzicht
aandacht geschonken aan overspel (zenah), seksuele handelingen tussen mensen
van gelijk geslacht, alcoholgebruik en ­bezit, bloedwraak en eremoord, abortus en
drugsgebruik.
210 Het inhechtenis nemen van familieleden van politieke tegenstanders.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Voor zover bekend hebben zich sinds augustus 2006 geen gevallen van sippenhaft
in Iran voorgedaan.
3.3.6 Arrestaties en detenties
Iran is partij bij het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke
rechten dat arbitraire arrestaties en detenties verbiedt.
Artikel 32 van de Iraanse grondwet verbiedt deze eveneens. Desondanks komen
arbitraire detentie, tijdelijke verdwijningen na aanhouding en detentie in geheime
of niet-officiële gevangenissen voor.211
Vaak vinden dergelijke acties niet plaats door leden van de reguliere politie maar
door personen in burger die vallen onder het ministerie van Informatie, onder de
direct aan de Geestelijk Leider verbonden Revolutionaire Garde of onder een
geheime politie gelieerd aan de rechterlijke macht.212 Naast het reguliere traject
van het voorarrest is sprake van een parallel circuit dat zich geheel onttrekt aan de
rechterlijke controle. Er zijn betrouwbare berichten over het bestaan van een aantal
geheime detentiecentra, die meestal onder het beheer van de Revolutionaire Garde
staan. Het betreft soms woonhuizen, soms kelders van politiegebouwen en soms
onderdelen van reguliere gevangenissen. In deze detentiecentra worden
gevangenen vaak voor lange tijd in eenzame opsluiting gehouden en worden zij
regelmatig voor lange periode verhoord door hierboven genoemde diensten. Indien
een rechtszaak tegen betrokkenen aanhangig wordt gemaakt, worden deze
personen vaak kort voor de aanvang van het proces naar een reguliere gevangenis
overgebracht. Gebleken is dat sommige gevangenen na hun eenzame opsluiting
bekentenissen afleggen of soms in het openbaar voor de televisie berouw moeten
tonen van hun daden. Gesteld wordt dat er in de praktijk geen maximale duur van
eenzame opsluiting is.213
In het jaar 2000 werd een circulaire uitgevaardigd door het hoofd van de
rechterlijke macht, waarin het familieleden werd toegestaan gevangenen te
bezoeken. De circulaire zou bij personen die wegens commune delicten zijn
gedetineerd redelijk worden nageleefd, maar bij politieke gevangenen ­ met name
diegenen die in een speciale afdeling voor eenzame opsluiting zitten ­ nauwelijks
worden toegepast.214
Het kan voorkomen dat politieke gevangenen (naast lange gevangenisstraffen)
veroordeeld worden tot interne verbanning naar onherbergzame streken van
211 Country Report on Human Rights Practices Iran 2006,US State Department, 6 maart 2007.
212 Ibidem.
213 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
214 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
56

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Iran.215 Ook kan het zijn dat de opgelegde gevangenisstraf moet worden uitgezeten
in klimatologisch onaangename oorden als Ahwaz of Bandar Abbas. De Minab
gevangenis in Bandar Abbas is berucht om zijn slechte levensomstandigheden.
Ook de gevangenis van Reja'i Shahr huisvest een aantal politieke gevangenen in
slechte omstandigheden.
Er zou in Iran geen rechtsmiddel bestaan om de rechtmatigheid van de detentie te
laten toetsen, als men gedetineerd is.216 De Iraanse wet kent wel de mogelijkheid
van vrijlating op borgtocht. Deze komt in de praktijk ook regelmatig voor. De
borgtocht kan soms zeer hoog zijn, waardoor deze voor veel families niet is op te
brengen.217
Indien iemand hierbij om welke reden dan ook een meldingsplicht heeft opgelegd
gekregen en hij niet aan de meldingsplicht voldoet, zal de gestorte borgtochtsom
worden geïncasseerd en aan de staatskas vervallen. Verdere sancties zullen niet
volgen indien de persoon daarna weer in handen van de autoriteiten komt. Ook
verlof gedurende de detentie komt voor. Bij een verlof dient eveneens een
borgsom te worden gestort. Personen die niet terugkeren van verlof en later alsnog
in handen van de justitie vallen, raken de betaalde borgsom kwijt en moeten de
rest van hun straf uitzitten. Het komt voor dat hierbij dan in de gevangenis interne
disciplinaire straffen als eenzame opsluiting voor bepaalde tijd worden opgelegd.
Tot strafvervolging leidt dit echter niet. Overigens is vrijlating op borgtocht en
verlof wettelijk niet mogelijk bij personen die verdacht of veroordeeld zijn wegens
spionage, delicten tegen de staatsveiligheid en delicten die vallen onder de qesas
(vergelding). In de praktijk zijn echter gevallen bekend waarbij desondanks verlof
werd verleend, veelal vanwege medische redenen.
Er zijn in Iran in totaal circa 135.000 mensen gedetineerd, verspreid over 230
gevangenissen en jeugdinstituten. Van de gedetineerden is circa 3,7 procent
vrouw. Er zijn berichten dat kinderen ook worden gedetineerd in detentiecentra
voor volwassenen.218 De leefomstandigheden in de niet-officiële detentiecentra en
de gevangenissen waar veroordeelden zich bevinden voldoen niet aan de
internationale standaarden. De leefomstandigheden in deze eerste categorie zijn
volgens personen die daar kortere of langere tijd hebben doorgebracht,
erbarmelijk. In deze centra ontbreekt het aan alle voorzieningen en is veelal sprake
van eenzame opsluiting. De leefomstandigheden in de gevangenissen zijn ook niet
goed. De gevangenissen zijn vaak overvol en de hygiënische voorzieningen zijn
onvoldoende om alle gevangenen te kunnen accommoderen. Een groot deel van de
215 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
216 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
217 Het is mogelijk om in het huwelijk te treden als men op borgtocht is. Om te kunnen huwen is
slechts een medisch attest vereist. Als blijkt dat iemand drugsverslaafd is, is het bijvoorbeeld
niet mogelijk te trouwen.
218 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart
2006.
57

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

gedetineerden zit gevangen voor aan drugs gerelateerde delicten en is zelf
druggebruiker. Het HIV-virus zou zich snel over de gevangenispopulatie
verspreiden.219
Naar aanleiding van de dood van de politieke gevangene Valiollah Feyz Mahdavi
op 5 september 2006 in de Gohar Dasht (Reja'i Shahr) gevangenis en van de
studentenactivist Akbar Mohammadi in de Evin gevangenis op 31 juli 2006 deed
Amnesty International een dringend beroep op de Iraanse autoriteiten om een
onmiddellijk en onpartijdig onderzoek naar de doodsoorzaak in te stellen. In dat
onderzoek zouden ook andere gevallen waarin gevangenen onder verdachte of
ongebruikelijke omstandigheden overleden waren, betrokken moeten worden. De
resultaten van dat onderzoek zouden openbaar gemaakt moeten worden. De voor
het overlijden verantwoordelijke personen zouden in een eerlijke rechtszaak
hiervoor veroordeeld moeten worden.220
Amnestie
In verband met de viering van de 28ste verjaardag van de islamitische revolutie
heeft Geestelijk Leider ayatollah Ali Khamenei op voorspraak van het hoofd
Strafrechtzaken van het ministerie van Justitie, ayatollah Mahmoud Hashemi
Shahrudi amnestie verleend aan 2.454 gevangenen. Dit meldde de Iraanse
staatstelevisie op 21 februari 2007.
3.3.7 Mishandeling en foltering
De Iraanse grondwet verbiedt elke vorm van foltering ter verkrijging van
bekentenissen (artikel 38). Foltering of mishandeling voor andere doeleinden is
nergens expliciet verboden. Deze weinig omvangrijke wettelijke waarborg tegen
foltering en mishandeling wordt in de praktijk niet nageleefd.
Reeds in 2002 heeft het parlement een wet aangenomen die de praktijk van
foltering en mishandeling verder aan banden moet leggen. Door afkeuring van de
wet door de Raad van Hoeders is deze wet nog altijd niet in werking getreden. Het
wetsvoorstel zou zijn voorgelegd aan de Beoordelingsraad. Ook het wetsvoorstel
voor de toetreding tot het VN-antifolterverdrag is door de Raad van Hoeders
telkens weer verworpen, zodat deze toetreding nog niet plaats heeft kunnen
vinden. In 2004 is wel een ander wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering
door de Raad van Hoeders goedgekeurd. Dit wetsvoorstel is gebaseerd op een
circulaire van ayatollah Shahrudi van april 2004. In die circulaire worden politie,
justitie en veiligheidsagenten opgeroepen zich te onthouden van fysieke
mishandeling om bekentenissen van arrestanten te verkrijgen. Ook praktijken als
219 Iran Country Reports on Human Rights Practices 2001, US State Department.
220 Iran: Urgent need for effective investigations into death in custody (AI Index: MDE
13/099/2006, 7 september 2006).
58

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen van gevangenen zou moeten
worden voorkomen. Het is afwachten hoe de circulaire en de uiteindelijke wet in
de toekomst in de praktijk zullen uitwerken en hoe deze zich verhouden met het
wetsontwerp inzake verankering van artikel 38 van de grondwet.
Mishandeling en foltering tijdens detentie
Hoewel mishandeling en foltering gedurende het gehele strafrechtelijke traject
voorkomen, vinden deze het meest plaats tijdens het voorarrest, en dan met name
in de niet-officiële detentiecentra.
Gebruikte methodes zijn het toedienen van slaag met stokken, kabels en andere
voorwerpen op de rug of voetzolen, schoppen, verstikken, het branden met
sigaretten, ophanging aan de armen, onthouding van slaap, ontdoen van kleding,
bedreigingen en verbale intimidatie.221 Ook wordt wel gedreigd met verkrachting.
Er zijn berichten dat gedetineerden medische zorg wordt onthouden om hen te
dwingen tot een bekentenis of mogelijk als extra straf.222
Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het nauwelijks.
Klachten inzake foltering of mishandeling worden door de autoriteiten amper
onderzocht en wanneer het wel tot een onderzoek komt, worden de resultaten vaak
niet bekend gemaakt.
Lijfstraffen
De op de shari'a gebaseerde Iraanse wetgeving kent een aantal lijfstraffen, die
door de rechter kunnen worden opgelegd bij veroordeling wegens een strafbaar
feit.
Geseling is een sanctie die volgens het Iraanse wetboek van Strafrecht staat op
delicten als het bezit van alcohol en prostitutie. Volgens de Iraanse wetgeving
worden mannen staand en met alleen de geslachtsdelen bedekt gegeseld, terwijl dit
bij vrouwen zittend en geheel gekleed zou gebeuren. Meestal kunnen echter ook
mannen hun bovenkleding aanhouden.
Buiten de wettelijke restrictie dat zweepslagen niet toegediend mogen worden op
gezicht, hoofd en schaamstreek, zijn er voor zover bekend geen algemene
restricties met betrekking tot de ernst van het lichamelijk letsel dat door de
geseling mag worden toegebracht.
221 Volgens Amnesty International zou het zogenoemde `white torture', langdurige eenzame
opsluiting in een ruimte met witte muren, (nog) bestaan. Deze vorm van marteling laat geen
zichtbare sporen achter. Bronnen in Iran sluiten gebruik hiervan niet uit, met name bij
politieke gevangenen. Onduidelijk is echter in welke mate dit voor zou komen.
222 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006;
59

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Wel is bekend dat verdachten soms een beroep doen op hun gezondheidstoestand
in de hoop dat hier rekening mee wordt gehouden. Hieraan wordt echter niet altijd
gehoor gegeven.
Voorts bestaat voor de rechter de mogelijkheid om de zweepslagen toe te laten
brengen met de Koran onder de arm van de beul, wat een zekere verlichting van de
straf inhoudt. Het is onbekend in hoeveel en welke gevallen de bestraffing op deze
wijze toegepast wordt. De afranselingen vinden soms in het openbaar plaats.223
Een andere straf voor delicten als diefstal is het afhakken van ledematen. Tijdens
de tweede ronde van de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU224 werd een
moratorium op deze amputatie toegezegd. Tijdens de verslagperiode werd echter
door de media melding gemaakt van een geval van amputatie: in de stad
Kermanshah werden op 28 februari 2007 vier vingers van een man in het openbaar
geamputeerd. Dit vanwege veelvuldig gepleegde diefstal.225
Lijfstraffen die zijn opgelegd op grond van de ta'zirat kunnen soms worden
afgekocht. Het is aan de individuele rechter om te bepalen wanneer en in welke
mate dit kan.
3.3.8 Verdwijningen
Verdwijning van personen komt voor. Verdwijningen in Iran hangen nauw samen
met de in paragraaf 3.3.6 besproken detenties in niet-officiële detentiecentra.
Achteraf, vaak weken later, komt alsnog informatie beschikbaar over de eerder
verdwenen personen.
Vaak bleken deze personen inderdaad te zijn gearresteerd en in detentie te
verkeren. Meestal wordt echter niet bekend op welke locatie deze personen zich in
detentie bevinden. Ook de gedetineerden zelf weten dit vaak niet.
3.3.9 Doodstraf
In het Iraanse strafrecht kan voor een groot aantal delicten de doodstraf worden
opgelegd. Het betreft onder andere de delicten moord, gewapende roofoverval,
straatroof, hoogverraad, verkrachting, overspel, incest, het verrichten van seksuele
223 Zo werden op 23 april 2007 in de stad Ashkhaneh in de provincie Khorasan Shomali twee
mannen in het openbaar gegeseld en een getrouwde vrouw achter gesloten deuren. Alledrie
waren tot honderd zweepslagen veroordeeld vanwege `moral corruption'(AFP, 23 april
2007).
224 Zie over deze dialoog paragraaf 3.2.1 van dit ambtsbericht.
225 IRNA/Reuters, 26 februari 2007; AFP, 28 februari 2007.
60

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

handelingen tussen personen van gelijke sekse, apostasie,226 spionage, deelname
aan een staatsgreep en drugsdelicten227.
Volgens Amnesty International (AI) zouden in 2006 ten minste 177
doodvonnissen zijn voltrokken.228 Bij AI bestaat de vrees dat dit aantal in
werkelijkheid veel hoger is geweest. Ook in de verslagperiode zijn doodstraffen
uitgesproken en voltrokken.229 Voor 2007 heeft AI kennis van de voltrekking tot
nog toe van zeventien doodvonnissen.230 De wijze waarop de doodstraf ten uitvoer
werd gebracht is (publiekelijke) ophanging, vaak door langzame optrekking aan de
strop door een hijskraan tot de verstikkingsdood volgt. Executies door onthoofding
hebben zich voor zover bekend niet voorgedaan.
Het hoofd van de rechterlijke macht heeft in december 2002 alle rechters in het
land aanbevelingen gestuurd, waarin hij aandringt om in plaats van steniging
alternatieve straffen op te leggen. In dit kader wordt wel gesproken van een de
facto moratorium op steniging. De aanbeveling lijkt echter niet door alle rechters
te worden overgenomen. In de verslagperiode zouden ten minste negen vrouwen
226 Apostasie staat niet in het Wetboek van Strafrecht, maar is vermeld in sjari'a. Zie ook 3.3.3.
227 Zo werd op 1 februari 2007 bekend dat Keyvan Ahmadi (18 jaar) en Abdollah Amiri (24 jaar)
die sinds een jaar in de Sanandaj gevangenis zitten op beschuldiging van handel in drugs, ter
dood zijn veroordeeld.
228 Het AFP houdt dit aantal op basis van pers- en getuigenverklaringen op tenminste 154
personen (AFP, 11 maart 2007).
229 Enkele voorbeelden: man veroordeeld wegens doodsteken politieman in 2005 werd op 10
januari 2007 in de Noord-Iraanse stad Tonekabon opgehangen (AFP, 10 januari 2007); man
veroordeeld wegens moord op twee andere mannen werd op 11 januari 2007 in Isfahan
opgehangen (AFP, 13 januari 2007); drie mannen veroordeeld wegens moord, ontvoering en
diefstal met geweld werden op 14 januari 2007 in de Noord-Iraanse stad Nour opgehangen
(AFP, 14 januari 2007); man veroordeeld wegens ontvoering en verkrachting werd op 15
januari 2007 in de heilige stad Qom opgehangen (AFP, 15 januari 2007); man veroordeeld
voor moord werd in de stad Isfahan op 17 januari 2007 opgehangen (AFP, 17 januari 2007);
man veroordeeld wegens moord op twee mensen werd in januari 2007 in de Centraal-Iraanse
stad Natanz opgehangen (AFP, 28 januari 2007); man veroordeeld wegens moord
opgehangen in de stad Mashhad (AFP, 25 februari 2007); man veroordeeld wegens
kidnapping en verkrachting opgehangen in Qom op 26 februari 2007 (AFP, 27 februari
2007); man veroordeeld wegens ontvoering en kinderverkrachting opgehangen in de stad
Ardebil op 28 februari 2007 (AFP, 1 maart 2007); vijf mannen veroordeeld wegens moord
opgehangen in de Evin-gevangenis in Teheran op 7 maart 2006 (AFP/ANP, 7 maart 2007);
twee mannen veroordeeld wegens drugssmokkel opgehangen in de Zuid-Iraanse stad Minab
op 11 maart 2007(AFP, 11 maart 2007); man veroordeeld wegens drugssmokkel opgehangen
in de stad Zahedan op 19 april 2007 en drie mannen veroordeeld wegens drugssmokkel
opgehangen in de stad Bandar Abbas op 21 april 2007 (AFP, 21 april 2007); man veroordeeld
wegens doodslag opgehangen in de stad Bandar Abbas op 28 april 2007 (AFP, 28 april
2007).
230 AI Index: MDE 13/005/2007 van 24 januari 2007; op basis van pers- en getuigenverklaringen
komt het AFP voor 2007 op een aantal van tenminste 50 executies (AFP, 28 april 2007).
61

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

en twee mannen zijn veroordeeld tot de dood door steniging.231 Hoewel voor
zover bekend stenigingen sinds december 2002 niet zijn uitgevoerd232, zouden
nadien volgens onbevestigde berichten een man en een vrouw in Mashhad op 7
mei 2006 vanwege moord en overspel zijn gestenigd.233 Mensen met een vonnis
tot steniging blijven gedetineerd. Voor sommigen wier vonnis niet is gewijzigd
blijft de alternatieve straf van ophanging in principe dreigen. Naar verluidt zou het
vonnis tegen de vrouwen Zahra Rezaii en Azam Khanjari tot steniging nietig zijn
verklaard; in plaats daarvan kregen zij ieder vijftien jaar gevangenisstraf opgelegd.
Op 26 februari 2007 bevestigde het Hooggerechtshof het vonnis tot steniging van
Leila Qomi. Deze vrouw was naast steniging ook tot vijftien jaar gevangenisstraf
veroordeeld, omdat zij een andere man zou hebben geholpen bij de moord op haar
echtgenoot en vanwege overspel. Tegen de nu 22-jarige Samira die terecht staat
omdat zij haar vader heeft vergiftigd na jarenlang door hem te zijn misbruikt en
uiteindelijk zwanger van hem is geraakt, hebben een grootmoeder en ooms, onder
wie een oom die haar eveneens zou hebben misbruikt, geëist dat zij zal worden
terechtgesteld, indien zij schuldig zal worden bevonden. Volgens de shari'a mogen
familieleden van een verdachte vragen om de doodstraf. Samira heeft bekend haar
vader een dosis cyanide te hebben toegediend.234
Amnesty International is bezorgd over het lot van Mohebbat Mahmoudi, een
Koerdische vrouw, getrouwd en moeder van meerdere kinderen, die in 2004
wegens moord ter dood werd veroordeeld. Het Hooggerechtshof heeft haar
doodvonnis in februari 2007 bevestigd.235
Doodstraf minderjarigen
Er is steeds veel publiciteit geweest rondom de oplegging van de doodstraf aan
minderjarigen en het in enkele gevallen ook daadwerkelijk voltrekken van deze
vonnissen. In 2004 leken protestacties richting de Iraanse autoriteiten hun vruchten
af te werpen. De Iraanse gerechtelijke autoriteiten zeiden toen toe dat in de
praktijk de doodstraf voor minderjarigen niet zou worden voltrokken.
Een wetsontwerp met de bepaling dat delicten, waar de doodstraf op staat,
gepleegd door minderjarigen (jonger dan achttien jaar) nooit mogen leiden tot de
doodstraf, is inmiddels goedgekeurd in het parlement. Thans ligt het ter
goedkeuring voor aan de Raad van Hoeders van de Grondwet. Desondanks wordt
231 Amnesty International, Death Penalty News ­ September 2006, AI Index: ACT 53/003/2006;
AI Index: MDE 13/113/2006 van 28 september 2006; `Threat of execution of seven women
and a man by stoning', AI Index: MDE 13/010/2007 van 31 januari 2007.
232 Op 21 november 2006 ontkende minister van Justitie Jamal Karimi-Rad nog dat er
stenigingen werden uitgevoerd in Iran; dit werd nog eens bevestigd op 8 december 2006 door
het hoofd van de penitentiaire inrichtingen in Teheran (AI Index: MDE 13/141/2006 van 21
december 2006); AFP, 21 november 2006.
233 Amnesty International, Death Penalty News ­ September 2006, AI Index: ACT 53/003/2006;
AI Index: MDE 13/141/2006 van 21 december 2006.
234 AFP/ANP, 4 maart 2007.
235 AI urgent action 59/07 van 8 maart 2007.
62

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

aan minderjarigen nog steeds de doodstraf opgelegd. In 2005 zouden ten minste
acht jeugdige misdadigers, dat wil zeggen jonger dan achttien jaar ten tijde van het
plegen van het delict, daadwerkelijk zijn geëxecuteerd.236 Hiervan waren er twee
jonger dan achttien jaar ten tijde van de executie. Internationaal, bijvoorbeeld door
de EU, is felle kritiek op deze gang van zaken geuit. Volgens Amnesty
International zouden er thans ten minste 23 minderjarigen in de gevangenis
wachten op de voltrekking van hun doodvonnis.237
Op 13 december 2006 heeft het Hooggerechtshof het doodvonnis bevestigd tegen
Hossein Gharabaghloo wegens doodslag op 1 december 2004 in Rabat-e Karim bij
Teheran toen hij zestien jaar was. Betrokkene kan ieder moment terechtgesteld
worden. De EU heeft kritiek geleverd over de juridische gang van zaken en er bij
de Iraanse autoriteiten op aangedrongen af te zien van voltrekking van het
doodvonnis.
Begin 2006 zou het Hooggerechtshof het beroep van de 19-jarige Delara Darabi
hebben verworpen tegen het doodvonnis dat een rechtbank in de stad Rasht tegen
haar had uitgesproken wegens moord toen zij zeventien jaar was.238 De vrouw had
in eerste instantie de moord toegegeven, maar nadien haar bekentenis ingetrokken.
Zij had op verzoek van haar negentienjarige medeverdachte die tien jaar
gevangenisstraf kreeg, later vermeerderd tot dertien jaar, de verantwoordelijkheid
voor de moord toegegeven in de veronderstelling dat door haar verklaring haar
medeverdachte niet ter dood zou worden veroordeeld. Deze dacht dat zij niet ter
dood veroordeeld zou kunnen worden, omdat zij ten tijde van het plegen van het
misdrijf nog geen achttien jaar was.239 Het Hooggerechtshof zou het doodvonnis
tegen Delara Darabi inmiddels hebben bevestigd.240
Op 15 januari 2007 werd de negentienjarige Mahabad Fatehi (Nazanin) die in
2006 ter dood was veroordeeld omdat zij haar belager had gedood, door een
andere rechtbank vrijgesproken. Wel moest zij nog ongeveer 25.000 bloedgeld
aan de familie van de omgekomen man betalen.241
Ameneh Salam, een 21-jarige Koerdische vrouw, werd op 24 januari 2007 ter
dood veroordeeld wegens een buitenechtelijke seksuele relatie. Daarbij raakte zij
zwanger en onderging zij vervolgens een abortus. De man in kwestie werd
veroordeeld tot 95 zweepslagen.
Amnesty International is bezorgd over het lot van de 21-jarige Reza Alinejad die
op zeventienjarige leeftijd betrokken raakte bij een vechtpartij met dodelijke
afloop. Ondanks zijn beroep op zelfverdediging werd hij ter dood veroordeeld. Dit
236 Report 2006, Amnesty International.
237 `Iran: Quashing of child offender's death sentence highlights need for urgent legal reform',
AI Index: MDE 13/002/2007 van 15 januari 2007.
238 Bij een inbraak in een huis werd de bewoonster gedood. De vrouw verklaarde nog dat zij
onder invloed van drugs verkeerde ten tijde van het misdrijf.
239 AI Index 13/005/2006 van 16 januari 2006.
240 E-mailberichten ex Teheran van 28 januari en 20 februari 2007; AFP, 16 februari 2007.
241 AFP, 15 januari 2007; `Iran: Quashing of child offender's death sentence highlights need for
urgent legal reform', AI Index: MDE 13/002/2007, News Service no. 008, 15 januari 2007.
63

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

vonnis werd in hoger beroep op 9 mei 2006 door het Hooggerechtshof
bevestigd.242

3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Dienstplichtigen/militairen
Rekrutering en oproep
In Iran worden alle mannen bij het bereiken van de leeftijd van achttien jaar in het
kader van de dienstplicht opgeroepen om zich te laten keuren.243 Hiertoe dienen zij
zich binnen een maand na het begin van het Iraanse kalenderjaar waarin zij
achttien worden te melden bij de militaire autoriteiten. Via media, zoals kranten of
radio en televisie, wordt gemeld dat mannen die geboren zijn in een bepaald jaar
zich dan moeten melden bij het lokale bureau van dienstplicht. Voor studenten
bestaat de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor uitstel van de
dienstplicht. Studenten worden geacht direct na de studie alsnog hun dienstplicht
te vervullen. 244 Het is sinds 21 maart 2001 officieel niet meer mogelijk de
militaire dienst af te kopen. Er zijn echter gevallen bekend van personen buiten
Iran die na die tijd nog de dienstplicht hebben kunnen afkopen. Bij het
oproepbureau kan men kiezen voor het reguliere leger of de Revolutionaire Garde.
Degenen die voor het laatste kiezen worden vervolgens aan een selectie
onderworpen. De selectie wordt min of meer willekeurig verricht. De laatste jaren
speelt vooral het opleidingsniveau een rol in het selectieproces. Ook connecties
kunnen hierbij van invloed zijn. Eveneens via de media wordt gemeld wanneer
men vervolgens in dienst moet treden.
Basistraining
Zowel rekruten van het reguliere leger als die van de Revolutionaire Garde volgen
een basistraining. De duur van deze training beslaat een tijdvak van acht weken tot
drie maanden. Bepalend voor de duur is het opleidingsniveau van de rekruut en het
onderdeel waar hij wordt geplaatst. Voor de landmacht geldt bijvoorbeeld een
militaire basistraining van drie maanden.
De rekruten van de Revolutionaire Garde krijgen hun militaire basistraining in
aparte kazernes met eigen diensten en faciliteiten. De training bestaat onder meer
242 AI Index: MDE 13/029/2007 van 12 maart 2007.
243 De Wet Algemene Militaire Dienst uit 1984 is nog van kracht. De wet is inmiddels diverse
keren geamendeerd.
244 Dienstplichtigen met een bepaalde studieachtergrond of expertise worden naar verluidt ook
wel ingezet bij staatsorganisaties om niet-militaire of deels militaire taken te vervullen.
Daarnaast zouden dienstplichtigen civiele functies in het militaire bestel, bij de politie of bij
paramilitaire diensten kunnen vervullen.
64

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

uit de vakken wapenkennis, wachtlopen, exerceren, lichamelijke oefening,
ideologie en religie.
Dienstplichtperiode
De totale duur van de dienstplicht, inclusief de basistraining, bedraagt voor
dienstplichtigen van zowel het reguliere leger als de Revolutionaire Garde 21
maanden. Een uitzondering op de aangegeven duur bestaat in het geval de
dienstplicht is doorgebracht op een hardship-plaatsing. Bij plaatsing bijvoorbeeld
aan de grens met Afghanistan of Irak geldt een dienstplicht (inclusief
basistraining) van achttien maanden. Daarnaast kunnen sommige dienstplichtigen
in aanmerking komen voor een verkorting van de dienstplichtduur met twee tot
drie maanden, wanneer zij daartoe een verzoek hebben ingediend met een
gegronde reden (bijvoorbeeld pasgehuwden of gezinshoofden). Iran kent geen
vervangende dienstplicht.
Onttrekking aan de dienstplicht
Gewetensbezwaren worden niet erkend in de Iraanse wetgeving. Straffen voor het
niet tijdig melden van dienstplichtigen bij de militaire autoriteiten staan vermeld in
het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht dat eind januari 2004 in werking is
getreden. De straffen zijn in oorlogs- en vredestijd verschillend, maar is hetzelfde
voor militairen die tot het reguliere leger of tot de Revolutionaire Garde behoren.
In ernstige gevallen kunnen ook leden van de Basij in actieve dienst onder het
militaire strafrecht vallen. In vredestijd kan een dienstplichtige bij desertie een
gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar opgelegd worden of extra diensttijd
van drie maanden tot een jaar. Voor een beroepsmilitair kan bij desertie een
gevangenisstraf van twee tot zes maanden worden opgelegd indien men zichzelf
aangeeft, of een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar indien men wordt
gearresteerd.245 Dienstplichtigen of beroepsmilitairen die weigeren een dienstbevel
uit te voeren, kan een gevangenisstraf worden opgelegd van drie tot vijftien jaar.246
In oorlogstijd geldt voor dienstplichtigen bij ongeoorloofde afwezigheid van meer
dan vijf achtereenvolgende dagen een gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en
bij desertie van het slagveld een gevangenisstraf van twee tot vijf jaar.247
Beroepsmilitairen die in oorlogstijd meer dan vijf dagen ongeoorloofd afwezig
zijn, geldt een gevangenisstraf van een tot vijf jaar en bij desertie van het slagveld
een gevangenisstraf van drie tot vijftien jaar.248 Veroordeling bij verstek is niet
mogelijk.249 Wanneer de dienstplichtige zichzelf na verloop van tijd meldt, varieert
de straf in oorlogstijd van drie maanden tot twee jaar en in vredestijd van
245 Zie artikel 56 en 59 van het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht.
246 Zie artikel 33, letter a, van het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht.
247 Zie artikel 63 van het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht.
248 Zie artikel 61 van het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht.
249 Zie de artikelen 59 en 63 van het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht.
65

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

verlenging van de diensttijd tot gevangenisstraf van twee tot zes maanden.250 Voor
de wet van 2004 gold dat indien een persoon zich op een later moment alsnog
meldde, in de praktijk echter geen straf opgelegd werd. Wel werd bij personen die
zich niet tijdig meldden na hun afzwaaien het bewijs dat zij de militaire dienst
vervuld hadden later afgegeven dan normaal. Dit zorgde ervoor dat de
desbetreffende personen tot dat moment geen paspoort of rijbewijs konden
verkrijgen. Of dit nog praktijk is onder de in 2004 in werking getreden wet is niet
bekend. Er is geen nadere informatie te krijgen over in de praktijk opgelegde
straffen aan beroepsmilitairen of dienstplichtigen in vredes- of in oorlogstijd.
Indien een doodstrafvonnis door de militaire rechtbank zou zijn uitgesproken, dan
zou dat zeer waarschijnlijk de publiciteit hebben gehaald.
Mannen die geboren zijn in het jaar 1354 of eerder, dat wil zeggen, vóór 21 maart
1976, en die zich reeds langer dan tien jaar aan de dienstplicht hebben onttrokken,
kunnen amnestie verkrijgen en zonder de dienstplicht daadwerkelijk te vervullen
een afzwaaikaart verkrijgen, waardoor de hindernis voor het verkrijgen van een
paspoort of rijbewijs wordt weggenomen. Volgens een hoge militair die
verantwoordelijk is voor de dienstplicht zou het gaan om een groep van bijna
500.000 personen. Deze amnestie is in de praktijk daadwerkelijk toegepast. Er zijn
diverse gevallen bekend van personen die inderdaad hun afzwaaikaart zonder
enige moeite hebben kunnen verkrijgen.
Documenten
Zodra een man wordt opgeroepen voor de militaire dienstplicht krijgt hij een
boekje, genaamd `Boekje voor militaire gereedheid' (daftarcheh-ye amadeh be
khedmat). Dit boekje duidt aan dat hij klaar is voor het uitvoeren van dienstplicht
en is enkele maanden geldig. Wanneer hij in dienst komt moet hij het hiervoor
genoemde boekje inleveren en krijgt hij een kaart, die in het Perzisch `kart-e
khadmat-e nezam' heet. Op deze kaart staat het regiment waarbij betrokkene is
ingedeeld. Deze kaart dient te allen tijde te worden meegedragen. Tijdens de
uitvoering van de dienstplicht worden geen speciale documenten verschaft, met
uitzondering van een verlofkaart. Een militair of actieve dienstplichtige heeft geen
paspoort in zijn bezit, maar behoudt wel zijn geboorteboekje, de nationale
identiteitskaart en eventueel zijn rijbewijs.
Na het afronden van de dienstplicht ontvangen alle dienstplichtigen van de
Revolutionaire Garde en het reguliere leger een afzwaaikaart (kart-e payan-e
khedmat).251 Op een dergelijke afzwaaikaart staat het militaire registratienummer
250 Zie het artikel 60 van het Iraanse militaire wetboek van Strafrecht. De strafmaat is
afhankelijk van recidive en de termijn waarbinnen betrokkene zichzelf meldt, dat wil zeggen
voor of na zestig dagen vanaf de eerste dag van desertie.
251 Hoewel het geen officieel identificatiebewijs is, is het mogelijk dat het tonen van een
militaire afzwaaikaart, die klein van stuk is, wordt geaccepteerd. Het zelfde geldt overigens
voor het rijbewijs.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

van de dienstplichtige vermeld. Iraanse mannen zijn niet verplicht de afzwaaikaart
bij zich te dragen. In Iran kan een man pas een rijbewijs of paspoort verkrijgen na
afronding van de militaire dienstplicht en na ontvangst van de afzwaaikaart.
Hierop zijn echter uitzonderingen mogelijk. Zo is het wel mogelijk een rijbewijs te
verkrijgen in geval van uitstel van militaire dienst, bijvoorbeeld vanwege studie.
Ook iemand die onder de amnestiebepaling valt (zie hiervoor) kan een rijbewijs
halen. En het komt ook voor dat iemand tijdens diensttijd zijn rijbewijs al
verkrijgt. De precieze voorwaarden en omstandigheden zijn niet helemaal
duidelijk, maar betrokkenen moeten in ieder geval een officieel schrijven kunnen
overleggen, zoals het bewijs van uitstel of vrijstelling of een brief van het Military
Service Office. De mogelijkheid bestond al in 2003. Of het ook eerder mogelijk
was is niet bekend.
3.4.2 Leden van specifieke oppositiebewegingen
Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder
de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran
strafvervolging opleveren. Vervolging vindt plaats op grond van de artikelen 183-
196 van het Wetboek van Strafrecht, die mohareb `strijd tegen God' en mofzed fi'l
arz `verderf zaaien op aarde' strafbaar stellen en de artikelen 498-512 van het
Wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op misdaden die de staatsveiligheid
in gevaar zouden brengen. Zowel leden van gewapende oppositiegroeperingen als
personen die deze organisaties ondersteunen, kunnen onder deze artikelen vallen.
De straffen die volgens artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht op deze
delicten staan, zijn gevangenisstraf, lijfstraffen of in het zwaarste geval de
doodstraf.
Mujahedin-e Khalq Organization MEK/MKO of PMOI (People's Mujahedin
Organization of Iran)
De Iraanse autoriteiten zijn zeer gevoelig voor de activiteiten van de illegale
politieke beweging MKO, die nog altijd als de staatsvijand wordt beschouwd en
begin mei 2002 op de EU-lijst van terroristische organisaties is geplaatst.252 253
252 In december 2006 verklaarde het Europese Hof van Justitie de bevriezing van de financiële
middelen van de MKO waartoe binnen de EU in 2002 was besloten, nietig. Het Hof was van
mening dat dit besluit onvoldoende was gemotiveerd. Ook had de MKO niet de mogelijkheid
gehad om dit besluit te weerleggen. In een brief van 30 januari 2007 van de Europese Unie
aan de MKO gaf de EU een toelichting (`het verleden van de MKO, met name de aanslagen
waarvoor deze organisatie verantwoordelijk was') waarom de MKO op de EU-terroristenlijst
was geplaatst (AFP, 1 februari 2007). Op 8 maart 2007 hield de MKO met haar leidster
Maryam Rajavi bij de aanvang van de top van Europese staatshoofden en regeringsleiders in
Brussel een grote betoging tegen de opname van de organisatie op de Europese terroristenlijst
(AFP, 8 maart 2007). Iran tekende protest aan bij de EU tegen deze demonstratie (Reuters, 9
maart 2007).
67

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

In de verslagperiode hebben voor zover bekend geen aanslagen van de MKO in
Iran plaatsgevonden.
MKO-leden die terreuraanslagen op hun geweten hebben, kunnen de doodstraf
krijgen. Actieve MKO-leden die geen aanslagen hebben gepleegd, krijgen vaak
lange gevangenisstraffen opgelegd of worden scherp verhoord, waarna zij
uiteindelijk weer worden vrijgelaten. Dit laatste houdt niet zonder meer in dat zij
verder met rust worden gelaten. Vaak blijven hun gangen gevolgd worden en
kunnen zij Iran niet meer uitreizen.
Het in bezit hebben van MKO-materiaal zal zeker reden zijn een persoon nader te
verhoren, wat kan resulteren in een langdurig voorarrest. Vervolgens kan celstraf
worden opgelegd. Vooral wanneer tijdens het voorarrest is gebleken dat
betrokkene actief lid of sympathisant van de MKO is (geweest), kan de detentie
jaren duren. Als men bovendien wordt verdacht van betrokkenheid bij aanslagen,
zijn gevangenisstraffen van tien jaar of langer geen uitzondering.
De MKO-propaganda is binnen Iran breed bekend, doch blijkt nauwelijks aan te
spreken. De Iraanse autoriteiten kennen de slechte reputatie van de MKO bij de
bevolking, die voortkomt uit het feit dat de MKO in de Iran-Irak oorlog de kant
van Irak koos. Gedurende het bewind van Saddam Hoessein heeft de MKO Irak
als uitvalsbasis gehad.
In mei 2003 hebben de coalitietroepen de MKO in Irak ontwapend. In december
2003 maakte de Iraakse regeringsraad bekend dat de daar aanwezige MKO-leden
het land dienden te verlaten. Eind maart 2003 had de Iraanse minister van
Informatie al aangekondigd dat MKO-leden die wilden terugkeren vanuit Irak op
amnestie konden rekenen, indien zij zich niet hadden schuldig gemaakt aan
moorden of aanslagen. Een Iraanse NGO heeft een project opgezet, waarbij
familieleden vanuit Iran naar MKO-leden in Noord-Irak gaan om hen te
overtuigen terug te komen naar Iran. Er zouden sinds 2002 ongeveer 400 personen
met de bemiddeling van ICRC zijn teruggekeerd, die onder moeilijke
omstandigheden leven. Zij leven in armoede en hebben grote problemen om een
baan te vinden. Wanneer zij eenmaal werk hebben gevonden en men komt daar
achter dat zij bij de MKO actief zijn geweest, dan wordt de baan hun niet gegund.
Het integratieproces voor deze ex-MKO-ers verloopt mede daardoor zeer stroef.
Teruggekeerde MKO-ers geven een krantje uit, getiteld `Nejat Newsletter', met
daarin anti-MKO persberichten. Dit wordt door de autoriteiten toegestaan. De
uitgave van februari 2007 telde acht pagina's A4.

253 Zie ook de reactiebrief van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister
van Justitie, van 30 maart 2007, kenmerk DPZ/TND-059/07, op de verzoeken van de vaste
commissie voor Justitie van 28 februari en 9 maart 2007 met kenmerk 137070.u en
137070.01u inzake handhaving van de Mujahedin-e Khalq Organisation (MKO) op de EU-
terrorismelijst.
68

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en Komala
(Komeleh)(Revolutionary Organisation of the Toilers of Iran)
De Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en de Komala (Komeleh)
zijn verboden partijen, die van buiten Iran worden gecoördineerd. De Iraanse
autoriteiten treden hard op tegen deze partijen.
Party of Free Life of Kurdistan (PJAK)
De Iraans-Koerdische groepering (Partiya Jiyana Azad a Kurdistanê ­ Party of
Free Life of Kurdistan (PJAK)) is eind jaren negentig van de vorige eeuw
voortgekomen uit niet-gewelddadige studentenbewegingen. In tegenstelling tot de
PKK streeft de PJAK niet naar de totstandkoming van een onafhankelijke
Koerdische staat, maar naar vervanging van de Iraanse theocratie door een
democratische, federale regering met zelfbestuur voor alle etnische minderheden
in Iran. De PJAK zou 500 personen tellen die zich met name in de bergachtige
grensgebieden (Quandil Mountains) van Iran, Turkije en Irak zouden ophouden.
De PJAK zou nauwe banden onderhouden met de Turkse PKK.254
De Revolutionaire Garde zou tijdens zuiveringsoperaties eind februari 2007 in het
noordwesten van het land dertig militanten (vermoedelijk van de PJAK) hebben
gedood. De Iraanse militairen, die zelf vier man verloren, waren de militanten op
het spoor gekomen in een afgelegen gebied bij de Turkse grens in de provincie
West-Azerbeidzjan. Tijdens de militaire operatie zou een Iraanse legerhelikopter
zijn gecrasht als gevolg van de slechte weersomstandigheden. Daarbij zouden 14
Iraanse militairen waaronder twee hoge officieren van de Revolutionaire Garde
om het leven zijn gekomen. De PJAK claimde het neerschieten van deze
helikopter.255 Naar aanleiding van de vuurgevechten tussen militanten en de
Revolutionaire Garde stelde de commandant van de Revolutionaire Garde,
generaal Yahya Rahim Safavi, dat Iran zich het recht voorbehoudt de militanten op
Iraaks grondgebied te bestrijden indien Irak hen niet uit het Iraans-Iraakse
grensgebied verdrijft.256
Hizb al-Wifaq (Lejnet al-Wefaq, Verzoeningscommittee)
Ook deze Iraans-Arabische partij is verboden. Lidmaatschap en/of ondersteuning
van deze groepering wordt bestreden door de Iraanse overheid.
Monarchisten en communisten
Monarchistische en communistische bewegingen zoals Derafsh-e Kaviani, Tudeh
en Fedayeen Aghaliyat zijn zeer klein van omvang en hebben de laatste jaren geen
zichtbare activiteiten verricht. Het betreft hooguit enkele individuen die weinig
organisatorische samenhang vertonen. Personen met een dergelijke sympathie
254 AFP, 25 november 2006; www.en.wikipedia.org, geraadpleegd op 11 januari 2007.
255 ANP, 24 februari 2007; AFP, 24, 25 en 27 februari 2007 en 1 maart 2007; Reuters, 26
februari 2007.
256 AFP, 28 februari 2007.
69

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

worden derhalve niet in dezelfde mate als een bedreiging gezien als de MKO. De
Iraanse autoriteiten richten hun aandacht vooral op sterke groeperingen en
bewegingen.
3.4.3 Etnische groepen
Iran is een lappendeken van etnische minderheden.257 De Perzisch sprekende
Perzen maken minder dan de helft van de bevolking uit. De verschillende etnische
minderheden zoeken alle wegen om hun identiteit te kunnen beleven. Er zijn in
Iran nauwelijks bewegingen van enige betekenis die afscheiding nastreven uit het
staatsverband van de Islamitische Republiek. Volgens de Iraanse autoriteiten
wordt niet gediscrimineerd op basis van ras. De etnische minderheden zelf ervaren
dit anders.258

Arabieren
In de provincie Khuzestan, of Ahwaz in het Arabisch, in het zuidwesten van Iran,
leven Arabieren. Zij worden ook wel Ahwazi genoemd en maken tussen de drie en
acht procent van de Iraanse bevolking uit. Zij bewonen de streek met de grootste
oliereserves. Dit gegeven is bij sommigen van hen van invloed op het verlangen
naar een eigen staat. Het Iraanse regime was bekend met deze aspiraties en
probeerde tot op zekere hoogte de bevolking in deze streek te paaien met positieve
maatregelen. Onder de bevolking blijft echter het gevoel bestaan dat zij op sociaal
en economisch gebied door de regering in Teheran achtergesteld worden. Er zijn
berichten dat onderwijs in het Arabisch niet is toegestaan, ook daar waar de
meerderheid van de mensen Arabisch is. Naar verluidt is er in verschillende
Arabische dorpen weinig tot geen toegang tot elektriciteit en wordt het stromend
water met enige regelmaat afgesloten. Ook zou land zijn onteigend en zouden in
de loop der jaren Ahwazi zijn gehervestigd in de provincie Khorrassan in het
noordoosten van Iran terwijl Iraniërs uit andere provincies zijn gehervestigd in
Khuzestan. Er zou tevens sprake zijn van sippenhaft tegen Arabieren in Iran.
De voorzitter van de Ahwaz Bevrijdingsorganisatie (ALO) en actief lid van de
Amnestygroep Maastricht, Faleh Abdullah Al-Mansouri, die tevens de
Nederlandse nationaliteit heeft en tijdens een bezoek in Syrië was opgepakt, is op
16 mei 2006 door Syrië aan Iran uitgeleverd.259
257 Minority Rights Group International, State of the world's minorities 2007- events of 2006
(Londen, maart 2007).
258 Onder meer Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8
maart 2006.
259 Volgens berichten zou de heer Al-Mansouri gevangen worden gehouden in de Karoun-
gevangenis in de stad Ahwaz. De verblijfplaats van de drie andere mannen die samen met
hem in Syrië werden aangehouden, Rasool Mezrea, Jamal Obeidawi en Taher Ali Mezrea, is
echter nog steeds onduidelijk. Tijdens een persconferentie op 15 september 2006 sprak een
70

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Sinds april 2005 is de Iraanse politie diverse malen slaags geraakt met etnische
Arabieren in de provincie Khuzestan. Met de onrust lijkt protest tegen de sociaal-
economische achterstelling en de wens tot een bepaalde mate van autonomie meer
geuit te worden. Ook plannen van de overheid om de etnische samenstelling van
de provincie te wijzigen, zouden de aanleiding voor de onrust zijn. Sinds augustus
2006 zijn er geen nieuwe ontwikkelingen geweest inzake deze plannen. In april en
oktober 2005 en januari 2006 vonden bomaanslagen plaats in de hoofdstad
Ahwaz. Human Rights Watch en Amnesty International meldden de ter dood
veroordeling van dertien Iraniërs van Arabische origine voor samenzwering tegen
de staat.260 261 Inmiddels zijn op 19 december 2006 drie Iraniërs van Arabische
origine in de Sepidar gevangenis in de provincie Khuzestan terechtgesteld. De
lichamen zijn niet aan hun familie gegeven; vermoed wordt dat zij in een
naamloos massagraf (La'natabad, Plek der verdoemden) zijn begraven. Naar
verluidt beletten veiligheidseenheden mensen om de betrokken families een
condoleancebezoek te brengen.262 Op 24 januari 2007 zijn nog vier andere
Iraniërs van Arabische afkomst in de gevangenis in de hoofdstad Ahwaz
terechtgesteld.263 Op 14 februari 2007 heeft Iran nog eens drie mannen
opgehangen die betrokken zouden zijn geweest bij de bomaanslagen in de stad
Ahwaz in 2005. De Europese Unie heeft deze executies scherp veroordeeld.264
Amnesty International is bezorgd over het lot van zes Iraniërs van Arabische
afkomst, de meesten van hen student aan de universiteit van Damascus, die op 5

woordvoerder van de VN Hoge Commissaris voor Vluchtelingen (UNHCR) zijn zorg uit
over het lot van de drie Iraanse Arabieren. Zij waren vlak voor hun arrestatie in Syrië door de
UNHCR als vluchtelingen erkend en geaccepteerd voor hervestiging in Westeuropese landen.
Uit protest voerde Amnesty International samen met prominente Nederlanders zoals
burgemeester Leers van Maastricht en Tweede Kamerleden Harry van Bommel (SP), Farah
Karimi (GL) en Fatima Koser Kaya (D66) op diverse manieren actie voor de heer Al-
Mansouri, onder andere bij de Iraanse ambassade in Den Haag. Hoewel Arabische websites
hadden gemeld dat de heer Al-Mansouri rond 20 oktober 2006 zou zijn geëxecuteerd, zou hij
nog in leven zijn. Van de Iraanse autoriteiten mag de heer Al-Mansouri contact onderhouden
met zijn familie. Tevens hebben de Iraanse autoriteiten toegezegd dat de Nederlandse
ambassade in Teheran te zijner tijd de rechtszaak tegen hem kan bijwonen (www.netwerk.tv,
26 februari 2007).
260 AI Index: MDE 13/091/2006 en MDE 13/127/2006 van 11 augustus en 13 november 2006.
261 Tijdens een documentaire uitgezonden op Khuzestan TV, een lokale Iraanse televisie station,
werden ook `bekentenissen' van tien van hen getoond. Zij zouden lid zijn van Al-e Naser, een
weinig bekende Iraans-Arabische militante groepering die sinds de Iran-Irak-oorlog van de
jaren 80 van de vorige eeuw weinig van zich heeft laten horen (AI Index: MDE 13/123/2006
van 7 december 2006).
262 AI Index: MDE 13/142/2006 van 22 december 2006.
263 AI Index: MDE 13/005/2007 en MDE 13/006/2007 van 24 en 25 januari 2007; AFP, Reuters,
24 januari 2007.
264 AFP, 1 februari 2007; Reuters, 14 februari 2007; `Iran: End executions after unfair trials',
Human Rights Watch, 15 februari 2007.
71

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

maart 2007 in Damascus zouden zijn gearresteerd.265 Vijf van hen zouden door de
UNHCR als vluchteling zijn erkend, de zesde zou een asielzoeker zijn. Na hun
arrestatie zouden twee van hen aan Iran zijn uitgeleverd.266 De overige vier
mannen zouden in Syrië op een onbekende plaats incommunicado worden
gehouden en daar mogelijk bloot staan aan mishandeling. Ook zij kunnen
geconfronteerd worden met een gedwongen terugkeer naar Iran, waar vervolging
niet uit te sluiten valt267.
Azeri
De Turks sprekende Azeri's zijn in aantal de tweede etnische groep in Iran (30%
van de bevolking) en zijn veelal woonachtig in het noordwesten van Iran.268 Ook
in Teheran wonen veel Azeri's. Geestelijk Leider Khamenei is zelf Azeri. Azeri's
zijn voor het overgrote deel sji'iet en voegen zich naadloos in de Islamitische
Republiek. Niettemin bestaat naar verluidt een gevoel van achterstelling ten
opzichte van de Perzische bevolking.269 Er is een beweging die opkomt voor de
culturele rechten van de Azeri's. Er is een radiozender en er zijn Azeri-kranten. In
Iran is er van een afscheidingsbeweging geen sprake. Vanuit Bakoe, de hoofdstad
van Azerbeidjan, wordt vaak geageerd tegen Iran en wordt het voorgesteld als
zouden veel Azeri's zelfstandigheid of aansluiting bij Azerbeidjan verwelkomen.
Vanuit Iran kan dit allerminst worden bevestigd. In verband met een oproep van
Iraanse Azeri's om de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar te boycotten en
om te demonstreren voor het recht van Iraanse Azeri kinderen om in hun eigen taal
te worden onderwezen, werden in Tabriz op 21 september 2006 meer dan vijftien
mensen aangehouden en voor verhoor meegenomen door veiligheidseenheden.270
In de aanloop naar en tijdens vreedzame demonstraties ter gelegenheid van de
door de UNESCO ingestelde International Mother Language Day werden om en
nabij 21 februari 2007 talrijke Azeri's voor verhoor aangehouden, maar na verloop
van tijd weer vrijgelaten.271 Amnesty International is bezorgd over het lot van een
aantal activisten die nog vast zouden zitten.272
Ook in andere steden (Qom, Orumiye, Zenjan en Ardabil) in het noordwesten van
Iran zou in de verslagperiode hard door de autoriteiten zijn opgetreden tegen Azeri
activisten. Zo zou de Iraanse veiligheidsdienst op 4 februari 2007 een inval hebben
265 Ali Bouazar, Kamal Nawaseri, Afnan Yousouf Azizi Bani Toruf, Salahuddin Hilali Majd
Sawari, Ahmad Assadi en Jaber Obeyat.
266 Ali Bouazar die al ter dood veroordeeld was in Iran, en Kamal Nawaseri.
267 AI Index: MDE 24/018/2007 van 16 maart 2007.
268 AI Index: MDE 13/093/2006 van 17 augustus 2006.
269 Azeri's zouden etnische en linguïstische discriminatie ervaren, te meer daar onderwijs in het
Azeri-Turks niet is toegestaan (US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8
maart 2006).
270 AI Index: MDE 13/118/2006 van 11 oktober 2006.
271 AI Index: MDE 13/020/2007, News Service no.: 039 van 26 februari 2007.
272 Esma'il Javadi, Ebulfezl Alilu, Ramin Sadeghi, Qahreman Qanbarpour, Adel Allahverdipour,
Jelil Qanilu, Safar Ali Kho'ini en Ja'far Haqnazari (AI urgent action 61/07 van 9 maart 2007)
72

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

gedaan in de woning van Hamid Lotfi. Daarbij werd betrokkene mishandeld en
voor verhoor meegenomen. Over het lot van betrokkene is niets bekend. Activist
Abbas Lisani was in januari 2007 in hongerstaking in de gevangenis in de stad
Ardabil, waar hij sinds oktober 2006 gevangen zit. Hij werd in juni 2006
gearresteerd en veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf. Lisani zou betrokken
zijn geweest bij demonstraties in de noordwestelijke stad Nagadeh in mei 2006
tegen een spotprent die als beledigend werd ervaren door de Azeri's.273 Ook werd
hij beschuldigd van het spreken van Azeri tijdens zijn proces, en deelname en
organisatie van onwettige bijeenkomsten. Drie Azeri activisten die op 8 februari
2007 in de stad Ardabil hadden deelgenomen aan een demonstratie tegen de
gevangenhouding van Abbas Lisani, zijn kort daarna aangehouden en
meegenomen naar de gevangenis van Ardabil. Over hun lot is niets bekend.
Drie andere Azeri activisten die in mei en december 2006 waren gearresteerd,
moesten voor een rechtbank in Orumiyeh verschijnen op beschuldiging van
separatisme. Over het verloop van hun proces is niets bekend.
Op 18 september 2006 werd advocaat en mensenrechtenactivist Saleh Kamrani uit
de Evin gevangenis in Teheran vrijgelaten, waar hij sinds 14 juni 2006 verbleef.
Hij was op 13 september 2006 tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld en als
advocaat geschorst voor een periode van vijf jaar vanwege `propaganda tegen het
systeem'. Volgens Amnesty International werd Kamrani veroordeeld, omdat hij
als advocaat Iraanse Azeri's had verdedigd en zich sterk had gemaakt voor grotere
culturele rechten voor deze bevolkingsgroep in Iran.274
Baluchi
Met de Arabieren behoren de aan de Pakistaanse grens wonende Baluchi tot het
armste deel van de bevolking. De provincie Baluchistan staat bekend als
belangrijk doorvoergebied van drugs van Pakistan en Afghanistan naar West-
Europa en elders. Iraanse veiligheidsdiensten zijn als bestrijders van de
drugssmokkel bijzonder sterk vertegenwoordigd in de regio. Regelmatig
verschijnen in de Iraanse pers berichten over gewapend treffen tussen leger en
politie met drugshandelaars en ­ smokkelaars, waarbij aan beide zijden
slachtoffers vallen.275 Ook zouden er in de regio regelmatig schotenwisselingen
plaatsvinden tussen Iraanse en Afghaanse grenswachten.276
Op 7 januari 2007 meldden de Iraanse autoriteiten de aanhouding van
verschillende sunnitische militanten die betrokken zouden zijn geweest bij de
bomaanslag in de stad Zahedan in de provincie Sistan-Baluchistan aan de
273 AFP, 31 januari 2007; `Iran ­ Appeal Case, Abbas Lisani- Prisoner of Conscience', AI Index:
MDE 13/012/2007 van 1 februari 2007.
274 AI Index: MDE 13/139/2006 van december 2006 en AI Index: MDE 13/014/2007 van 6
februari 2007.
275 Op 1 februari 2007 kwamen in Zahedan bij een hinderlaag vier militairen, waaronder een
kolonel van de politie, om het leven (AFP, 2 februari 2007)
276 AFP, 9 maart 2007.
73

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

vooravond van de lokale verkiezingen op 15 december 2006. Daarbij zou een
persoon om het leven zijn gekomen. Volgens de autoriteiten zouden de arrestanten
aanhangers zijn van Abdolmalek Rigi, die aan het hoofd staat van de extremistisch
sunnitische groepering Jundallah (`Allah's Soldaten').277 In december 2006 zou
deze groepering nog de verantwoordelijkheid hebben opgeëist voor de ontvoering
van zeven Iraanse soldaten, die na bemiddeling van stamoudsten uit dat gebied
weer werden vrijgelaten.278
Op 14 februari 2007 ontplofte een bom, verstopt in een auto, toen een bus met
leden van de Iraanse Revolutionaire Garde voorbijreed in de stad Zahedan, in de
provincie Sistan-Baluchistan. Daarbij kwamen veertien mensen om het leven en
raakten 31 personen gewond. De vier inzittenden van de auto gingen er op
motoren vandoor. De politie arresteerde later enkele verdachten. Enkele dagen
later ging er nog een zware (vermoedelijk percussie)bom af in Zahedan, niemand
raakte gewond. 279 Op 19 februari 2007 werd een van de daders in het openbaar in
de stad Zahedan opgehangen.280 Bij een hinderlaag zouden bandieten op 27
februari 2007 twee militairen hebben gedood en vier militairen naar Pakistan
hebben ontvoerd.281
Op 14 maart 2007 werd een vermoedelijk lid van de Jundallah groepering in
Zahedan publiekelijk opgehangen wegens deelname aan terroristische operaties.282
Koerden
Veel aandacht van de autoriteiten in Teheran gaat uit naar de Koerden (ongeveer 6
miljoen personen; 7 tot 10% van de bevolking) in het noordwesten. In het verleden
is er sprake geweest van vervolging van separatistische Koerdische militanten.283
De Iraanse strijdkrachten bewapenen burgers in het noordwesten van Iran om zo
een civiel defensieapparaat op te zetten. De gevolgen van de militaire acties in
Iraans-Koerdisch gebied en de bewapening van civiele milities hebben veel
Iraanse Koerden doen vluchten.284
Evenals in de provincie Khuzestan braken in het Koerdische noordwesten van Iran
met name in juni, juli en augustus 2005 diverse rellen uit. De onrust zou een uiting
277 AFP, 7 januari 2007; BBC Monitoring Research, 15 februari 2007.
278 AP, 28 februari 2007. Jundallah stelde in 2005 een Iraanse veiligheidsagent te hebben
onthoofd en in maart 2006 22 personen te hebben vermoord (Reuters, 15 maart 2007).
279 AFP/ANP/Reuters, 14, 16 en 17 februari 2007. In een interview met website Roozonline.com
in mei 2006 stelde Abdolmalek Rigi dat Jundallah opkomt voor de rechten van de verdrukte
Baluchi's en Sunni's in de provincie Sistan va Baluchistan.
280 AFP/Reuters, 19 februari 2007.
281 AFP/AP, 28 februari 2007. Op het televisiestation Al-Arabiya zou op 8 maart 2007 een video
zijn vertoond met daarop vermoedelijk de vier gegijzelde militairen (AFP/Reuters, 8 maart
2007).
282 AFP, 14 maart 2007; Reuters, 15 maart 2007.
283 Zie ook paragraaf 3.4.2.
284 Ibidem.
74

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

zijn van de frustratie die onder de Koerden leeft over de miskenning door de
Iraanse autoriteiten van hun rechten. Koerden klagen al langere tijd over de
sociaal-economische discriminatie die zij ondervinden, over onvoldoende
mogelijkheden voor politieke representatie en eisen meer ruimte voor Koerdische
culturele behoeften. Andere bronnen beweerden dat demonstranten meer
autonomie voor de Koerdische regio eisten. De Iraanse (staats)media weet de
onrustige situatie aan `criminele elementen' en het Iraanse ministerie van
Buitenlandse Zaken ten slotte beschuldigde de VS en het VK van het aanwakkeren
van de etnische onrust onder de Koerdische (en Arabische) minderheden.
Een en ander kon echter niet geverifieerd worden. Waarnemers werd de toegang
tot de regio ontzegd. Tijdens wanordelijkheden bij een demonstratie in de stad
Mahabad werden op 16 februari 2007 door de veiligheidseenheden drie Koerden
gedood.285 In de verslagperiode zouden diverse Koerdische journalisten en
mensenrechtenactivisten voor verhoor zijn aangehouden, maar na verloop van tijd
weer vrijgelaten.286
Amnesty International is bezorgd over de situatie van de Iraans-Koerdische
journalist en lid van de Human Rights Organisation of Kurdistan (HROK) Sherko
Jihani, die op 27 november 2006 in Mahabad werd gearresteerd, mogelijk
vanwege zijn vreedzame activiteiten voor de rechten van de Koerdische
minderheid in Iran. Sindsdien wordt hij incommunicado vastgehouden en wordt
hij mogelijk blootgesteld aan mishandeling. Sherko Jihani is sinds l999 al negen
keer gearresteerd en is naar verluidt tijdens zijn gevangenschap gemarteld.287
Op 25 januari 2007 werd Adnan Hassanpour, journalist en voorvechter van de
culturele rechten voor Iraanse Koerden, in de stad Marivan in de noordwestelijke
provincie Koerdistan aangehouden. Hij zou thans incommunicado worden
gehouden in een detentiecentrum in de stad Sanandaj. Na zijn arrestatie zou er in
zijn huis nog een inval zijn gedaan, waarbij een computer, aantekeningen en
andere persoonlijke bezittingen zouden zijn meegenomen. Adnan Hassanpour was
een voormalig redactielid van het Koerdisch-Perzische weekblad Aso (`Horizon'),
dat in augustus 2005 door de autoriteiten was gesloten. In verband met in het
weekblad gepubliceerde artikelen zou Adnan Hassanpour al eerder zijn
verhoord.288
In verband met een bezoek in september 2006 van president Ahmadinejad en
minister van Cultuur Harandi aan het voornamelijk door Koerden bewoonde
noorden van Iran vonden intimiderende acties plaats van veiligheidseenheden
tegen journalisten en dag- en weekbladen. Zo moesten de weekbladen Navai
Vaghat en Kaziveh in november 2006 wegens separatisme worden gesloten. Eind
285 AI Index: MDE 13/020/2007, News Service no. 039 van 26 februari 2007.
286 Ibidem.
287 AI Index: MDE 13/135/2006, MDE 13/137/2006 en MDE 13/009/2007 van 12 en 14
december 2006 en 26 januari 2007.
288 AI Index: MDE 13/017/2007 (16 februari 2007).
75

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

december 2006 volgde de opschorting van publicatie van de krant Didgah na
bedreigingen tegen de betrokken journalisten van de zijde van veiligheidsdiensten.
In de provinciehoofdstad Sanandej werden medewerkers van het weekblad Karfto
doelwit van de autoriteiten. Eén van de journalisten, Ako Kurdnasab, werd op 16
december 2006 aangehouden in een stembureau tijdens de verkiezingen voor de
Vergadering van Experts. Op 3 januari 2007 werd hij op borgtocht vrijgelaten in
afwachting van eventuele verdere juridische stappen tegen hem. Kaveh
Javanmard, eveneens werkzaam voor Karfto, werd op 18 december 2006 thuis
aangehouden door veiligheidsdiensten en wordt sindsdien vastgehouden in de
Sanandej gevangenis zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld.289
Naar verluidt zouden er op 21 februari 2007 in de stad Zanjan in het noordoosten
van het land negentien personen, waaronder studenten, onderwijzers en
sympathisanten, voor ondervraging zijn meegenomen. Zij zouden ter gelegenheid
van de viering van International Mother Language Day zijn betrokken bij een
vreedzame bijeenkomst waarvoor niet vantevoren toestemming was verleend en
waar betoogd werd voor onderwijs in de Turkse taal op school. De autoriteiten
traden daarbij hard op. Over het lot van de arrestanten is niets bekend.
3.4.4 Homoseksuelen (positie homoseksuelen geactualiseerd per 12 februari 2008)
In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op diverse aspecten betreffende de
positie van homoseksuelen in Iran, zoals sociaal en familieleven, werk,
discriminatie en/of gewelddadigheden tegen homoseksuelen en dienstplicht.
Maatschappelijke positie
Homoseksualiteit in het openbare leven is een taboe, zoals in veel islamitische
landen.290 Homoseksuele mannen en vrouwen kunnen niet vrijelijk voor hun
geaardheid uitkomen. Indien bekend is dat een persoon homoseksueel is, is het
mogelijk dat deze gediscrimineerd wordt; specifieke, recente gevallen van
discriminatie van homoseksuelen door medeburgers zijn evenwel niet bekend.
Er zijn geen aanwijzingen dat geïnstitutionaliseerde discriminatie, bijvoorbeeld op
de arbeidsmarkt, plaatsvindt; men wordt bij het accepteren van werk niet gevraagd
naar seksuele oriëntatie, zoals men bij het accepteren van werk bij de overheid wel
kan worden gevraagd zijn geloofsovertuiging aan te geven. Specifieke en recente
gevallen van discriminatie door de autoriteiten van homoseksuelen zijn niet
bekend.
289 Reporters without Borders (13 januari 2007).
290 Human Rights Watch baseert zich op gesprekken met LGBT (`lesbian, gay, bisexual and
transgender') Iraniërs, in en buiten Iran. Volgens Human Rights Watch doet zich het beeld
voor van `a society where the social stigma,.........., attached to homosexual conduct is
high', `Netherlands: No Deportations of LGBT Iranians to Torture ­ Letter to Immigration
Minister Verdonk', Human Rights Watch (5 oktober 2006).
76

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Homoseksualiteit zou kunnen leiden tot problemen in de sociale omgeving, met
name binnen de familie en de directe vriendenkring.291 Openlijke homoseksualiteit
wordt zelden geaccepteerd.292
Genoemde problemen zouden meer voorkomen in de armere wijken van Teheran,
in kleine steden en op het platteland. Het komt in grote steden wel voor dat
homoseksuelen samenwonen.293
Er zijn parken en andere ontmoetingsplaatsen294, websites en digitale
nieuwsbrieven waar homoseksuelen met elkaar in contact kunnen komen,
respectievelijk mee kunnen communiceren.295 Via internet bestaat de mogelijkheid
van toegang tot (westers) homoseksueel beeldmateriaal, zelfs in het openbaar via
mobiele telefonie.296
Juridische aspecten
Homoseksualiteit op zich is in Iran niet strafbaar. Seksuele handelingen tussen
mensen van het zelfde geslacht zijn wel strafbaar en kunnen volgens de wet
worden bestraft met de doodstraf.297
Human Rights Watch (HRW) stelde in een brief aan minister Verdonk gedateerd 5
oktober 2006 dat Iran zich in de regio onderscheidt door de strenge straffen die
worden opgelegd vanwege vrijwillig homoseksueel gedrag door volwassenen.298
Zo kan sodomie (`lavat') (d.w.z. voltooide seksuele handelingen tussen twee
mannen, waarbij al dan niet penetratie heeft plaatsgevonden), worden bestraft met
de doodstraf.299 300 301 Het met de voor- of achterzijde van het lichaam tegen elkaar
291 `Gays in Iran remain in the closet', International Herald Tribune (30 september 2007).
292 In een speech voor de Columbia Universiteit in New York verklaarde de Iraanse president
Mahmoud Ahmadinejad op 24 september 2007 dat het verschijnsel homoseksualiteit zoals
dat zich in het westen manifesteerde, niet voorkwam in Iran. De Iraanse president gebruikte
daarbij de Farsi term `hamjensbaz', wat letterlijk `spelen met dezelfde sexe' betekent (zie `No
gays in Iran... But many same-sex couples', New America Media, Commentary, William O.
Beeman (26 september 2007) .
293 `Zwischen Partylife und Untergrund ­ Schwule in Iran', Menschenrechte und sexuelle
Identität (MERSI)/Amnesty International (28 februari 2006).
294 Zoals de Karim-Khan Street, of de Mellat, Laleh en Daneshjoo parken. Vergelijk ook
`Partying despite risks, life for gays in Tehran', Reuters (2 oktober 2007).
295 `Zwischen Partylife und Untergrund ­ Schwule in Iran', Menschenrechte und sexuelle
Identität (MERSI)/Amnesty International (28 februari 2006).
296 Rapportage ambassade Teheran (18 oktober 2007).
297 Zie ook `World Legal Survey: Iran ­ Laws covering sexual activity', The International
Lesbian and Gay Association (ILGA) (31 juli 2000); `Das islamische Strafgesetz',
Menschenrechte und sexuelle Identität (MERSI)/Amnesty International (1 januari 2002).
298 `Netherlands: No Deportations of LGBT Iranians to Torture ­ Letter to Immigration Minister
Verdonk', Human Rights Watch (5 oktober 2006).
299 Artikel 111 van het wetboek van Strafrecht luidt: `Lavat is punishable by death so long as
both the active and passive partners are mature, of sound mind, and have acted of free will'.
300 Het gaat hierbij om homoseksuele sodomie, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen
vrijwillige sex en verkrachting.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

aanwrijven of andere vormen van voorspel tussen mannen, waarbij geen penetratie
plaatsvindt (`tafkhiz') kan worden bestraft met het toedienen van honderd
zweepslagen aan elke deelnemer (artikel 121 en 122 wetboek van Strafrecht).302
Recidive kan worden bestraft met de doodstraf wanneer men voor de vierde keer
wordt veroordeeld voor hetzelfde strafbare feit.303
Wanneer twee mannen die geen bloedverwanten van elkaar zijn, zonder enige
noodzaak naakt onder hetzelfde dekkleed liggen, zal ieder van hen
negenennegentig zweepslagen toegediend krijgen (artikel 123 wetboek van
Strafrecht).304 Seksuele gemeenschap tussen vrouwen kan worden bestraft met
honderd zweepslagen. Wanneer hetzelfde strafbare feit drie keer nadien voorkomt,
kan dit worden bestraft met de doodstraf (artikelen 127 tot 134 wetboek van
Strafrecht).305
Rechtszaken waarbij de goede zeden in het geding zijn, worden achter gesloten
deuren behandeld.306307 Vanwege de internationale verontwaardiging over het
regelmatig voltrekken in Iran van doodvonnissen, houden de autoriteiten
nauwgezette controle over berichtgeving in de pers inzake de doodstraf. Om die
redenen is het praktisch onmogelijk om een regelmatig voltrekken van
doodvonnissen wegens sodomie (`lavat') te kunnen bevestigen.308
Er zijn geen recente gevallen bekend waarbij personen louter en alleen ter dood
zijn gebracht op basis van een veroordeling wegens homoseksuele handelingen.309
Of er in de verslagperiode in het algemeen nog lijfstraffen of veroordelingen zijn
geweest in verband met homoseksualiteit en/of homoseksuele handelingen, is niet
bekend. Wel zou een homoseksueel paar (twee mannen) 80 zweepslagen zijn
toegediend voor het houden van een feest voor een kleine groep deelnemers.
Daarbij zouden zij `decadentie, homosexualiteit en prostitutie' hebben bevorderd.
De overige deelnemers aan het feest zouden ieder 60 zweepslagen hebben
gekregen, terwijl de twee organisatoren van het feest naderhand nog een vonnis

301 Netherlands: No Deportations of LGBT Iranians to Torture ­ Letter to Immigration Minister
Verdonk', Human Rights Watch (5 oktober 2006).
302 Ibidem.
303 Ibidem.
304 Ibidem.
305 Ibidem.
306 Ibidem.
307 De rechtszaken met betrekking tot homoseksualiteit gingen in feite over (kinder)verkrachting.
308 `Netherlands: No Deportations of LGBT Iranians to Torture ­ Letter to Immigration Minister
Verdonk', Human Rights Watch (5 oktober 2006).
309 Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal inzake de situatie van de mensenrechten in Iran (13 september
2006), kenmerk DAM-493/06. Dit werd nog eens bevestigd door juridische bronnen in Iran
tijdens dienstreis in april 2007. Zie ook de antwoorden van de minister van Buitenlandse
Zaken op schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Peters (GroenLinks) over de
aangekondigde executie van ruim twintig homoseksuele mannen in Iran (14 augustus 2007),
kenmerk DAM-565/07.
78

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

boven het hoofd zou hangen voor hun `onfatsoenlijke verhouding'.310 De twee
personen zouden inmiddels het land zijn ontvlucht. Deze informatie kon niet uit
andere bron worden bevestigd, ook is de plaatsnaam waar het voorval zich had
afgespeeld, niet bekend.
Amnesty International maakte op 26 oktober 2007 melding van een op handen
zijnde executie van een Iraanse Koerd, Makwan Moloudzadeh, thans 21 jaar oud,
die in de stad Kermanshah ter dood zou zijn veroordeeld wegens lavat-e iqabi
(anale seks) in relatie tot de veronderstelde verkrachting van een 13-jarige jongen,
waarmee hij op diezelfde leeftijd een relatie zou hebben gehad.311 Een en ander
kon niet door de Iraanse autoriteiten worden bevestigd. Volgens de aanklacht zou
`zijn gedrag de Iraanse samenleving in gevaar hebben gebracht'. Zijn vader zou
een activist voor de Koerdische Democratische Partij in Iran zijn en twee jaar
gedetineerd hebben gezeten. Het is onbekend of en zo ja, op welke wijze de
politieke betrokkenheid van zijn familie van invloed is geweest op de hoogte van
de strafmaat tegen betrokkene. Ingevolge de Iraanse wet dienen jongens tot en met
14 jaar gegeseld te worden in geval van lavat.312
Vervolging en opsporing
Het valt moeilijk in te schatten of strafrechtelijke vervolging en/of veroordeling
enkel en alleen op grond van homoseksuele handelingen plaatsvindt.
Strafvervolging en/of veroordeling zou veelvuldig plaatsvinden onder de noemer
`misdrijven tegen de openbare zedelijkheid', hetgeen zowel overspel,
homoseksuele handelingen, pornografie als relaties tussen ongehuwden kan
omvatten. Er zijn geen rechtszaken bekend waar lesbische relaties aan de orde
zijn.
De mate van activiteit van het Iraanse opsporings- en vervolgingsbeleid ten op
zichte van homoseksuele personen valt moeilijk te kwalificeren. Er zijn geen
gevallen bekend van een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten opzichte van
homoseksuele personen, ook niet wanneer de autoriteiten bekend zijn met hun
homoseksuele geaardheid of homoseksuele handelingen.313
Naar verluidt zou de politie meekijken op internet chatboxes of controles
uitoefenen op plaatsen waarvan wordt vermoed dat homoseksuelen elkaar treffen,
310 www.irqo.net (20 juni 2007).
311 Volgens de laatste berichten zou voltrekking van het vonnis zijn uitgesteld (e-mailbericht ex
ambassade Teheran van 11 november 2007).
312 Amnesty International, MDE 13/125/2007(26 oktober 2007).
313 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department (8 maart
2006). Dit werd bevestigd door juridische bronnen in Iran tijdens dienstreis in april 2007.
Volgens een bericht van AFP van 6 augustus 2007: `The extent to which gays are pursued in
practice is highly debatable' en volgens een bericht van Reuters van 2 oktober 2007: `.....,
even though in practice gays are normally tolerated by the authorities.'.
79

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

maar dit is geen prioriteit.314 De politie zou daarbij vermoedens van
homoseksualiteit baseren op grond van uiterlijk of gedrag.315
HRW stelde in een brief aan minister Verdonk van 5 oktober 2006 echter aan te
nemen dat er sprake is van een systematische vervolging van homoseksuelen in
Iran.316 Verder gaf HRW in dezelfde brief aan dat het voorkomt dat de politie met
enige willekeur mensen, van wie wordt vermoed dat zij homoseksueel zijn of
homoseksuele handelingen hebben verricht, zou aanhouden, en dat marteling zou
plaatsvinden in detentie, vaak om een bekentenis af te dwingen.317 Deze
informatie kan niet uit andere bronnen worden bevestigd. Bronnen in Iran gaven
aan geen gevallen te kennen waarbij een bekentenis van het plegen van seksuele
handelingen is afgedwongen in detentie.318
Waarnemers in Iran stelden dat de laatste jaren de beschuldiging van sodomie op
zichzelf nooit de primaire aanklacht is geweest voor een doodstrafvonnis in Iran.
Als in een doodstrafvonnis, naast bijvoorbeeld verkrachting of moord tevens de
beschuldiging van sodomie voorkomt,319 houdt dit verband met de verkrachting.
Er zijn geen aanwijzingen dat de rechterlijke macht (toegeschreven) homoseksuele
geaardheid meeweegt in de strafmaat bij veroordeling voor een commuun delict,
maar het is niet met zekerheid te zeggen of en in hoeverre (toegeschreven)
homoseksuele geaardheid in individuele gevallen in de praktijk als
strafverzwarende factor weegt.320
Bronnen in Iran erkennen niet dat er gefalsificeerde aanklachten tegen
homoseksuelen zouden zijn ingediend, om op die manier mensen voor hun
homoseksualiteit te kunnen straffen. Bronnen in Iran stellen dat fictieve delicten
weliswaar voorkomen in Iran, maar alleen bij politieke gevangenen en opposanten
van het regime.
Als door de overheid aangewezen artsen op basis van een uitgebreid onderzoek
verklaren dat een man homoseksueel is, wordt hij vrijgesteld van het vervullen van
de dienstplicht. Een probleem voor veel homoseksuelen in deze procedure is de
314 Bronnen in Iran tijdens dienstreis april 2007; maar volgens berichtgeving van International
Herald Tribune van 30 september 2007: `Gays in Iran remain in the closet'.
315 `Homo Iran is altijd op z'n hoede ­ afluisterpraktijken en intimidatie aan de orde van de dag',
Provinciale Zeeuwse Courant (24 oktober 2006); maar volgens berichtgeving van
International Herald Tribune van 30 september 2007: `Gays in Iran remain in the closet'.
316 `.... a society...... where police and authorities repeatedly target and persecute people
suspected of homosexual conduct in the name of social cleansing' en `Societal as well
official scrunity of `deviant' behavior is widespread in Iran, with neighbors and even family
members enlisted to support the state's moral policing' (`Netherlands: No Deportations of
LGBT Iranians to Torture ­ Letter to Immigration Minister Verdonk', Human Rights Watch
(5 oktober 2006)).
317 Ibidem.
318 Vernomen tijdens dienstreis april 2007.
319 Zie over het Iraanse wetboek van Strafrecht en de rechtgang in Iran ook 3.3.5., over
mishandeling en foltering 3.3.7. en over de doodstraf ook 3.3.9.
320 Country Report on Human Rights Practices Iran 2006, US State Department (6 maart 2007).
80

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

vereiste toestemming van de ouders van betrokkene, waardoor ouders de seksuele
geaardheid van hun zoon te weten komen, en de facto aan de onderzoeksarts
aangeven dat zij het weten.
Met betrekking tot de zaken waarbij twee homoseksuelen op 27 of 28 augustus
2006 mogelijk zouden worden geëxecuteerd en in afwachting zouden zijn van een
uitspraak van het Hooggerechtshof, is geen nadere informatie bekend. Evenmin is
bekend of er al een uitspraak van dit hof is.
Begin april 2007 begonnen politie en Basiji militie een strafcampagne tegen
personen die zich niet zouden houden aan de officiële voorschriften inzake kleding
of gedrag321. Deze campagne die overigens nog voortduurt en die door
waarnemers als een verharding in het beleid van de regering-Ahmadinejad werd
gekenschetst, is van regeringszijde noch door waarnemers in verband gebracht met
de positie van homoseksuelen. Op straat en op vliegvelden zouden duizenden voor
ondervraging zijn aangehouden en pas weer zijn vrijgelaten nadat zogenaamde
`commitment letters' waren getekend, waarin de betrokken personen plechtig
hadden verklaard zich in den vervolge aan de officiële kledingvoorschriften te
zullen houden. Bij weigering wachtte justitiële vervolging.322 Mede in het kader
van deze campagne is volgens berichten van de Iranian Queer Organization
(IRQO) (voorheen Persian Gay & Lesbian Organization (PGLO)323 en later
bevestigd door Amnesty International324 en Human Rights Watch325 op 10 mei
2007 door de politie en de Basiji in de centraal-Iraanse stad Esfahan een inval
gedaan in een huis waar op dat moment een verjaardagsfeest aan de gang zou zijn.
Daarbij werden 87 personen met geweld op straat gesleurd, geslagen en in
gevangenschap afgevoerd. Zestig van hen werden na enige tijd onvoorwaardelijk
in vrijheid gesteld. Zevenentwintig personen werden op borgtocht vrijgelaten,
waaronder zeventien mannen die ten tijde van de inval in het huis in
vrouwenkleren zouden zijn aangetroffen. Deze laatste personen zijn in staat van
beschuldiging gesteld in verband met gebruik van alcohol en homoseksueel gedrag
(`hamjensgarai'). Volgens IRQO zouden op hetzelfde tijdstip ook in Teheran en
Shiraz arrestaties zijn verricht.326 Nadere bijzonderheden hierover ontbreken.
De gematigde krant Shargh (`het Oosten') kreeg op 6 augustus 2007 voor de
tweede keer binnen een jaar een verschijningsverbod opgelegd.327 De krant had in
321 Met name: dat niet-gehuwde personen zich niet overgeven aan publiekelijk betoon van
affectie.
322 `Iran: End Arrests on Immorality Charges ­ Mass Detentions, Home Raids Are Assaults on
Privacy', Human Rights Watch (New York, 17 mei 2007).
323 www.irqo.net (berichtgeving van 14 mei en 6 juni 2007).
324 AI Index:MDE 13/057/2007 (18 mei 2007) en MDE 13/065/2007 (6 juni 2007).
325 www.hrw.org/english/docs (berichtgeving van 17 mei 2007).
326 www.irqo.net (berichtgeving van 6 juni 2007).
327 Zie ook paragraaf 3.3.1 van het algemeen ambtsbericht Iran juni 2007.
81

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

zijn editie van zaterdag 4 augustus 2007 onder de titel `Vrouwentaal' een
paginalang interview geplaatst met Saghi Ghahreman, een Iraanse dichteres die in
Canada woont. Mevrouw Ghahreman is de drijvende kracht achter de website
Cheragh (`Lantaren') voor lesbiennes en homoseksuelen. Volgens het officiële
Iraanse persbureau IRNA was de eigenlijke reden van de sluiting van de krant een
interview met een contra-revolutionaire die immorele ideeën probeerde te
verspreiden.328 Directeur Mehdi Rahmanian van Shargh verklaarde tegenover het
Franse persbureau AFP dat zijn krant slechts een interview met een schrijfster die
in het buitenland woont, had gepubliceerd. Mevrouw Ghahreman repte tijdens het
interview met geen enkel woord over homoseksualiteit. Wel stelde zij dat `sexual
boundaries must be flexible...... The immoral is imposed by culture on the body.'
Zij was alleen geïnterviewd in haar hoedanigheid van dichteres. De autoriteiten
hadden daarentegen gesteld dat mevrouw Ghahreman problemen met de zeden
had, dat zij homoseksueel was en dat zij daarover uitgebreid aandacht besteedde in
haar weblog. Het was nu aan het ministerie van Justitie om te beslissen of de krant
definitief werd gesloten. De conservatieve krant Kayhan kwalificeerde mevrouw
Ghahreman als een contra-revolutionaire die op de vlucht was en leiding gaf aan
`de Iraanse organisatie van homoseksuelen'.
Het is niet bekend of er bijzondere aandacht van de zijde van de Iraanse
autoriteiten bestaat voor Iraanse homoseksuelen die voor korte of langere tijd naar
Iran terugkeren. Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs
voor korte of langere tijd terug naar hun vaderland. In de meeste gevallen levert
deze terugkeer geen enkel probleem op.
3.4.5 Transseksuelen
Transseksualiteit komt voor in Iran. Het wordt in Iran als een medische kwestie
gezien. Het is in Iran mogelijk om van geslacht te veranderen. Personen krijgen in
dat geval ook een nieuw geboorteboekje en andere identiteitspapieren. In het
algemeen wordt er pragmatisch met transseksualiteit omgegaan,329 hoewel het met
name buiten de grote steden niet overal sociaal geaccepteerd is. Religieuze leiders
zouden zich daarentegen tamelijk onbevooroordeeld opstellen jegens
transseksuelen.330
328 AFP, Reuters (6 augustus 2007).
329 Zie bijvoorbeeld het erfrecht waarbij van het erfdeel, dat voor man en vrouw verschilt,
afhangt van de `indicaties van mannelijkheid' en de `indicaties van vrouwelijkheid' bij de
hermafrodiet.
330 Zo zou ayatollah Khomeini bijna twintig jaar geleden een verordening hebben uitgevaardigd,
waarbij `being a transsexual was permissible for those who are at odds with their gender'
(WPD-FlashNews, Feature: `Transsexuals in Iran ­ Religiously acknowledged, socially
rejected' (Teheran, 21 januari 2007)).
82

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Volgens de sharia wordt iemand met zowel mannelijke als vrouwelijke genitalia
als `khunsa' (neutraal) beschouwd. Indien er geen sprake is van zichtbare
mannelijke of vrouwelijke genitalia wordt men als `mamsouh' beschouwd (`plat',
of `glad').
Media en belangengroeperingen berichtten dat transseksuelen moeilijkheden
zouden ervaren om papieren te krijgen en te maken zouden krijgen met seksuele
intimidatie en mishandeling.
3.4.6 Vrouwen
Arbeidsmarkt
In de Iraanse grondwet wordt het gezin genoemd als de hoeksteen van de
samenleving en de vrouw als de hoeksteen van het gezin. Vrouwen worden gezien
als verzorgend van aard en over het algemeen wordt van hen verwacht dat zij
functies bekleden die bij hun `aard' passen. Zo worden naast het moederschap
functies in het onderwijs en de medische zorg als passend voor vrouwen gezien.
Op deze delen van de arbeidsmarkt zijn vrouwen zelfs absoluut noodzakelijk,
gezien de verklaring van meisjesscholen tot "man-vrije" zones en de (in de
praktijk niet volledig gerealiseerde) segregatie van de medische zorg. Zonder
vrouwelijk onderwijzend personeel en vrouwelijke artsen zouden de vrouwen in
Iran onderwijs en medische zorg moeten ontberen. De meeste werkende vrouwen
in Iran zijn actief in deze sectoren. Hun participatie op andere vlakken van de
arbeidsmarkt wordt ontmoedigd dan wel verboden. Overigens is circa 60% van de
studenten op de universiteit vrouw.
.
Volgens artikel 28 van de Iraanse grondwet mag iedereen zelf bepalen wat voor
werk hij of zij graag zou willen verrichten, zolang dit maar binnen de islamitische
principes past, en niemand schaadt. Voor vrouwen gelden echter enkele wettelijke
beperkingen. Zo is het vrouwen volgens de Arbeidswet verboden om zwaar en
gevaarlijk werk te verrichten. Verder is het volgens artikel 1117 van het Burgerlijk
Wetboek de man toegestaan om zijn vrouw te verbieden bepaalde werkzaamheden
te verrichten wanneer deze het gezin op de een of andere manier kwaad
berokkenen.
Ook buiten het onderwijs en de medische zorg zijn vrouwen actief, maar in veel
mindere mate. Hogere posities, zoals bijvoorbeeld die van president, zijn voor
vrouwen uitgesloten.331 Er zijn twaalf vrouwelijke parlementsleden. In voorgaande
jaren zijn er evenwel enige ontwikkelingen geweest waaruit duidelijk wordt dat er
naar mogelijkheden wordt gezocht om het arbeidsterrein voor vrouwen te
331 Er is wel een aantal vrouwelijke presidentiële adviseurs aangesteld. Ook bekleden vrouwen
diverse hoge functies binnen de overheid. Zij hebben overigens vaak familiebanden met een
lid van de regering.
83

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

verruimen. Zo zijn er inmiddels vrouwelijke buschauffeurs en politieagenten. Er
zijn enkele vrouwen werkzaam als rechter in het onderdeel van de rechterlijke
macht dat gaat over de tenuitvoerlegging van veroordelingen, als raadgever of
onderzoekende rechter, zonder de bevoegdheid om een rechterlijke uitspraak te
wijzen.332
Rechtsongelijkheid
De positie van de vrouw in het Iraanse strafrecht en het familie- en erfrecht is niet
gelijk aan die van de man. Zo bedraagt het bloedgeld bij het doden van een vrouw
de helft van het bedrag dat dient te worden betaald bij het doden van een man.333
En wanneer de echtgenoot overlijdt ontvangt de vrouw slechts de helft van zijn
nalatenschap, terwijl de man bij overlijden van zijn echtgenote de totale
nalatenschap kan erven (bij afwezigheid van andere erfgenamen).334 Voorts is de
getuigenis van twee vrouwen zo veel waard als die van één man.335 Een
wetsvoorstel van het vorige parlement om deze ongelijkheid op te heffen is
verworpen door de Raad van Hoeders.
Ook in deze verslagperiode heeft ratificatie van de UN Convention on the
Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) niet plaatsgevonden.
Een wetsvoorstel daartoe werd eerder door de Raad van Hoeders in 2004
verworpen omdat deze in strijd zou zijn met de islamitische wet.
Kledingvoorschriften
Van beide seksen wordt weliswaar geëist dat zij zich bescheiden kleden, maar aan
vrouwen worden wat dat betreft strengere eisen gesteld dan aan mannen. Bij
vrouwen mogen slechts hun gezicht en handen zichtbaar zijn. Tevens mogen zij
geen make-up en felle kleuren dragen.
Onder het vorige hervormingsgezinde parlement werden afwijkingen van de
islamitische kledingvoorschriften in toenemende mate gedoogd. Mannen met
overhemden met korte mouwen en vrouwen met open schoenen en gelakte
teennagels waren allang geen uitzondering meer. Verder droegen vrouwen steeds
meer make-up en bedekte de hoofddoek steeds minder hoofdhaar. Het
conservatieve parlement wil echter, vooral 's zomers, nog wel eens in het
332 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
333 Artikel 300 wetboek van Strafrecht.
334 Overigens krijgt een niet-Iraanse vrouw bij het huwelijk met een Iraanse man automatisch de
Iraanse nationaliteit. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen een huwelijk in of
buiten Iran. De vrouw in kwestie dient dan echter wel een shenas nameh (geboorteboekje)
aan te vragen. Binnen Iran moet de vrouw zich wenden tot het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Justitie. Buiten Iran wordt dit proces geregeld door de Iraanse consulaten. Voor het
aanvragen van een geboorteboekje is geen officiële toestemming van de echtgenoot vereist.
335 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart
2006. Zie over de rechtsgang ook 3.3.5.
84

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

tegenoffensief gaan. Vrouwen worden dan door geüniformeerde
overheidsdienaren aangehouden en op hun uiterlijk gecontroleerd, bijvoorbeeld
door de gevreesde Comités ter Bevordering van Deugd en ter Bestrijding van
Zedeloosheid (komite-ye amr be ma'roof va nahi az monkar). Het onderzoek
wordt voortgezet in gereedstaande, speciaal ingerichte vrachtauto's en in
ernstigere gevallen op het politiebureau. Overtreders van de kledingvoorschriften
lopen het risico van geldboetes, hechtenis of zelfs geseling. Voorshands blijft het
echter veelal bij een berisping en het advies de islamitische voorschriften te
volgen. De procureur van Teheran, Saeed Mortazavi, zou nieuwe maatregelen
hebben aangekondigd tegen vrouwen die zich in het openbaar niet fatsoenlijk
kleden of gedragen. De maatregelen zouden op 6 maart 2007 voor een periode van
een maand van kracht worden.336 Verdere details over deze nieuwe maatregelen
zijn niet bekend.
De Iraanse autoriteiten zouden hebben besloten om het eiland Arezou, een van de
102 eilanden in het Orumiyeh-meer, in het noordwesten van het land vlakbij de
grens met Turkije, uitsluitend te reserveren voor vrouwen. Enkele stranden in het
zuiden en noorden van Iran zijn al exclusief gereserveerd voor vrouwen die er
ongesluierd kunnen zonnen zonder het risico te lopen dat mannen waar zij niet
mee getrouwd zijn hun haar kunnen zien. In enkele steden zijn er ook al parken
uitsluitend toebedeeld aan vrouwen.337
Handelingsbekwaamheid
Vrouwen zijn in principe handelingsbekwaam, maar hebben voor het verrichten
van bepaalde handelingen de toestemming nodig van hun man, vader of voogd.
Dit is het geval bij het eerste huwelijk van een vrouw, het aanvragen van een
paspoort, het buitenshuis werken en het reizen naar het buitenland.338 Wanneer een
vader geen toestemming voor een huwelijk geeft, kan de vrouw zich ­ indien zij
meerderjarig is ­ tot de notaris of een familierechtbank wenden. Indien de vader
geen klemmende redenen kan aanvoeren waarom het huwelijk geen doorgang zou
mogen vinden (bijvoorbeeld omdat de aanstaande echtgenoot crimineel,
drugsverslaafd of werkeloos is), zal de rechtbank of notaris in de meeste gevallen
de partners huwen.
Bij de huwelijkse voorwaarden kan een aantal zaken, zoals het zelfstandig
aanvragen van een paspoort of het zonder toestemming reizen naar het buitenland,
voorafgaand aan het huwelijk worden geregeld. Dit komt in de praktijk voor.
336 AFP, 24 februari 2007.
337 ANP/AFP, 21 februari 2007.
338 Een gescheiden vrouw of een weduwe kan echter makkelijker dan een getrouwde vrouw naar
het buitenland reizen of kiezen waar zij wil wonen.
85

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Dienstplicht
Er is geen dienstplicht voor vrouwen, noch kunnen zij dienst nemen als
beroepsmilitair voor zover het een gevechtsfunctie betreft.
Reis- en identiteitsdocumenten
Vrouwen kunnen zelf een identiteitsbewijs en een paspoort bezitten. Getrouwde
vrouwen kunnen het paspoort zelfstandig aanvragen, maar dienen hierbij de
toestemming van echtgenoot, vader of een ander mannelijk familielid te
overhandigen. In geval van afwezigheid daarvan kan een rechtbank echter
toestemming verlenen om desondanks een paspoort uit te geven. Minderjarige
vrouwen kunnen een paspoort krijgen, mits daarvoor toestemming door de vader is
gegeven. De shenas nameh (identiteitsbewijs) wordt bij aangifte van de geboorte
van een kind al uitgegeven.
Mishandeling en (seksueel) geweld
In geval van mishandeling kan in Iran aangifte worden gedaan bij de politie. Het
slachtoffer dient zich te vervoegen bij het politiebureau van het eigen district.
Indien het een zaak betreft waarbij sprake is van ernstige mishandeling, zal het
slachtoffer door de politie spoedig na de aangifte worden doorverwezen naar de
rechtbank. Deze zal vervolgens op advies van de politie een medisch onderzoek
eisen door het Forensic Medicine Office. De bevindingen van de arts kunnen later
als bewijs tegen de dader worden gebruikt. Gesteld wordt echter dat veelal de
fysieke sporen van mishandeling zijn verdwenen tegen de tijd dat de vrouw door
de rechtbank wordt gehoord.339
Indien de vrouw die aangifte doet van mishandeling door haar echtgenoot en
daarvan zeer duidelijke sporen draagt (hevig bloedend, zeer blauwe plekken), kan
het gebeuren dat er terstond een politieagent met het slachtoffer mee naar haar
woning gaat om de dader te ondervragen, doch in de meeste gevallen zal deze later
een oproep van de rechtbank (familierechtbank) ontvangen om nader te worden
gehoord. Indien de persoon in kwestie weigert te verschijnen, zal betrokkene
opnieuw een oproep ontvangen. Dit geldt echter niet voor verkrachting binnen het
huwelijk. De notie van verkrachting binnen het huwelijk bestaat niet in het Iraanse
rechtssysteem.
Weinig vrouwen doen aangifte van huiselijk geweld. Als toch aangifte wordt
gedaan, wordt naar verluidt vaak geadviseerd om toch bij de man te blijven, ook
uit financieel oogpunt. In de regel zoeken vrouwen bescherming bij hun eigen
familie, maar vrouwen zijn in principe verplicht te verblijven op de door de
339 Daarbij wordt gesteld dat een man de straf bij verdenking van verkrachting in bepaalde
gevallen kan ontlopen door aan te geven dat hij tijdelijk met de vrouw getrouwd was.
Aangezien religieuze huwelijken niet worden geregistreerd is het in dat geval dan zijn woord
tegen het hare.
86

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

echtgenoot aangegeven plaats.340 Een vrouw kan echter een andere verblijfplaats
kiezen als verblijf in de door de echtgenoot aangewezen woonplaats voor haar tot
lichamelijk letsel of financiële schade kan leiden. De mogelijkheid op dit letsel of
schade moet echter wel voor de rechtbank bewezen zijn. Hoewel de noodzaak
voor opvanghuizen voor vrouwen door ngo's en regeringsinstanties wordt erkend,
is er vooralsnog geen sprake van een goed functionerend opvangnetwerk. Over
heel Iran worden weliswaar opvanghuizen gerund, die vallen onder de lokale
autoriteiten of door de staatswelzijnsorganisatie Behzisti, maar de huizen voldoen
beslist niet aan de westerse maatstaven. Vrouwen en meisjes kunnen hier alleen de
nacht doorbrengen. In de praktijk zouden de Behzisti huizen vooral opvang bieden
aan prostituees. Er zijn ook enkele private opvanghuizen actief in Iran, die meer
begeleiding bieden. Er is verder weinig bekend over deze opvanghuizen.
Echtscheiding
Vrouwen kunnen zelfstandig een procedure tot echtscheiding beginnen. Er zijn
twee manieren waarop een vrouw een huwelijk kan laten ontbinden, faskh en
talaq. Faskh houdt de nietigverklaring van het huwelijk in, terwijl talaq letterlijk
de verstoting van de vrouw betekent, de man wordt dan als het ware verzocht zijn
vrouw te verstoten. Gronden waarop een vrouw nietigverklaring (faskh) van het
huwelijk kan aanvragen zijn het niet meer kunnen hebben van een normale
seksuele relatie door castratie, impotentie of verwijdering van de geslachtsdelen
van de echtgenoot of zijn krankzinnigheid tijdens het huwelijk.341
Volgens het familierecht kan een vrouw een scheiding (talaq) aanvragen wanneer
de echtgenoot faalt om haar te onderhouden of wanneer zijn behandeling van haar
dermate slecht is dat voortzetting van het huwelijk `ontbering en schade' voor haar
veroorzaakt.342 Sinds 1982 staan de gronden waarop een vrouw een echtscheiding
kan eisen vermeld in het huwelijkscontract. Bij ondertekening van het contract
moet de man echter onder elk van deze punten zijn handtekening hebben gezet.
Vrouwen die getrouwd zijn voor 1982 hebben deze punten dus niet in hun
huwelijkscontract staan.
Deze vrouwen zijn te verdelen in twee groepen:
1. vrouwen die zijn getrouwd voor 1967. Slechts in een klein deel van de
huwelijkscontracten uit deze periode staan voorwaarden. Wanneer zulke
voorwaarden zijn gesteld kan een vrouw zich nog steeds daarop beroepen.
Zijn deze voorwaarden echter niet gesteld, dan kan zij zich beroepen op de
voorwaarden van faskh en scheiding zoals die in het familierecht staan.
340 Tenzij in het huwelijkscontract het recht om de verblijfplaats te bepalen is toebedeeld aan de
vrouw.
341 Artikelen 1121, 1122 en 1125 van het Iraans Burgerlijk Wetboek.
342 Artikelen 1129 en 1130 van het Iraans Burgerlijk Wetboek.
87

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

2. in de huwelijkscontracten van vrouwen die zijn getrouwd tussen 1967 en 1982
staat een bepaling die hun het recht geeft van hun man te scheiden. Wanneer een
vrouw in die periode is getrouwd en tevens een huwelijkscontract kan overleggen
is deze stipulatie nog steeds geldig.
Huwelijk, kinderen, echtscheiding en overlijden van de partner worden allemaal
genoteerd in de shenas nameh (identiteitsbewijs). Echtscheiding wordt tevens in
het huwelijkscontract genoteerd. Of ook overlijden daarin wordt opgetekend is niet
duidelijk.
Wanneer een van de partijen niet in Iran aanwezig is, is een echtscheiding bij
volmacht mogelijk. Deze volmacht moet dan wel zijn gelegaliseerd door een
Iraanse ambassade of Iraans consulaat en vervolgens door het Iraanse ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Gescheiden vrouwen
Er zijn geen wettelijke bepalingen die een gescheiden vrouw verbieden na een
echtscheiding zelfstandig te wonen. Gebruikelijk is echter wel dat, wanneer er
geen kinderen zijn of de vrouw er geen voogdij over heeft, zij terugkeert naar het
ouderlijk huis. In het geval dat de vrouw de voogdij over de kinderen heeft, is het
mogelijk dat zij zelfstandig woont.
Voor het functioneren van een gescheiden vrouw in de samenleving of op de
arbeidsmarkt bestaan geen juridische beperkingen, doch wel maatschappelijke. Zo
is het in de praktijk moeilijker voor een gescheiden vrouw om een baan te vinden
en is hertrouwen moeilijk. Een man zal niet snel een gescheiden vrouw als eerste
vrouw nemen.
Zwangerschap van ongehuwde vrouwen
Volgens artikel 73 van het Wetboek van Strafrecht kan de zwangerschap van een
ongetrouwde vrouw op zichzelf geen reden voor bestraffing zijn, tenzij (op grond
van getuigenissen of bekentenissen) bewezen wordt dat zij overspel343 heeft
gepleegd. Het is voor een ongehuwde moeder mogelijk om voor het betreffende
kind een shenasnameh aan te vragen. Op het sociale vlak kunnen moeder en kind
wel problemen verwachten.
Zij worden soms bijvoorbeeld door vrienden en kennissen gemeden of door
familieleden verstoten. Deze ongehuwde moeders belanden daardoor soms op
straat. Buiten eventuele familie zijn er zo goed als geen opvangmogelijkheden
voor deze vrouwen.
Activisten voor vrouwenrechten
Bij een rechtbank in Teheran werden op 4 maart 2007 33 activistes opgepakt en
gevangen gezet in de Evin-gevangenis, omdat zij volgens de autoriteiten een
343 Zie hiervoor paragraaf 3.3.5.
---

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

illegale bijeenkomst hielden. 344 Vrijwel al deze vrouwen die leidende rollen
zouden vervullen in Irans kleine, maar actieve en vocale politieke
vrouwenbeweging, demonstreerden als steunbetuiging voor vijf andere vrouwen345
die moesten voorkomen voor het houden van een demonstratie op 12 juni 2006 in
het Daneshjoo park in Teheran, waarvoor geen toestemming was verleend. Bij
deze demonstratie voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen waaraan enkele
honderden vrouwen zouden hebben deelgenomen, zouden enkele tientallen
vrouwen voor verhoor zijn opgepakt. De politie trad daarbij hardhandig op. De
Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Rechten van de Mens, Louise
Arbour, heeft op 6 maart 2007 fel geprotesteerd tegen de jongste arrestaties en de
Iraanse autoriteiten opgeroepen alle mensenrechten in acht te nemen.346
Inmiddels zouden alle vrouwen in kwestie (op borgtocht) zijn vrijgelaten, onder
wie ook (tegen een borgtocht van meer dan US$ 200.000 elk) Mahboubeh
Abbasgholizadeh (vrouwenrechtenactiviste, journaliste en directeur van de ngo
Job Training Centre (Markaz-e Karvarzi) en Shadi Sadr (advocate,
vrouwenrechtenactiviste en directeur van het Rahi Instituut (Mo'asseseh-ye Rahi),
een juridisch adviescentrum voor vrouwen. Beide vrouwen zijn onder meer actief
in de `Stop Stoning Forever' campagne.347 Amnesty International en Human
Rights Watch hebben zich bij de Iraanse autoriteiten ingezet voor een spoedige
vrijlating van de vrouwen.348 Ook de Europese Unie eiste dit in een verklaring.349
Naar verluidt zou de politie op 7 maart 2008 de woningen van twee andere
activistes (Mansureh Shojai en Farnaz Seifi) hebben doorzocht.
Volgens berichten in de lokale pers zouden in het Laleh Park in Teheran op 2 april
2007 vijf vrouwen zijn gearresteerd die handtekeningen aan het verzamelen waren
in het kader van de campagne `Een Miljoen Handtekeningen'.350 Drie van hen
werden na een dag verhoor op het politiebureau weer vrijgelaten, de overige twee
werden overgebracht naar sectie 209 van de Evin gevangenis in Teheran.351
344 AFP, 4 en 6 maart 2007; NRC Handelsblad, 5 maart 2007; beantwoording Kamervragen van
de leden Peters (GroenLinks) en Eijsink (PvdA) over de arrestaties van
vrouwenrechtenactivisten tijdens een vreedzame demonstratie in Teheran, DAM-178/07 van
13 maart 200 .
345 Noushine Ahmadi Khorasani, Parvin Ardalan, Shahla Entessari, Sussan Tahmassebi en
Fariba Davoudi Mohajer. De eerste drie vrouwen werden op 24 en 28 april 2007 tot drie jaar
gevangenisstraf veroordeeld, waarvan 2½ jaar voorwaardelijk.
346 AFP/Reuters, 6 maart 2007.
347 AFP, 12 en 19 maart 2007.
348 AP, 8 maart 2007; AI Index: MDE 13/028/2007 van 12 maart 2007.
349 AFP, 9 maart 2007.
350 Reuters, 2 april 2007.
351 Mahboubeh Hossein Zadeh, journaliste en lid van het Iran CSOs Training and Research
Center, en Nahid Keshavarz, publiciste en lid van het Women's Cultural Center. Beide
vrouwen werden op 15 april 2007 op borgtocht vrijgelaten.
89

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Iraanse vrouwenorganisaties hadden voor 8 maart 2007 waarop de internationale
vrouwendag werd gevierd, demonstraties aangekondigd. Zij wilden voor het
Iraanse parlement demonstreren voor gelijke rechten voor vrouwen bij
echtscheiding, voogdijschap en andere (juridische) zaken. Vorig jaar werden er bij
twee soortgelijke demonstraties tientallen vrouwen tijdelijk opgepakt. De Iraanse
autoriteiten hadden dit jaar alle 8 maart-activiteiten verboden. Ondanks dit verbod
verzamelden zich op 8 maart 2007 nog enkele honderden mensen voor het
parlementsgebouw die door de politie met de wapenstok werden verspreid. Daarbij
vielen geen gewonden, ook werden er geen arrestaties verricht.352 In een
gezamenlijke verklaring riepen Irene Khan (Secretaris-Generaal van Amnesty
International en winnares van de Nobelprijs voor de Vrede van 1977) en Shirin
Ebadi (winnares van de Nobelprijs voor de Vrede van 2003) de Iraanse regering
op om discriminatie tegen vrouwen in Iran te beëindigen.353
Amnesty International toonde zich in de verslagperiode bezorgd over het lot van
Sayed Ali Akbar Mousavi-Kho'ini, ex-studentenleider en voormalig lid van het
parlement en thans hoofd van de Alumni Association of Iran (Sazman-e Danesh
Amukhtegan-e Iran-e Eslami (Advar-e Tahkim-e Vahdat). Hij werd op 12 juni
2006 tijdens een vreedzame demonstratie in Teheran voor juridische hervormingen
om discriminatie tegen vrouwen tegen te gaan gearresteerd, tezamen met
tenminste 69 andere personen. Zij zijn inmiddels vrijgelaten. Sayed Ali Akbar
Mousavi-Kho'ini heeft vastgezeten in afdeling 209 van de Evin gevangenis van
het ministerie van Inlichtingen en heeft mogelijk blootgestaan aan mishandeling.
Op 21 oktober 2006 werd hij echter op borgtocht vrijgelaten. Er is nog geen datum
bekend waarop zijn proces zal worden hervat.354
3.4.7 Minderjarigen
Opvangmogelijkheden
In Iran bestaat een opvangsysteem voor kinderen die geen ouders meer hebben. Zij
worden in eerste instantie opgevangen door familieleden. Minderjarigen die om de
een of andere reden niet langer bij familieleden kunnen verblijven, kunnen worden
ondergebracht in opvangtehuizen (`residential centres') of pleeggezinnen. Ook
adoptie is mogelijk. Het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti, de
welzijnsorganisatie van de Iraanse regering, is verantwoordelijk voor de plaatsing
van de kinderen. In de praktijk is geen rechterlijke beslissing vereist voordat
Behzisti een kind onder zijn hoede kan nemen.
352 Reuters, 8 maart 2007.
353 AI Index: MDE 13/023/2007, News Service no. 045, van 7 maart 2007.
354 AI Index: MDE 13/109/2006 en MDE 13/003/2007 van 26 september 2006 en 17 januari
2007.
90

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Behzisti houdt momenteel toezicht op ongeveer 350 opvangtehuizen, waarvan het
merendeel wordt gerund door ngo's en liefdadigheidsinstellingen.
Voorts dragen het Imam Khomeini Relief Committee en de Mostazafan
(`downtrodden', dat wil zeggen: vertrapten) Foundation ­ twee aan de Iraanse
overheid gelieerde organisaties ­ ook verantwoordelijkheid voor achtergestelde
kinderen. Binnen deze organisatie bestaat een afdeling die is gespecialiseerd in het
steunen en zoeken van potentiële adoptieouders. Daarnaast is ook de Rode halve
maan en een aantal charitatieve instellingen actief op dit terrein.355 Er zijn enkele
ngo's actief op het gebied van hulpverlening aan alleenstaande minderjarigen.
In het geval een wees of kind van uit de ouderlijke macht gezette ouders de hulp
van het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti zou inroepen, zou
deze organisatie zeker zorg dragen voor opvang. In eerste instantie zou deze
organisatie contact opnemen met de familieleden van het kind. Behzisti zal het
Openbaar Ministerie vragen te onderzoeken of er andere familieleden zijn die de
opvang zorg kunnen dragen, indien ouders en grootouders niet in de positie zijn
om het kind op te vangen. Als ook dat niet mogelijk is, zal het kind in
overheidsopvang blijven, in afwachting van andere mogelijkheden.
De opvanghuizen zijn in principe bedoeld voor straat- en weeskinderen. Zij
verlenen echter ook opvang aan andere kinderen wanneer geen andere opties meer
voorhanden zijn. Er bestaat een structureel tekort aan plaatsen. De overheid heeft
richtlijnen voor de kwaliteit van de opvanghuizen opgesteld; de implementatie is
mede afhankelijk van de leiding van het tehuis. De overheidscontrole is naar
verluidt over het algemeen niet grondig. Hoewel geen algemene conclusies kunnen
worden getrokken over de kwaliteit van de opvanghuizen in Iran kan worden
gesteld dat de kwaliteit van de opvang in sommige publieke opvanghuizen te
wensen overlaat en in de particuliere weeshuizen redelijk is.
Weggelopen meisjes worden vaak wanneer ze in Teheran aankomen al op het
busstation opgepikt door de politie, die ze naar een opvanghuis voor weggelopen
meisjes brengt. In eerste instantie wordt gepoogd de meisjes terug te laten keren
naar hun familie. Als dat niet lukt, blijven ze in het opvanghuis en krijgen daar een
opleiding totdat ze achttien jaar oud zijn.
Voogdij
Na een echtscheiding kan de voogdij over de kinderen zowel aan de vader als de
moeder worden toegewezen. Voor toewijzing van de voogdij aan de moeder geldt
een maximum leeftijd voor de kinderen. Tot voor kort kon de voogdij uitsluitend
355 Voor zover bekend is er geen overheidsinstelling belast met de opvang van minderjarige
repatrianten.
91

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

aan de moeder worden toegewezen voor jongens tot en met twee jaar en meisjes
tot en met zeven jaar.
Krachtens een wetswijziging in 2003 kan de voogdij thans aan de moeder worden
toegewezen voor zowel jongens als meisjes tot en met zeven jaar. Bij het bereiken
van de leeftijdsgrens gaat de voogdij automatisch over naar de vader. Indien (een
van) de ouders gedetineerd is en een kind niet door familie kan worden
opgevangen, wordt het in een opvanghuis geplaatst. Wanneer de ouder(s) weer vrij
zijn, krijgen zij ook de voogdij over het kind terug.
Meerderjarigheid en handelingsbekwaamheid
In Iran zijn kinderen op jongere leeftijd meerderjarig dan dat ze
handelingsbekwaam zijn. Volgens artikel 1210 van het Wetboek van Familierecht
worden jongens meerderjarig bij het bereiken van een leeftijd van vijftien volle
maanjaren, meisjes bij een leeftijd van negen volle maanjaren.356 Vanaf deze
leeftijden geldt ook de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Op die leeftijd is een
kind wettelijk gezien in de puberteit (hij of zij heeft de senn-e bolugh, de leeftijd
des onderscheids, bereikt). De vader van een meisje kan toestemming geven
jonger te huwen. Vanaf deze leeftijd mag men trouwen en valt men onder het
volwassenenrecht, maar er zijn ook nog een aantal zaken uitgesloten. Zo is het
personen onder de vijftien jaar verboden om te werken (enige uitzonderingen in de
wet, zoals landbouw, daargelaten). Niettemin vindt kinderarbeid plaats. Tevens is
het pas vanaf achttien jaar toegestaan zelfstandig een financiële transactie te
verrichten, tenzij een persoon jonger dan achttien jaar van de rechtbank een
verklaring heeft gekregen dat hij/zij daartoe capabel is. Stemrecht geldt vanaf
vijftien jaar.357 De Raad van Hoeders van de Grondwet heeft op 10 januari 2007
een wet goedgekeurd, waarbij de kiesgerechtigde leeftijd werd verhoogd van
vijftien tot achttien jaar.
In sociaal-cultureel opzicht worden jongeren van zestien en zeventien jaar nog wel
gezien als kinderen, tenzij ze getrouwd zijn.
Leerplicht
Leerplicht geldt vanaf vijf tot dertien jaar. De lagere schoolperiode duurt
normaliter vijf jaar.
Paspoort en identiteitsbewijs
Kinderen krijgen na geboorte een eigen shenas nameh. Ook een paspoort kan
onmiddellijk na de geboorte worden aangevraagd. Minderjarigen hebben
toestemming van hun vader of voogd nodig om een paspoort te verkrijgen.
356 De leeftijd op de shenas nameh en in het paspoort is gerekend in zonnejaren.
357 Er zijn voorzover bekend geen specifieke bepalingen die gelden vanaf de 16-jarige leeftijd.
92

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

4 Migratie
4.1 Migratiestromen
Migratie naar Iran
Mensen uit Bangladesh, Afghanistan en Pakistan proberen regelmatig illegaal de
grens met Iran over te steken, ofwel met het doel zich daar te vestigen of, en dat
betreft het merendeel van de mensen, om door te reizen naar omliggende
Arabische staten (smokkelactiviteiten spelen hierbij een grote rol). De meest
gebruikte overgangsplaatsen zijn gelegen in de provincie Sistan va Baluchstan en
rond de Golf van Oman. Als ze bij de grens opgepakt worden, worden ze in
speciale kampen ondergebracht in afwachting van hun terugkeer naar het land van
herkomst. In sommige gevallen worden ze voor de rechter gedaagd en krijgen ze
een boete opgelegd. De voortdurend instabiele situatie in Irak heeft meer Irakezen
genoopt het land te verlaten. De Iraanse autoriteiten wensen geen uitspraak te doen
over het aantal in Iran verblijvende Iraakse vluchtelingen.
Migratie uit Iran
Vanwege de hoge werkloosheid is de wens om Iran te verlaten groot, zeker onder
jongeren. De meeste Iraniërs die Iran verlaten hebben bevinden zich in de
Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, de
Verenigde Arabische Emiraten en Zweden.
Iran zou stappen ondernemen om de terugkeer van degenen die het land illegaal
hebben verlaten en terug willen keren, te faciliteren. Met sommige landen zouden
daartoe overeenkomsten zijn aangegaan; in Iran zou een Centre for Iranians
Abroad zijn opgericht. Dit orgaan zou zich richten op het beschermen van de
rechten van Iraniërs in het buitenland en zou zich inzetten voor het faciliteren van
terugkeer.
4.2 Activiteiten van internationale organisaties
In Iran zijn diverse internationale hulporganisaties actief, waaronder de United
Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), United Nations
Development Programme (UNDP), United Nations Office on Drugs and Crime
(UNODC), United Nations Children's Fund (UNICEF), United Nations World
Food Programme (WFP), het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC),
Médecins Sans Frontières, Médecins du Monde en International Organization for
Migration (IOM).
93

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

De activiteiten van UNHCR in Iran richten zich op de opvang en gefaciliteerde
terugkeer naar Afghanistan en Irak van personen die eerder uit die landen zijn
gevlucht.
Terugkeer Afghanen
Ten behoeve van de gefaciliteerde terugkeer van Afghanen heeft de UNHCR in
april 2002 een repatriatieprogramma opgezet. In die tijd stonden zo'n 2,3 miljoen
in Iran verblijvende Afghanen officieel geregistreerd. Tot nu toe zijn zo'n 1,35
miljoen Afghanen teruggekeerd naar Afghanistan. Het programma zou in 2007
voltooid moeten zijn. Terugkeer vindt voornamelijk naar de gebieden Kaboel,
Herat en Nimruz plaats. In 2006 is het aantal terugkeerders sterk gedaald door
onder meer de veiligheidssituatie en het ontbreken van goede sociaal-economische
omstandigheden in Afghanistan. De aanwezigheid van de Afghaanse vluchtelingen
zou door veel Iraniërs meer en meer als een sociaal-economische last worden
beschouwd, vooral na de val van de Taliban. Deze houding wordt veroorzaakt
door de mening dat relatief veel geld voor de opvang uitgetrokken wordt en het
gevoel dat veel Afghanen zijn betrokken bij de toenemende drugssmokkel. Echter,
de Afghanen verrichten vaak het zware werk waar geen Iraniërs voor kunnen
worden gevonden.
Het repatriatieprogramma van UNHCR werd op 8 maart 2006 verlengd en liep tot
20 maart 2007. De geldigheid van de overhandigde registratiekaarten ­ Amayesh ­
werd oorspronkelijk verlengd tot 21 mei 2006 en vervolgens tot 23 augustus 2006.
Er zouden volgens UNHCR thans nog ongeveer 900.000 tot een miljoen Afghanen
in Iran verblijven. Er vindt overigens ook gedwongen terugkeer door de Iraanse
autoriteiten naar Afghanistan plaats.
Terugkeer Irakezen
Fayli-Koerden, Irakezen van Iraanse afkomst en andere vaak sji'itische Irakezen
zijn na de val van Saddam Hoessein in grote getale naar Irak teruggekeerd.
Terugkeer naar Iran van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers
UNHCR neemt geen positie in met betrekking tot gedwongen terugkeer van
uitgeprocedeerde afgewezen Iraanse asielzoekers.358 359
358 Informatie is bevestigd in een bericht van UNHCR ontvangen d.d. 9 mei 2006.
359 Het is niet bekend of en in hoeverre de bewegingsvrijheid die een Iraniër zou hebben het
uitgangspunt is bij de al dan niet medewerking van de Iraanse autoriteiten bij gedwongen
terugkeer.
94

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Literatuurlijst
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht zijn onder meer de onderstaande
openbare bronnen geraadpleegd:
Agence France-Presse (AFP)
Algemeen Nederlands Persbureau (ANP)
Amnesty International, waaronder diverse rapporten, public statements en press
releases.
Associated Press (AP)
Aviation Week Space Technology
BBC News
BBC Monitoring Research
Center for Strategic and International Studies (CSIS)
- Iran's Nuclear and Missile Programmes: A Strategic Assessment
(Washington, 10 oktober 2006)
CIA World Factbook Iran, versie van 13 juni 2006 (www.cia.gov)
Compass Direct News
Deutsche Presse Agentur (DPA)
Shirin Ebadi, Iran ontwaakt, Truth and Dare (Amsterdam, 2006)
Economist Intelligence Unit
- Country Reports Iran, August ­ December 2006
- Country Profile 2006 Iran
Etemad Newspaper
Fédération internationale des Ligues de Droits de l'Homme (www.fidh.org)
Le Figaro
95

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

W.B. Fisher, `Iran, Physical and Social Geography', in The Middle East and North
Africa 2005, London and New York: Europa Publications.
Foreign and Commonwealth Office (FCO)
- Human Rights Annual Report 2006 (Londen, 12 oktober 2006)
- Country Profiles ­ Iran (Londen, 12 juni 2006)
De Gelderlander
The Guardian
L. Hamidi, Iran, Amsterdam/Den Haag: Koninklijk Instituut voor de
Tropen/NOVIB/NCOS, 1998.
Home Office, Country of Origin Information Report ­ Iran (Londen, 27 oktober
2006)
Human Rights Watch
- Netherlands: No Deportations of LGBT Iranians to Torture ­ Letter to
Immigration Minister Verdonk (New York, 5 oktober 2006)
- Denying the Right to Education (New York, 25 oktober 2006)
ILNA (Iranian Labour News Agency)
International Herald Tribune
Independent
International Crisis Group
- Iran: Ahmadi-Nejad's Tumultuous Presidency (Teheran/Brussel, 6 februari
2007)
IRNA, officieel Iraans persbureau
Libération
The Middle East
Minority Rights Group International, State of the world's minorities 2007 ­ events
of 2006; Londen, maart 2007
Mir-Hosseini, Ziba, Marriage on Trial; A Study of Islamic Family Law;
Londen/New York, I.B. Tauris & Co Ltd. Publishers (1993).
96

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Le Monde
Nederlands Dagblad
NRC Handelsblad
Provinciale Zeeuwse Courant
The Punishments of Crimes of the Armed Forces Act or the Military Penal Code
(Official Gazette No. 17168 dated 12/11/1383 (31 January 2004), approved by the
Parliament on 30.12.2003, ratified by the Guardian Council on 15.01.2004)
Radio Free Europe/Radio Liberty (RFE/RL)
Reformatorisch Dagblad
Reporters sans Frontières (www.rsf.org)
Reuters
Der Standard
Stichting Open Doors (www.opendoors.nl)
Spiegel Online
Trouw
UNDP
- Human Development Report 2006
U.S. Department of State (www.state.gov)
- Iran Country Reports on Human Rights Practices ­ 2005, 6 maart 2007
- International Religious Freedom Report Iran, 15 september 2006
- Background Note: Iran, oktober 2006
Worldpress.org
www.en.wikipedia.org
www.netwerk.tv
97

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

Bijlage(n)
I Talen en dialecten in Iran
Taal/dialect Gesproken in Etnisch/religieus
Azeri (Turks) Oost en West Azarbaijan,
Ardebil, Zanjan, delen van Etnisch
Qazvin
Kurdisch Kermanshah Etnisch
Balouchi Sistan en Balouchestan
Etnisch
Arabisch (lokaall) Khouzestan Etnisch
Gilaki Gilan Etnisch
Mazandarani Mazandaran Etnisch
Taleshi Talesh streek in West Gilan Etnisch
Lori Lorestan Etnisch
Turkmeens Golestan Etnisch
Armeense gemeenschappen
Armeens verspreid over het land; Etnisch/Religieus
meeste in Teheran,
Isfahan,Azarbaijan Shiraz en
Gilan
Assyrische minderheden
verspreid over het land (de Etnisch/Religieus
Assyrisch meeste in westelijke
gebieden)
98

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

99

Algemeen ambtsbericht Iran juni 2007

II Kaart van Iran

100