Algemene Onderwijsbond

Persbericht AOb

Vermogenspositie basisonderwijs te hoog volgens eigen normen ministerie

Utrecht 12-2-2007 - Een debat over wat realistische reserves voor onderwijsinstellingen zijn, is hoognodig nu het ministerie suggereert dat de reserves van het basis- en speciaal onderwijs wel meevallen. Dat is niet het geval. Bij de beoordeling van het eigen vermogen van het basisonderwijs is het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond uitgegaan van de voorlopige 'signaleringsgrenzen' die het ministerie zelf tot nu toe voor alle andere onderwijssectoren hanteert en die ook buiten het onderwijs gebruikelijk zijn. Er is geen enkele reden om andere normen te gebruiken voor het basis- en speciaal onderwijs, een sector die bovendien al jaren weet dat de financieringssystematiek gaat veranderen. Veel scholen maakten ook al jaarrekeningen volgens de nieuwe aanpak, maar hoefden deze voor 2006 nog niet in te leveren bij het ministerie.

Het eigen vermogen moet volgens die normen minimaal 10 procent van het balanstotaal bedragen en boven de 45 procent wordt gezien als een royaal maximum. Deze verhouding heet in boekhoudkundige termen solvabiliteit 1. Scholen die daarboven komen hebben wat uit te leggen. Op basis van cijfers van het CBS - aangeleverd door het ministerie zelf - blijkt dat het primair onderwijs met een gemiddelde van 60 procent ver boven die 45 procent uitkomt. Nu de hele sector fors boven dat gemiddelde uitkomt, is er geen aanleiding voor sussende woorden.

Het Onderwijsblad is er evenmin op uit om de zaak te overdrijven, maar wil dat het debat over de stilliggende vermogens in de publieke sector goed gevoerd wordt. Dat is niet alleen een probleem in het onderwijs, maar ook bij bijvoorbeeld zorginstellingen en woningbouwcoöperaties. Doel is dat publiek geld ook gebruikt wordt waarvoor het bedoeld is, in dit geval voor onderwijs. Gezien de reserves waar scholen nu over beschikken, kan rustig de conclusie worden getrokken dat gemiddeld gezien iedere toevoeging aan de reserves voorlopig uit kan blijven.

Bovendien is een voorzichtige aanpak gekozen. Bij de berekening zijn niet eens alle reserves van de scholen voor basis- en speciaal onderwijs meegeteld. Want naast het eigen vermogen van 2,4 miljard euro hebben scholen ook nog een flinke reserve opgebouwd in de vorm van voorzieningen. Deze bedragen samen ook nog eens bijna een half miljard euro. In de financiële wereld wordt daarom ook wel gebruik gemaakt van 'solvabiliteit 2' waarbij het eigen vermogen en de voorzieningen worden afgezet tegen het balanstotaal. In dat geval zou de relatieve rijkdom van het basisonderwijs nog hoger uitvallen.

In de brief van staatsecretaris Dijksma van vandaag wordt het eigen vermogen (onderdeel van de passiva) deels ingevuld door de materiële vaste activa (activa) en een fictieve reservering ("de verwachting is gerechtvaardigd") voor de vervangingswaarde daarvan. Een rekensom die op zijn minst voor discussie vatbaar is, omdat niet bekend is hoeveel scholen al op de aanschafwaarde hebben afgeschreven of hoe ver zij staan met hun reserveringen voor vervanging.

Het Onderwijsblad zou voor een goed overzicht van de situatie graag kijken hoe de verschillen tussen scholen zijn om een beter beeld van de situatie te krijgen. Omdat het ministerie van Onderwijs nalaat om de openbare gegevensbestanden ter beschikking te stellen, is een zorgvuldiger beoordeling op dit moment onmogelijk. Op basis van een aantal jaarverslagen van afzonderlijke scholen die in het bezit zijn van het Onderwijsblad is bekend dat er scholen zijn die vermogens hebben die ver boven het toch al hoge gemiddelde uitkomen.

Voor mensen die thuis zijn in boekhouden is de financiële balans van het primair onderwijs bijgevoegd, waaruit blijkt dat 2,4 miljard eigen vermogen afgezet tegen een balanstotaal van 4 miljard euro leidt tot een solvabiliteit van 60 procent.

Financiële balans primair onderwijs
Alle cijfers: CBS in miljoenen euro's

Activa

TOTAAL

4007,1
waarvan:

immateriële vaste activa

0,3

materiele vaste activa

785,6

waarvan:

gebouwen en terreinen
93,1

inventaris
451,7

overig
240,8

financiële vaste activa

499,8

waarvan:

effecten
431,6

overig
68,2

vlottende activa

2721,4

waarvan:

voorraden
0,2

vorderingen
840,4

effecten
60,3

liquide middelen
1820,5

Passiva

TOTAAL

4007,1
waarvan:

eigen vermogen

2420,9

waarvan:

stichtingskapitaal
43,6

algemene reserve
1061

bestemmingsreserves
1316,3

egalisatierekening

19,9

voorzieningen

497,4

waarvan:

onderhoud
288,5

wachtgelden
3,4

overig
205,5

langlopende schulden

13,5

kortlopende schulden

1055,4