Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z-CB-U-2826112
11 februari 2008
Met uw brief van 14 januari 2008, uw kenmerk VWS-07-1459, hebt u mijn
reactie gevraagd op een brief van de heer XX aangaande dubbele dekking
ziektekosten in AWBZ-instellingen, gedateerd 27 november 2007.
De heer XX heeft in zijn brief de situatie voorgelegd waarbij zijns
inziens sprake is van een dubbele dekking van ziektekosten voor iemand
die van een AWBZ-instelling gebruik maakt.
Hij schetst in zijn brief de situatie van zijn moeder die in een
verpleeghuis verblijft.
De wijze waarop hij de situatie beschrijft, is juist. Een verzekerde
die in een verpleeghuis verblijft, heeft aanspraak op behandeling die
samenhangt met de reden waarom hij of zij in die instelling verblijft.
Het gaat bij die behandeling met verblijf niet alleen om die
behandeling die samenhangt met de reden van verblijf in de instelling;
indien nodig valt onder het verblijf ook geneeskundige zorg van
algemeen medische aard en farmaceutische zorg. Deze situatie bestaat
al van oudsher zo in de AWBZ. Het voorgaande is overigens alleen dan
aan de orde als de verzekerde ook verblijft in de instelling waar de
behandeling wordt geboden. Als de verzekerde er voor zou kiezen de
behandeling in een andere instelling te ondergaan dan de instelling
waar hij of zij verblijft, bestaat geen recht op die geneeskundige
zorg van algemeen medische aard en farmaceutische zorg voor rekening
van de instelling waar hij of zij verblijft.
In de situatie die de heer XX schetst, biedt het verpleeghuis de
geneeskundige zorg van algemeen medische aard en de voor de verzekerde
noodzakelijke farmaceutische zorg. Zijn moeder verblijft in een
instelling (het verpleeghuis) waar ook behandeling wordt geboden.
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat verblijf niet altijd gepaard
gaat met behandeling en dat dus ook niet in alle gevallen ten laste
van de AWBZ recht bestaat op geneeskundige en farmaceutische zorg.
Uit het feit dat zijn moeder geneeskundige en farmaceutische zorg ten
laste van de AWBZ ontvangt en niet voor rekening van de eigen
zorgverzekeraar, leidt de heer XX af dat feitelijk sprake is van een
dubbele dekking. Zowel de Zorgverzekeringswet als de AWBZ geeft in
zijn beleving een recht op vergoeding van geneeskundige en
farmaceutische zorg. De vraag die hij stelt, is of zijn conclusie dat
sprake is van dubbele dekking juist is.
Ik zal hierna aangeven waarom dat niet het geval is. Ook zal ik ingaan
op de consequentie van het verzekeringskarakter van de AWBZ en de
Zorgverzekeringswet voor het antwoord op zijn vraag.
Allereerst ga in op de zorginhoudelijke aspecten. De geneeskundige en
farmaceutische zorg zijn niet als zodanig als aanspraak geregeld, doch
zijn in bepaalde situaties onderdeel van de aanspraak op verblijf in
een AWBZ-instelling. De verzekerde komt dan niet toe aan het doen van
een beroep op zijn zorgverzekering. Dat is ook inhoudelijk de juiste
situatie. Indien namelijk deze kosten wel betaald zouden worden door
de eigen zorgverzekeraar zou deze bepalen waar, onder welke
voorwaarden de verzekerde de zorg kan krijgen en tot wie de verzekerde
zich daarvoor moet wenden. Ook in het verleden is al geconstateerd dat
het in het belang is van de patiënt dat de verantwoordelijkheid voor
de geneeskundige en de farmaceutische zorg bij de instelling (en dus
bij de daar werkzame artsen) ligt. Daarom volgt de financiering ook
dat uitgangspunt.
Het verzekerde pakket in de AWBZ en Zvw dekt het risico af in geval de
verzekerde op de zorg is aangewezen. Dit hoeft niet te betekenen dat
een verzekerde ooit een beroep hoeft te doen op het verzekerde pakket
of onderdelen daarvan. De essentie van verzekeren is immers dat een
risico wordt afgedekt voor het geval dat het onzekere voorval (het
verzekerde risico) zich voordoet. Zowel de AWBZ als de
Zorgverzekeringwet heeft als kenmerk onderlinge solidariteit. Gezonden
met zieken, mannen met vrouwen, jongeren met ouderen. Dat geldt zowel
voor het pakket als voor de premie. Het pakket kan dus zorg omvatten
waar betrokkene nooit op aangewezen zal zijn of zal kunnen zijn,
bijvoorbeeld kraamzorg of jeugdtandheelkunde.
Het feit dat de moeder van de heer XX veel zorg uit de AWBZ krijgt,
betekent nog niet dat een zorgverzekering voor haar zelf niet zinvol
kan zijn. Hij verwijst zelf naar een eventuele noodzakelijke
ziekenhuisopname. Het feit dat de geneesmiddelen en de dokterskosten
voor zijn moeder uit de AWBZ betaald wordt, betekent verder nog niet
dat daar dubbel voor betaald wordt. Immers, in haar geval wordt dat
alleen uit de AWBZ betaald. De premiemiddelen Zvw worden aan andere
zorg besteed.
De heer XX pleit in feite voor een op zijn moeders huidige
zorgbehoefte toegespitste zorgverzekering met een daarbij behorende
premie. Die redenering doortrekkend zou de AWBZ-premie voor zijn
moeder afgestemd moeten zijn op haar huidige zorgbehoefte en dus fors
hoger moeten zijn. Dat is niet de essentie van een sociale
verzekering. Het risico dat zijn moeder opgenomen moet worden in een
ziekenhuis, is ook een risico dat weinig mensen zelf willen of kunnen
dragen. Alleen al daarom is ook in haar situatie de verplichting voor
een voor alle verzekerden in beginsel gelijk basispakket,
gerechtvaardigd.
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de situatie die heer XX
beschrijft een gevolg is van het feit dat beide verzekeringssystemen
uitgaan van solidariteit aan de ene kant en dat aan de andere kant ook
zorginhoudelijke overwegingen mee hebben gespeeld bij de gemaakte
afwegingen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker