Koenders spreekt tijdens bijeenkomst VNO-NCW Noord (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/speeches,2008/02/Toespraak-Koenders-tijdens-bijeenkomst-VNO-NCW-Noo.html) 11-02-2008 | Drents Museum, Assen | Toespraak: Koenders - Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
De rol van ondernemers bij het bereiken van de Millennium Development
Goals
Dames en heren,
Vanochtend ben ik teruggekeerd uit Kenia. Ik heb daar gesproken met Kofi
Annan en met politieke leiders. Het land is verscheurd en het beeld is tragisch.
Angst en geweld heersen overal. De onzekerheid is enorm. Ik heb toegezegd Annan
te zullen steunen en noodhulp te geven. Maar ik heb er ook gesproken met
Nederlandse rozenkwekers. Pioniers die daar de bloemensector een grote boost
hebben gegeven. Zo vlak voor rozentopdag Valentijn zijn zij economisch zwaar
getroffen. Maar wat mij raakte was hun betrokkenheid bij het land en de
medewerkers en hun standvastigheid om te willen blijven investeren in Kenia en
in hun mensen. Doodsbange Luo's werken nog op de bloemenkweek, krijgen
bescherming en solidariteit, en met veel moeite worden de vrachtvliegtuigen naar
Nederland nog volgeladen. Doodsbange tuinders vol spanning en angst. Maar ze
kunnen het natuurlijk niet alleen. Investeerders kijken uiteraard naar de
politieke en economische risico's. En naar onderwijs en gezondheidszorg. Zonder
goed opgeleide en gezonde werknemers geen investeringen en daar speelt de
overheid een cruciale rol in de werkverdeling.
Het is voor de bloemenkwekers in Navaisha maar vooral voor de Kenianen van
groot belang dat er spoedig rust komt en dat de politieke turbulentie stopt. De
bedoeling is dat nu dat in deze twee weken gebeurt, onder leiding van Annan.
Maar de oorzaken zullen bij de wortel moeten worden aangepakt. Want het gaat
niet alleen om die verkiezingen. Het gaat ook om machtsdeling, het gaat over
heel schaars land. Dit land is in korte tijd van 8 miljoen naar 35 miljoen
inwoners gegaan. Daardoor heeft het ook te maken met schaarste en gevecht om
grond, macht en inkomen. Een duurzame oplossing voor Kenia kan er alleen zijn
als ook deze elementen in het vredesproces worden betrokken. Ik vind dat Kofi
Annan een heel goede agenda heeft opgesteld voor de onderhandelingen. Het begint
met de belangrijkste urgente zaken, einde aan het verschrikkelijke geweld. Einde
aan de slapeloosheid. Tegelijkertijd moet er gezorgd worden dat de mensen daar
die angstig in politiekantoren zitten of in kampjes, dat die geholpen worden. En
komen de andere punten aan de orde, zoals verdeling en de controle over de
politie Ik vond het belangrijk om daar te zijn. Om een teken te geven dat dit
ook voor Europa geen business as usual is. En dat we, Kofi Annan ondersteunen.
Dat is belangrijk. Want voor je het weet, ja valt het hier weer verder uit
elkaar.
Hele praktisch werkt Ontwikkelingssamenwerking nu om deze problemen te helpen
oplossen. Helpen oplossen, want de Kenianen zelf zullen het uiteindelijk zelf
moeten doen. Wij kunnen alleen hulp bieden om een Keniaanse oplossing sneller te
bereiken. Daarom steunen we het onderhandelingsteam van Kofi Annan, zijn we
bezig met een programma om de particuliere sector te bevorderen in Kenia. Nu er
nog veel te veel bureaucratie, regeltjes en corruptie is zijn we actief op het
terrein van onderwijs en zijn we zeer actief betrokken bij de
landverdelingskwestie en de opbouw van kadasters.
Dames en heren,
Ontwikkelingssamenwerking in meer brede zin van het woord moet wat mij
betreft bijdragen aan de oplossing van de drie belangrijkste uitdagingen waar de
wereld op dit moment voor staat. De eerste daarvan raakt aan de situatie die we
in Kenia zien: de ongelijke verdeling van veiligheid. De tweede is de zeer
ongelijke verdeling van welvaart en het gebrek aan groei in de armste
ontwikkelingslanden. En de derde uitdaging wordt gevormd door de gevolgen van
klimaatverandering en de ongelijke verdeling van milieugebruiksruimte.
Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen. Het is één van de van de
meest zinvolle investeringen die we kunnen doen voor een stabieler wereld, tegen
terreur, en voor wereldwijde welvaart. Daarvan kan iedereen de vruchten plukken,
dààr en hier. Een zaak van solidariteit èn van welbegrepen eigenbelang.
Ontwikkelingssamenwerking is ook investeren in de moeilijkste landen met de
grootste risico's; vaak gebieden waar private investeerders en banken nog geen
belang zien om te investeren. OS draagt dan bij aan het bevorderen van gunstige
randvoorwaarden.
Nederland staat internationaal aan de top in ontwikkelingsvraagstukken. Daar
zijn we trots op. Ontwikkelingssamenwerking heeft veel geleerd in de afgelopen
jaren. Moderne OS scoort. Maar er blijft voor verbetering. Zo is er net een
rapport uitgekomen over het Afrikabeleid, waarin veel aanknopingspunten zitten
om onze aanpak aan te scherpen. Ten eerste omdat de wereld weer continu
verandert en we snel en flexibel op die ontwikkelingen moeten inspelen. Maar ook
omdat we onze inzet nog meer kunnen toespitsen in die gebieden en op die
terreinen waar de achterstanden het grootst zijn. Waar de meeste winst te boeken
is als het gaat om de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Tenminste, als we het slim
aanpakken. Economische groei op lange termijn is niet mogelijk zonder
economische integratie van arme mensen. We gaan daarbij uit van de
ondeelbaarheid van politieke en sociaaleconomische mensenrechten.
Maar het kabinet kan het niet alleen. Nieuwe coalities zijn nodig en
mogelijk. Met het maatschappelijk middenveld en vernieuwende fondsen op het
terrein van kennis, groei en ontwikkeling. Maar ook, en zeker niet in de laatste
plaats, met u, met het bedrijfsleven. Dit is een zaak van iedereen. De enorme
betrokkenheid van een groot aantal bedrijven bij 'De Akkoorden van Schokland'
heeft dat laten zien. Ik kom hier zo nog op terug. Maar u kunt hierbij denken
aan akkoorden om een valutafonds tot stand te brengen waarbij wisselkoersrisico
's voor lokale ondernemers worden gedempt, waterprojecten met o.a. Vitens om te
investeren in water en sanitatie en het opzetten van een private collectieve
ziektekostenverzekering voor werknemers in Nigeria. Allemaal tot stand gebracht
door creatieve coalities van private en publieke partijen.
Niet alleen nationaal maar ook internationaal zullen we op zoek moeten naar
nieuwe coalities. Er hebben zich de afgelopen jaren veel nieuwe donoren gemeld.
Dat is een goede zaak. Maar sommige van deze donoren staan een heel andere
aanpak voor dan wij. Denk aan China en aan een aantal conservatieve donoren.
Nederland moet daarin steeds zoeken naar die coalities waarin wij maximale
impact kunnen hebben.
Dames en heren,
Laat mij Macro beginnen en Micro eindigen. We leven in een tijd van snelle
veranderingen die een grote invloed hebben op het dagelijkse leven van mensen
over de hele wereld. Globalisering maakt de wereld kleiner en rijker. De
mondiale welvaart is groter dan ooit. Maar lang niet iedereen profiteert
daarvan. En niet alle groei is even duurzaam. De kosten en baten van de
globalisering zijn zeer ongelijk verdeeld. Nog steeds moet meer dan de helft van
de wereldbevolking rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Vooral vrouwen.
In veel landen wordt het streven niet gehaald om in 2015 alle jongens en meisjes
van basisonderwijs te voorzien, moedersterfte terug te dringen en de
verspreiding van ziektes als hiv/aids en malaria tot staan te brengen. Dit geldt
met name in Sub-Sahara Afrika. Ook blijkt Afrika het steeds minder goed te doen
in de internationale arbeidsdeling. Tegelijkertijd hebben klimaatverandering en
milieudegradatie juist dààr de meest ingrijpende gevolgen. Er ontstaat een
nieuwe schaarste, vooral van bronnen. Dit is in toenemende mate een bron van
spanning, onder andere in het Midden-Oosten, Nigeria en Sudan.
En dan de verdeling van veiligheid waar ik eerder over sprak. Er is
wereldwijd sprake van een afname van conflicten tussen staten, maar miljoenen
mensen zijn het slachtoffer van interstatelijke conflicten. De fragiele staat is
geen fenomeen van voorbijgaande aard. Hier zijn de achterstanden op de
millennium ontwikkelingsdoelen wel het grootst. Daar zullen we iets aan moeten
doen.
Niet alleen de scheidslijnen in de sfeer van economie en veiligheid worden
scherper. Dit geldt ook voor de politieke, culturele en religieuze
scheidslijnen. Dat voelen we ook in Nederland. Ontwikkelingssamenwerking kan
hier, samen met anderen, fungeren als bruggenbouwer.
Globalisering stelt keuzes op scherp. We moeten niet achter de dijken
terugtrekken. Globalisering biedt kansen, voor Nederlandse werkgevers en
consumenten. Voor een inzet op een rechtvaardiger verdeling - van wwelzijn,
zeggenschap, milieugebruiksruimte en van veiligheid. Juist voor diegenen die de
minste kansen hebben. Ik zie ontwikkelingssamenwerking als een investering. Een
belegging in veiligheid en ontwikkeling, waarin je een slimme mix moet kiezen.
En soms bereid moet zijn risico's te nemen om zo hoge rendementen te halen. Maar
nooit roekeloos.
Ik wil het OS-budget dààr investeren waar de achterstanden het grootst zijn.
Waar de noden het hoogst zijn. En waar Nederland een duidelijke meerwaarde
heeft. Als je kijkt naar waar de achterstanden bij het behalen van de
MillenniumOntwikkelingsdoelen het grootst zijn, kom je vanzelf op vier punten:
1) fragiele staten: ik noemde ze al aan de hand van Kenia. Een prioriteit
omdat in deze landen de achterstanden veelal het grootst zijn en de gevolgen van
globalisering, klimaatverandering en conflict het scherpst tot uitdrukking
komen. De nadruk die donorlanden hebben gelegd op goed bestuur heeft er toe
geleid dat landen die de hulp het hardst nodig hebben, deze niet krijgen omdat
de voorwaarden voor programmasteun ontbreken. Resultaatgerichtheid mag niet
leiden tot een keuze van slechts die landen succesvol zijn in het bereiken van
hun ontwikkelingsdoelen. We kunnen die landen niet in de steek laten. Investeren
in fragiele staten is niet zonder risico's. We zullen hierin goed moeten kiezen
wat we kunnen doen om de goede krachten in dergelijke wankele staten te
ondersteunen. Een tijdje geleden was ik in Congo. Daar ondersteunen we
bijvoorbeeld een fatsoenlijke integratie van ex-soldaten en rebellen in de
samenleving. Essentieel voor de stabiliteit. Maar ook in Afghanistan werken we
aan stabiliteit en ontwikkeling, hand in hand. Daar beginnen nu ook de eerste
resultaten zichtbaar te worden van onze inspanningen die we daar met de private
sector leveren met name in de saffraan- en fruitteelt. Van mij kunt u in de
komende jaren meer van dat soort programma's verwachten.
2) economische groei en verdeling: ik wil een grotere nadruk op groei én
verdeling van groei. Om de kloof tussen arm en rijk te helpen overbruggen, zowel
tussen als binnen landen. Tussen landen gaat het om het stimuleren en
faciliteren van ontwikkelingslanden om aan het wereldhandelsstelsel deel te
nemen. Binnen landen gaat het om het bevorderen van zogenoemde pro-poor groei in
de private sector en groei in de voor armen belangrijke landbouw en informele
sectoren. Op dit terrein kan echt nog enorm veel gebeuren. Groei moet en kan
bevorderd worden door minder regels en bureaucratie, door verbetering van de
macro-economische situatie, door een infrastructuur die de armsten toegang biedt
tot markten en voorzieningen en door de micro- en mesostructuur te verbeteren.
3) Mijn derde prioriteit: meer rechten en kansen voor vrouwen en bijzondere
aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: er wordt
nauwelijks voortgang geboekt op de millennium ontwikkelingsdoelen 3 en 5: het
terugdringen van moedersterfte en de rechten van vrouwen, met name seksuele
rechten. Op dit moment sterft er elke minuut een vrouw onnodig tijdens
zwangerschap of in het kraambed, bijvoorbeeld door onveilige abortus of het
gebrek aan oxytocine, een middel dat in Nederland aan alle vrouwen wordt
toegediend om het bloeden na een bevalling te stelpen. Een aantal Nederlandse
farmaceuten werkt in samenwerking met ontwikkelingsorganisaties nu bijvoorbeeld
aan het ontwikkelen van een hittebestendig oxytocine, dat gemakkelijker in
ontwikkelingslanden gebruikt kan worden. Gelijke rechten en kansen voor vrouwen
en meisjes zijn voor het kabinet een absolute prioriteit én een noodzakelijke
voorwaarde voor het bereiken van alle overige millennium ontwikkelingsdoelen.
4) klimaat, duurzaamheid en energie. We zullen moeten erkennen dat milieu en
energie invloed heeft op het realiseren van alle millennium ontwikkelingsdoelen.
De nadruk die momenteel gelegd wordt op klimaatverandering en biomassa moet
leiden tot nieuwe kansen voor ontwikkelingslanden, maar mag niet leiden tot een
achteruitgang van toegang tot schaarse hulpbronnen, biodiversiteit en energie
voor arme mensen. Het gaat om een eerlijke verdeling van de internationale
milieugebruiksruimte. Ook hier zie ik groot belang voor de betrokkenheid van het
bedrijfsleven: bij het ontwikkelen van nieuwe financieringsinstrumenten voor
klimaatadaptatie, bij waterprojecten waar de Nederlandse expertise en
investeringen zeer welkom zijn etcetera.
Dames en heren,
Vier prioriteiten dus. Toen ik net aantrad als minister voor
Ontwikkelingssamenwerking was echter niet de eerste vraag welke inhoudelijke
prioriteiten ik zou stellen, maar vooral in welke landen ik actief zou willen
zijn. De landenlijst is kennelijk een bekend gezelschapsspel. Ik heb besloten om
als minister voorlopig geen grote wijzigingen aan te brengen in de landenkeuze.
Laten we het eerst maar even doen met de lijst die er is. Wel denk ik dat we
grote winst kunnen behalen in effectiviteit en kwaliteit door meer maatwerk te
leveren.
Ik deel de landenlijst in in drie profielen. We moeten namelijk erkennen dat
er grote diversiteit is in de uitgangssituatie per land. Maarwerk moeten we
leveren. Maar de drie profielen geven ook de mate van risico aan die er voor
bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties en bedrijven zijn om er actief te
zijn.
De veertig landen waarmee Nederland samenwerkt op het terrein van
Ontwikkelingssamenwerking zijn als volgt in te delen:
1.Landen waar het accent ligt op het behalen van de Millennium Ontwikk
elingsdoelen
In dit profiel gaat het om arme landen met een redelijke mate van stabiliteit en
een zich verbeterend bestuur. De millennium ontwikkelingsdoelen liggen in deze
landen nog ver achter, maar kunnen met een extra inzet en in nauwe samenwerking
met de overheid en andere donoren dichterbij worden gebracht. Ik denk hierbij
aan landen als Tanzania, Zambia en Uganda. Met een betere taakverdeling en
minder vlaggenplanterij kunnen we in deze landen op termijn met minder mankracht
effectieve ontwikkelingshulp bieden.
2. Landen waar met name de veiligheid in het geding is
In feite gaat het hier om fragiele staten waarop ik dus wil intensiveren. De
veiligheidsproblematiek in deze landen is zo dominant dat de millennium
ontwikkelingsdoelen meestal niet snel haalbaar zijn. Sudan, Afghanistan,
Burundi, Congo. Mijn inzet hier zal vooral gericht zijn op het creëren van
randvoorwaarde. Dus geven we aandacht aan bijvoorbeeld elementaire voorzieningen
om veiligheid voor burgers te waarborgen en aan verbetering van de
bestuurskracht.
3. Landen waarmee we een brede relatie hebben
Dit zijn middeninkomenslanden of landen die binnenkort die status bereiken. Denk
aan Egypte, Indonesië en Vietnam. De Nederlandse inzet richt zich met name op de
achterblijvende millennium ontwikkelingsdoelen en het verbreden van de
ontwikkeling van het land. Andere vormen van samenwerking worden belangrijker.
Het achterliggende idee is dat deze landen steeds minder ontwikkelingshulp nodig
hebben en meer economische, culturele en andere vormen van samenwerking.
Ontwikkelingssamenwerking kan hier op termijn kan worden uitgefaseerd.
In al deze drie typen landen is het voor ondernemers mogelijk te investeren
en is gebleken dat het vaak de moeite loont om het risico te nemen. Maar vooral
in de laatste categorie zie ik grote kansen voor ondernemers. Het gaat immers
dan doorgaans om groei-economieën met een groot potentieel.
Dames en heren,
Dat brengt mij op de kernvraag van vanmiddag: hoe kunnen wij er nu samen voor
zorgen dat het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden wordt versterkt en dat daar
daadwerkelijk duurzame groei tot stand komt. En dat die groei ook ten goede komt
aan grote groepen in ontwikkelingslanden. Ik ben aan het begin van mijn periode
neergezet als een soort vijand van het bedrijfsleven. Zelden heb ik een argument
gehoord dat onterechter was. Ik ben de minister van Ontwikkelingssamenwerking
die tijdens zijn zittingsperiode het meest zal uitgeven aan ondersteuning van
initiatieven van het bedrijfsleven. Voor ORET alleen al heb ik voor 2008 218
miljoen euro gereserveerd en voor 2009 is 194 miljoen gereserveerd. Let wel, in
de afgelopen vier jaar was er voor ORET jaarlijks maximaal 90 miljoen euro
beschikbaar. Die extra middelen zijn er niet zonder reden: ik ben van mening dat
ondernemers zoals u, evenals uw collega-ondernemers in ontwikkelingslanden, een
cruciale rol kunt vervullen in het bereiken van de Millennium
Ontwikkelingsdoelen. De private sector is immers de motor van economische groei,
en zorgt voor werkgelegenheid en noodzakelijke belastingopbrengsten in
ontwikkelingslanden. Macro geformuleerd: ontwikkelingssamenwerking is meestal
niet meer nodig als de private kapitaalmarkt zelf groei en ontwikkeling tot
stand kan brengen zoals in grote delen van Oost-Azië gebeurt. We werken daar
vaak samen op het terrein van internationale publieke goederen zoals sociale
verzekeringen, klimaat en milieu. Een groot deel van de bevolking in
ontwikkelingslanden verdient een inkomen in de formele en informele private
sector, vaak in het midden en kleinbedrijf. Daarnaast is de private sector in
toenemende mate van belang als uitvoerder van publieke diensten als energie,
water en gezondheidszorg. Aandacht voor de private sector heeft dan ook een
belangrijke plek binnen mijn beleid. Het is van belang dat ook overheden in die
landen de essentiële rol erkennen die ondernemers spelen. Dat is in het verleden
lang niet altijd het geval geweest, maar gelukkig dringt dit besef steeds
verder door. Vaak is het daarnaast zo dat in ontwikkelingslanden ook een
aanzienlijke discriminatie tegen het MKB bestaat. Maatregelen rondom
handelsbeleid, investeringsbevordering en kredietverlening komen vaak ten gunste
van grotere ondernemingen, waarbij het MKB wordt uitgesloten. Het opheffen van
deze discriminatie bevordert een 'level playing field' en vergroot de toegang
van het MKB tot kennis, kapitaal en andere productiefactoren. Hier ligt een
belangrijke taak voor (economische) instituties. Niet schaalgrootte, maar het
bevorderen van productiviteit, marktwerking en concurrentie zijn bepalend voor
groei en pro-poor groei. Ik wil hier dan ook op inzetten in mijn beleid.
Nederland helpt landen verder door het verbeteren van wet- en regelgeving, het
versterken van de financiële sector, het wegnemen van handelsbelemmeringen, en
het vergroten van de capaciteit op het terrein van kennis en vaardigheden zoals
via steun aan beroepsonderwijs. Op deze manier werken wij samen met allerlei
partijen om een klimaat te creëren waarbinnen de private sector haar rol kan
spelen.
Maar u begrijpt dat ik verder kijk, moet kijken, naar de vraag hoeveel winst
ondernemers behalen. Mijn prioriteit is dat de Millennium Ontwikkelingsdoelen
worden gehaald. Groei en verdeling kunnen bijgedragen aan het bereiken van de
MDG's, met name MDG 1: halvering van extreme armoede en honger. Uit onderzoek
blijkt dat een inkomensstijging per hoofd van 1% bijdraagt aan een vermindering
met 1% van het aantal mensen dat leeft van minder dan 1 dollar per dag. Er zijn
dus extra maatregelen nodig om te zorgen dat groei ook ten goede komt aan de
allerarmsten. Terugkomend op ORET: het beoordelingscriterium van de oude
ORET-regeling was dat het bij moest dragen aan economische ontwikkeling maar
geen negatief effect mag hebben op de positie van de armen, vrouwen en milieu.
Dit vind ik niet voldoende toegespitst op wat er nodig is. Zo worden er nu ORET
projecten goedgekeurd voor de aanschaf van geldvernietigingsmachines en
kustwachtschepen, waarbij armoedebestrijding niet erg hoog scoort. Maar er zijn
onder ORET ook projecten goedgekeurd voor de aanleg van drinkwatersystemen,
energieproductie en -distributie, die veel ontwikkelingsrelevanter zijn.
In de nieuwe regeling wil ik dit soort initiatieven bevorderen. De
ontwikkelingsrelevantie en duurzaamheid moeten veel groter worden. Ik streef
daarbij naar langdurige samenwerkingsverbanden van lokale overheden met
bedrijfsleven die zich gezamenlijk inspannen om de zo broodnodige investeringen
in de publieke infrastructuur te doen. Het gaat er immers om dat de lokale
spelers en de lokale instituties uiteindelijk het werk over kunnen nemen. Dat
betekent ook dat training, opleiding en projectontwikkeling nadrukkelijk deel
zullen uitmaken van de nieuwe regeling, zodat bijvoorbeeld ook financiële
reserveringen voor de bedrijfsvoering, het onderhoud en reparatie worden
meegenomen.
Ik ben ervan overtuigd dat we op dit terrein nog beter kunnen samenwerken.
Dat we onze krachten kunnen bundelen om zowel winst te maken in
bedrijfseconomisch opzicht als woekerwinsten op het vlak van armoedebestrijding.
Dat brengt mij op het begrip partnerschap. Voor mij als ongehuwde altijd een
interessant concept.
Wij hebben de laatste jaren veel aandacht besteed aan publiek-private
partnerschappen. Maar het begrip 'partnerschap' blijft, als in een goed
huwelijk, zorgen voor verwarring. Ondanks allerlei pogingen de afgelopen jaren
om dit begrip te definiëren heeft iedereen nog een eigen idee over wat een
partnerschap nu eigenlijk inhoudt. Zoals in het huishouden de vraag is wie nou
verantwoordelijk is voor de luiers en de afwas, is in een publiek-private
partnerschap ook altijd de vraag wie wat doet. Voor mij is de kern dat
partnerschap berust op vrijwilligheid: alle partijen moeten het evenzeer willen.
En de risico's, verantwoordelijkheden, middelen, competenties en opbrengsten
moeten worden gedeeld. Ik wil geen risico's afwentelen op het bedrijfsleven en
ik hoop dat dat wederzijds is. Maar door risico's te delen, kunnen we
gezamenlijk investeren wel aantrekkelijker maken.
De eerste 100 dagen na mijn aantreden vorig jaar ben ik, net als mijn collega
bewindslieden, in discussie getreden met allerlei partijen, waaronder ook veel
ondernemers. Uit al die gesprekken bleek dat er heel veel goede ideeën bestaan
over hoe partijen zelf een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de MDG'
s. Dit alles heeft geresulteerd in Het Akkoord van Schokland, of liever gezegd
de 36 partnerschap-overeenkomsten die getekend zijn op het voormalig eiland
Schokland in juni 2007, om het bereiken van de MDG's dichterbij te brengen. Hier
waren tal van bedrijven bij betrokken, in verfrissende coalities.
Een voorbeeld van zo'n Schokland Akkoord is de lancering van The Currency
Exchange, een initiatief om het wisselkoersrisico voor lokale ondernemers in
ontwikkelingslanden te verminderen. Stel je voor dat je als ondernemer hier in
het Noord Nederland geen energierekening in euro's krijgt, maar in Keniaanse
shillingen. Dan is je rekening niet alleen afhankelijk van je energieverbruik,
maar ook van de koersontwikkeling tussen de euro en de Keniaanse shilling. Je
uitgaven worden veel lastiger te plannen. Zo'n constructie klinkt misschien
vreemd, maar is realiteit in Kenia, waar het elektriciteitsbedrijf klanten
rekeningen in dollars stuurt. Of je gaat naar de bank voor een lening, maar kunt
alleen een lening krijgen in Japanse Yen, terwijl je verder helemaal niets te
maken hebt met de Yen, er geen zaken in doet. Het is echter het enige aanbod.
Lokale ondernemers in ontwikkelingslanden worden hier vaak mee geconfronteerd,
omdat zij alleen leningen in dollars of euro's kunnen krijgen. TCX probeert hier
door risicodiversificatie een oplossing te bieden, en het daarmee mogelijk te
maken dat energiebedrijven hun klanten wel in lokale valuta kunnen laten
betalen, of dat banken wel leningen in lokale valuta kunnen aanbieden. TCX dekt
het hiervoor het risico af. Nederlandse en andere Europese en Afrikaanse
ontwikkelingsbanken, organisaties en ABN-AMRO hebben hiertoe samen hun krachten
gebundeld en er 200 miljoen euro in geïnvesteerd.
TCX is slechts een van de fantastische voorbeelden van innovatief
partnerschap. Er zijn tal van andere voorbeelden van dergelijke akkoorden die
zijn gesloten. Bijvoorbeeld op het terrein van water. Voor verduurzaming van
internationale handelsketens, op het vlak van certificering van biomassa, op het
terrein van water, maatschappelijk verantwoord ondernemen, een nationaal
actieplan om met het leger en ontwikkelingsorganisaties meer aandacht te
besteden aan de rol van vrouwen in vredesbesprekingen en in conflictgebieden,
etcetera.
Dames en heren,
Ik weet dat er nog veel meer van dit soort goede initiatieven bestaan, waar
ook bedrijven bij betrokken zijn. Vandaar dat ik het Schokland Fonds in het
leven heb geroepen. Waar het gaat om zaken doen begrijp ik heel goed dat we u de
ruimte moeten laten om zelf ideeën te ontwikkelen. Dat is geen gratuit gebaar,
we hebben mogelijkheden die handen en voeten kunnen geven aan uw plannen om in
ontwikkelingslanden aan de slag te gaan. U bent goed in ondernemen, daar gaan
wij niet uw werk overdoen of kopiëren. De mogelijkheden binnen het Schokland-fo
nds zijn omvangrijk en mijn ambtenaren gaan graag met u om de tafel zitten om
dit uit te werken. Dit kan bijvoorbeeld in de klimaatsector waar u gebruik kunt
maken van de wereldwijde initiatieven van multilaterale organisaties zoals de
Wereldbank. Ik denk dan bijvoorbeeld aan biomassa voor energievoorziening. Voor
de financiële sector zijn we hard bezig om de banken en fondsen in Nederland
verder te helpen met microfinanciering. Zoals u weet is het van groot belang
zoveel mogelijk mensen in staat te stellen deel te nemen aan het economische
proces. U wilt uw producten verkopen en dat kan steeds beter als het grote
potentieel consumenten kan worden aangeboord. Toegang tot financiële diensten
zoals bankrekeningen via mobiele telefoons e.d. leidt direct tot grotere
economische activiteit. U kunt ons helpen met ideeën die gemeengoed zijn in
verkoop en marketing om ons beter in staat te stellen de armen te laten
ontsnappen aan de geldloze economie.
Uit het Schokland-fonds kunnen zowel maatschappelijke organisaties als
kennisinstellingen en het bedrijfsleven putten. Daarnaast zijn er natuurlijk ook
nog aan aantal zogeheten bedrijfsleveninstrumenten die er specifiek voor u zijn.
Het PSOM-programma is wat mij betreft één van de paradepaardjes van het
bedrijfslevenprogramma van OS. Het is in uitvoering gegeven bij de EVD, de
organisatie die bij u ondernemers goed bekend staat voor handels- en
investeringsbevordering. De EVD roept u op via de website
www.evd.nl (http://nl.sitestat.com/minbuza/minbuza/s?www.evd.nl&ns_type=clickout&ns_url=http://www.evd.nl/) om ideeën in te dienen. Schrikt u
als nieuwkomer niet van de voorwaarden, de diverse projectadviseurs van de EVD
zijn bereid u wegwijs te bieden om een succesvol voorstel in te dienen. Denkt u
daarbij vooral ook aan het samenstellen van een goed consortium. Als u denkt dat
u vooral wilt concentreren op de joint venture en terugschrikt van de
papierwinkel die bij PSOM komt kijken, praat dan toch eens met één van de
EVD-adviseurs en laat u overtuigen van de mogelijkheden. Neem van mij aan dat
hele concrete projecten tot de succesvolste behoren. Zo is Smit Beheer BV uit
Sappemeer vorig jaar met behulp van het PSOM in Tanzania gestart met een
investeringsproject op het gebied van de teelt van orchideeën. HZPC uit Joure
ontwikkelt de productie van pootaardappelen in Ethiopië. En in Zambia investeert
De Weijs BV uit Veendam m.b.v. het PSOM in de productie van natuurstenen tegels
voor wandmozaïeken. Zomaar drie voorbeelden van internationaal en
ontwikkelingsrelevant ondernemen waarmee naar verwachting alleen al in het
eerste jaar rond 150 directe, nieuwe arbeidsplaatsen wordt gecreëerd.
Een ander bedrijfslevenprogramma waar veel over te doen geweest is het
laatste jaar is ORET. Dat staat voor Ontwikkelingsrelevante Export Transacties.
Vanuit ORET worden projecten gefinancierd die bijdragen aan versterking van de
sociaaleconomische infrastructuur in ontwikkelingslanden, waarbij
kapitaalgoederen, maar ook kennis en kunde doorgaans geleverd worden door
Nederlandse bedrijven. Helaas bleek het volgens de evaluatie tegen te vallen
voor wat betreft juist die voor mij zo cruciale ontwikkelingsrelevantie. Vandaar
dat in het Coalitieakkoord van het kabinet is aangegeven dat wij de komende
periode het ORET-programma willen aanpassen. Daar werken wij nu hard aan. Ik
hoop voor de zomer met een nieuwe regeling te komen. Helaas ben ik in de
tussentijd gedwongen geweest om de bestaande ORET-regeling te sluiten. Ik had
dat liever pas gedaan op het moment dat een nieuwe regeling 'klaar' was, maar
kon om budgettaire redenen niet langer wachten. De uitgaven voor ORET de komende
jaren dreigden namelijk uit de hand te lopen. Ik zei zojuist al: er was nooit
eerder een minister voor Ontwikkelingssamenwerking die zoveel geld op de
begroting reserveerde om het bedrijfsleven te stimuleren. Ik snap dat de
tijdelijke sluiting van het loket voor betrokken bedrijven soms als een
verrassing gekomen is, en snap ook dat u nu met spanning op een nieuwe regeling
wacht. Ik kan u op dit moment niet anders zeggen dat wij daar nu hard aan
werken. En ik hoop dat u, als ondernemers, begrijpt hoe belangrijk het is dat
het kasboek klopt en dat er niet meer dan mogelijk wordt uitgegeven.
In het Coalitieakkoord staat dat de ORET-regeling relevanter moet worden voor
het MKB in Nederland én in ontwikkelingslanden. Momenteel kijk ik met betrokken
partijen naar de mogelijkheden hoe dit te doen, als onderdeel van de bredere
inzet om tot een nieuwe regeling te komen die de plaats van ORET moet innemen.
Natuurlijk proberen wij als kabinet het MKB ook op allerlei andere manieren te
ondersteunen bij hun activiteiten in ontwikkelingslanden. Met name om
infrastructuur ten behoeve van de armsten te ontwikkelen. Naast toegang tot
kennis en vaardigheden blijft toegang tot financiële middelen een groot probl
eem voor MKB bedrijven, zowel in Nederland als in het buitenland. Daar proberen
wij wat aan te doen. Er is de FOM Investeringsfaciliteit (Fonds voor
Ontwikkelende Markten) van de FMO voor het Nederlandse MKB waarbij het aangaan
van joint-ventures en soortgelijke structuren met lokale partners in
ontwikkelingslanden wordt aangemoedigd.
Dames en heren,
Ik zei al: de vraag van vandaag is hoe we beter kunnen samenwerken, onze
initiatieven goed op elkaar kunnen laten aansluiten. Vrijwillig partnerschap is
het uitgangspunt. Ik heb daarbij een aantal middelen genoemd die u fungeren als
smeerolie voor uw investeringen en partnerschappen. Het Schoklandfonds, ORET,
FOM en PSOM. En denk ook aan PUM bijvoorbeeld, het programma uitzending
managers, dat door uw eigen organisatie, VNO-NCW wordt uitgevoerd. Morgen zal ik
een werkconferentie van PUM-deskundigen bijwonen om ook van hun ervaringen te
leren.
Maar Nederland probeert ook actief internationale organisaties te porren om
meer ruimte te bieden aan concrete ideeën van ondernemers. De Wereldbank en de
private sectorarm daarvan, IFC, heeft een lovenswaardig initiatief 'lighting
africa'. Daarmee wordt opgeroepen om mensen te voorzien van verlichting daar
waar er geen elektriciteitsvoorziening bestaat. Heel eenvoudig door
milieuonvriendelijke kerosinelampen te vervangen door led-lampjes die handmatig
door een soort knijpkat kunnen worden opgeladen. Kijkt u op de website
www.lightingafrica.org (http://nl.sitestat.com/minbuza/minbuza/s?www.lightingafrica.org&ns_type=clickout&ns_url=http://www.lightingafrica.org/) waar
bedrijven elkaar helpen met business leads. Voor 2008 worden binnenkort van de
54 finalisten de 20 ideeën geselecteerd die in 2008 voor financiering in
aanmerking komen. Nederland werkt nauw samen met dit soort initiatieven waar
bedrijven via tenders met innovatieve ideeën die praktisch werkbaar zijn en in
beginsel ook commercieel toepasbaar zijn. De IFC en de Wereldbank moeten
aanjagers hiervan zijn en u vooral ook wijzen op de grote onontgonnen markten.
Een interessante niche, want deze verlichtingsmarkt in Afrika gaat naar
schatting om zo'n USD 17 miljard per jaar!
U zult zeggen: de risico's in ontwikkelingslanden zijn groot. Hoe kan ik
ondernemen met de garantie dat ik door de politieke onzekerheid zoals die nu ook
in Kenia is ontstaan niet al mijn geld kwijtraak? Ontwikkelingssamenwerking kan
daarin een klein beetje helpen. Nederland is aandeelhouder in het MIGA voor
investeringsverzekering ook voorstander van de uitbreiding van de mogelijkheden
voor het MKB. De eerste resultaten zijn positief en deze wereldbank-dochter zal
de komende jaren vaker kunnen inspringen om uw investeringen af te dekken tegen
politieke risico's.
En dan zijn er natuurlijk nog de handelsdelegaties die veel kansen bieden.
Binnenkort reis ik met de staatssecretaris voor buitenlandse handel, Frank
Heemskerk, naar Vietnam met een grote bedrijvendelegatie. Dertig organisaties
staan mee. Op de lijst staan ook bedrijven uit Noord-Nederland (Paques, Balk
Friesland; Romi Smilfood Herenveen), dat doet me deugd. Ik wil samen met mijn
collega van EZ in Vietnam bezien hoe we in Vietnam de mogelijkheden voor
financiering van Vietnamese bedrijven alsook joint ventures kunnen verbeteren.
Ik hoor vaak dat het juist lastig is om zonder garantie van op de
moederonderneming in Nederland financiering aan te trekken. Binnenkort hoort u
meer over dit meso-financieringsinitiatief waar ik nadrukkelijk u in het kader
van het Schoklandproces ook bij wil betrekken. Het gaat dan een bijdrage aan de
financiële sector met als uiteindelijke doel het leningensegment tussen micro en
standaard MKB-krediet aan te pakken. Juist de partijen waar u mee werkt en die
verlegen zitten om leningen van 100.000 tot 250.000 euro. In Vietnam spreken we
met de lokale banken. In de missie zitten ook Nederlandse financiële partners,
waaronder de FMO die zijn belangen de laatste jaren in dit land enorm heeft
uitgebreid. Zo zijn zij betrokken bij een leasingproject voor kleine
kapitaalgoederen.
Een gerelateerd onderwerp is het debat rondom Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen, of MVO. In de praktijk is MVO nagenoeg inwisselbaar met het concept
duurzaamheid, wat het een interessant principe maakt voor de
ontwikkelingsgemeenschap. Nederlandse bedrijven vervullen vaak een voorbeeldrol
op het terrein van MVO, en hebben een activistische houding aangenomen. Ik juich
dit van harte toe. Hoewel MVO met name een zaak is van producenten en
consumenten geloof ik dat de overheid op dit terrein een faciliterende rol kan
spelen. Dat hebben we de afgelopen jaren gedaan, en dat zullen wij zeker
voortzetten.
Dames en heren,
Kortom: er zijn mogelijkheden te over om u te ondersteunen mocht u in
ontwikkelingslanden aan de slag willen gaan. Ik zou dat zeer toejuichen. Want
ontwikkeling is een zaak van iedereen. Samen kunnen we ervoor zorgen dat mensen
en bedrijven in ontwikkelingslanden worden versterkt. Dat is ook een zaak van
welbegrepen eigenbelang. Ik ben zeer benieuwd naar uw ervaringen op dit terrein
en ik kijk uit naar de discussie met u over dit onderwerp.
Dank u.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken