Ministerie van Financiën


* Antwoorden op de vragen van de leden Weekers en Tang

2070809320
Vragen van het lid Weekers (VVD) aan de minister van Financiën over de uitspraken van de president van De Nederlandsche Bank (DNB). (Ingezonden 24 januari 2008) Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending 1) waarin de president van De Nederlandsche Bank, werd geïnterviewd over de kredietcrisis in Amerika en waarin hij uitspraken deed over het effect daarvan op Nederland, de tegenvallende groeiverwachting ("eerder naar die 1,5% dan naar die 2,5%") en tot slot opriep uit te gaan van een 'stel dat' situatie? Antwoord
Ja
Vraag 2
Bent u daarnaast bekend met de uitspraken van diverse hoogleraren economie 2) en oud- minister van Financiën, de heer Zalm, die ook vrezen voor het feit dat Europa en Nederland een tik mee zullen krijgen?
Antwoord
Ja
Vraag 3
Deelt u de mening dat het bovenstaande de mogelijkheid onderstreept dat het financieringstekort op kan lopen? Deelt u de mening van de heer Wellink, dat het onverstandig is het financieringstekort op middellange termijn (2011) op te laten lopen? Wat doet u met diens pleidooi voor een bufferbeleid? Vraag 5
Wat doet u met het advies van de president van DNB die heeft gezegd: 'Wat het kabinet zich moet gaan afvragen - zonder dat ze in paniek meteen maatregelen moet gaan treffen - is: stel dat dit gebeurt, hoe kunnen wij dan onze doelstelling voor het jaar 2011 overeind houden? Stel dat dit gebeurt - en dan zeg ik niet dat het gebeurt - hoe kunnen wij onze doelstelling overeind houden wat betreft de groei van het reëel beschikbare inkomen?' Vraag 6
Is er een risico dat zonder bovengenoemd bufferbeleid u pas maatregelen treft wanneer de signaalwaarden van 2% financieringstekort zijn bereikt en dat vervolgens enerzijds de grenzen van het stabiliteitspact overschreden worden en anderzijds de doelstelling 1% structureel begrotingsoverschot in 2011 illusoir wordt? Hoe "heilig" is de doelstelling 1% overschot in 2011? Of met andere woorden: is dit een resultaatsdoelstelling of slechts een resultante? Bent u bereid alsnog concrete stappen te ondernemen om deze doelstelling niet in gevaar te laten brengen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord vraag 3, 5 en 6
Het kabinet voert een trendmatig begrotingsbeleid waarbij het begrotingsbeleid van vorige kabinetten op hoofdlijnen wordt voortgezet. Dat betekent dat ook dit kabinet het maximum aan uitgaven vastlegt via uitgavenkaders en dat de inkomsten fluctueren met de economische groei. Uitgangspunt voor vaststelling van de kaders aan uitgaven- en inkomstenkant is een structureel EMU saldo in 2011 van
1% (doelstelling). Conjuncturele ontwikkelingen (lagere of hogere groei) hebben in principe geen invloed op de uitkomst van dit structurele saldo. Er wordt aan de inkomstenkant dus geen tussentijdse actie ondernomen om eventuele tegenvallers op te vangen (of meevallers uit te geven). Dit komt de betrouwbaarheid van de begroting ten goede, heeft een automatische stabiliserende werking en geeft bestuurlijke rust.
Het is praktisch onmogelijk om op korte termijn structurele van conjuncturele factoren te onderscheiden. Zodoende kan tijdens de rit niet gestuurd worden op een structureel saldo. Dat kan eigenlijk pas jaren later. In de begrotingsregels waaraan dit kabinet zich heeft verbonden, wordt het onderscheid tussen structurele en conjuncturele mee-/tegenvallers, conform (o.a.) adviezen van de studiegroep begrotingsruimte, niet gemaakt. Het kabinet heeft op basis van thans beschikbare informatie overigens geen reden om aan te nemen dat de doelstelling van een structureel saldo van
1% in 2011 niet haalbaar zou zijn.
Het kabinet heeft geen expliciete doelstelling opgenomen over groei van het reëel beschikbaar inkomen. Mocht het kabinet op enig moment aanvullende maatregelen moeten nemen, als de signaalwaarde wordt bereikt, worden daarbij uiteraard ook de effecten op de koopkrachtontwikkeling nauwlettend in de gaten gehouden.
Om een onverhoopt buitensporig tekort en het overschrijden van de EU-norm van -3% te voorkomen zal het kabinet wel tijdig ingrijpen: dat moment is daar als de zogenaamde signaalwaarde wordt overschreden. Hierin wijkt dit kabinet niet af van voorgaande kabinetten die het trendmatige begrotingsbeleid hanteerden, met dien verstande dat de signaalwaarde door dit kabinet is aangescherpt waardoor eerder kan worden ingegrepen (nu bij een EMU-tekort van 2 % bbp, in plaats van een tekort van 2,5 % bbp). Daarmee is extra voorzichtigheid gecreëerd ten opzichte van de grenzen voor het EMU-saldo uit het stabiliteitspact. Vraag 4
Kunt u zich herinneren dat vorige kabinetten in lijn met de adviezen van de studiegroep begrotingsruimte een buffer van 0,25% inbouwden om bij precaire financiële situaties risico's te vermijden? Waarom doet u dit niet en waarom legt u het advies van de president van DNB en het succesvolle beleid van uw voorganger naast u neer? Antwoord
Bij de invoering van het trendmatig begrotingsbeleid in de jaren negentig is - vanuit een situatie van hogere begrotingstekorten - bij het opstellen van de kaders inderdaad gebruikt gemaakt van de voorzichtige raming van de economische groei. Dit kabinet heeft gebruik gemaakt van meer realistische trendmatige groeiramingen en gebruikt bij de start van de kabinetsperiode de best beschikbare raming voor de economische ontwikkeling op de middellange termijn. Hier is bewust voor gekozen (mede op basis van advies vanuit het IMF). Het voordeel van een dergelijke raming is dat voor en tijdens de kabinetsperiode meer openheid is over de keuzes die worden gemaakt. Er wordt van te voren niet meer gerekend met een bewust lagere economische groei en een kunstmatig laag ingeschatte ruimte op de begroting - eventuele 'meevallers' bij de inkomsten worden ook niet meer kunstmatig opgepompt. Met de realistische raming voor de economische groei als uitgangspunt, kan bij de besluitvorming dan ook een betere integrale afweging worden gemaakt. Hierdoor wordt het begrotingsbeleid transparanter en wordt de bestuurlijke rust verder vergroot. Overigens moet de ambitieuze saldodoelstelling mede in het licht van een meer trendmatige groeiraming worden bezien.
1) Buitenhof, 20 januari 2008

2) de Volkskrant, 15 januari 2008
2070809500
Vragen van het lid Tang (PvdA) aan de minister van Financiën over de uitspraken van de president van De Nederlandsche Bank over de economie. (Ingezonden 24 januari 2008) Vraag 1
Zijn de uitspraken van de heer Wellink 1) de president van De Nederlandsche Bank (DNB), niet in strijd met de begrotingsregels die dit kabinet heeft? Zijn die begrotingsregels niet juist bedoeld om het feitelijke overschot te laten meebewegen met de economie en daarmee de conjunctuur te dempen? Antwoord
In de begrotingsregels is opgenomen dat de inkomsten van het Rijk meebewegen met de conjunctuur (automatische stabilisatie). Consequentie van deze afspraak is dat het feitelijk tekort ook meebeweegt met de conjunctuur. Als gevolg van automatische stabilisatie komen inkomstentegenvallers- en meevallers namelijk ten koste respectievelijk ten gunste van het EMU-saldo. Reden om te kiezen voor automatische stabilisatie is dat dit de bestuurlijke rust vergroot, zorgt voor een consistent overheidsbeleid en het voorkomt procyclisch beleid door niet meer uit te gaan geven in goede tijden (met inkomstenmeevallers) en niet direct te bezuinigen in economisch mindere tijden (met inkomstentegenvallers).
Vraag 2
Komt door het meebewegen van het feitelijke overschot het overschot niet los te staan van het structurele overschot dat beoogd is door structurele maatregelen uit te komen in 2011 op 1%? Antwoord
Technische veronderstellingen van het CPB gaan uit van een output gap van nul in 2011 (conjunctureel neutraal). Dit zorgt ervoor dat het feitelijk tekort in 2011 - in dat geval - in beginsel gelijk is aan het structureel tekort. Ceteris paribus kan worden verondersteld dat wijzigingen in het feitelijk tekort veroorzaakt door conjuncturele schommelingen geen invloed hebben op het structurele saldo. Vraag 3
Laten de begrotingsregels toe dat met het oog op het beoogde saldo in 2011 maatregelen worden genomen als door den heer Wellink bepleit?
Antwoord
De begrotingsregels van het kabinet gaan uit van uitgaven- en inkomstenbeheersing door middel van budgettaire kaders. Indien het (structurele) EMU-saldo niet in overeenstemming is met de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact, en/of het feitelijk EMU-tekort de 2% dreigt te overschrijden, schrijven de begrotingsregels voor dat noodzakelijke maatregelen moeten worden getroffen om een verdere verslechtering van de overheidsfinanciën te voorkomen. Daar is nu geen sprake van.
1) Buitenhof, 20 januari 2008
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Weekers (VVD), ingezonden 24 januari 2008 (vraagnummer 2070809320)