Dhr. V. Spidla PO Box 90801
EU Commissaris voor werkgelegenheid, 2509 LV The Hague
The Netherlands
sociale zaken en gelijke kansen Anna van Hannoverstraat 4
Wetstraat 200 The Hague
Telephone +31 70 333 44 44
1049 BRUSSEL Telefax +31 70 333 40 33
BELGIË www.szw.nl
Ons kenmerk IZ/EA/2008/500
Datum
Onderwerp Reactie op mededeling actieve integratie
Op 17 oktober 2007 heeft de Europese Commissie de mededeling "De sociale bescherming
moderniseren voor meer sociale rechtvaardigheid en economische samenhang: werk maken
van de actieve integratie van de mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan" (Com
(2007) 620) uitgebracht. Via deze brief geeft Nederland een reactie op de mededeling.
In de reactie zullen de drie pijlers worden besproken, waarna op de open coördinatiemethode
wordt ingegaan.
Nadruk op werk
De aandacht van de Europese Commissie voor actieve integratie sluit nauw aan bij de
prioriteiten van het Nederlandse kabinet. Nederland benadrukt hierbij in de eerste plaats het
belang van werk. Deelname aan het arbeidsproces stelt mensen in staat in hun eigen inkomen
te voorzien. Betaald werk is bovendien de meest effectieve en duurzame manier om armoede
te bestrijden. Werk biedt mensen de gelegenheid hun talenten te ontplooien en verder te
ontwikkelen, bevordert de integratie, biedt sociale contacten en betrekt mensen bij de
samenleving. Daarnaast is het door de vergrijzing en ontgroening en door de aantrekkende
economie noodzakelijk dat meer mensen aan het werk gaan. Het stimuleren van een grotere
arbeidsdeelname van alle bevolkingsgroepen, inclusief degenen die het verst van de
arbeidsmarkt af staan, heeft daarom voor het kabinet hoge prioriteit.
Nederland erkent dat hierbij een evenwichtige beleidsmix nodig is van toegang tot de
arbeidsmarkt of tot training, prikkels tot werk, inkomensondersteuning voor diegenen die niet
kunnen werken en toegang tot bepaalde sociale voorzieningen. Om ervoor te zorgen dat er een
goede match is tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zal het vaak nodig zijn dat mensen
zich bij-, om- of opscholen. Nederland wijst er echter op dat de elementen van deze beleidsmix
al onderdeel zijn van de werkgelegenheidsrichtsnoeren in het kader van de Lissabonstrategie.
De toegevoegde waarde van de in de mededeling voorgestelde gemeenschappelijke beginselen
op dit terrein is daarmee op voorhand niet duidelijk.
Ons kenmerk IZ/EA/2008/500
Veel mensen kunnen zich op de arbeidsmarkt bewegen zonder hulp van buitenaf. Zij zijn zelf
in staat een plaats te vinden of van baan te wisselen. Sommigen hebben echter ondersteuning
nodig. Dat kan zijn omdat zij eerst aan eigen kennis en kwalificaties moeten werken of omdat
zij geen eerlijke kans op werk krijgen. Er zijn in Nederland instanties die deze mensen helpen
de overstap te maken, zoals educatieve instellingen, wervings- en selectiebureaus en
uitzendbureaus. Hun dienstverlening biedt echter niet voor iedereen soelaas. Mensen met een
grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben vaak ook extra ondersteuning nodig. Hulp van de
voormalige werkgever is dan welkom, of ondersteuning vanuit de keten van werk van inkomen
(UWV, CWI en gemeenten) via private re-integratiebedrijven. Dat maakt actieve integratie
ook voor de overheid tot een belangrijk onderwerp.
Het Nederlandse kabinet heeft voor de participatieontwikkeling de volgende doelstellingen
geformuleerd:
1. in de komende jaren een substantiële stap zetten richting een niveau van
arbeidsparticipatie van 80% in 2016;
2. in samenhang hiermee 200.000 mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan
de slag helpen via bemiddeling en trajecten.
Het vinden van werk, ook voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan, staat
voorop. Dat vergt een grote inspanning op het terrein van re-integratie, zoals ook door de
Commissie in de mededeling wordt bepleit. Nederland hanteert bij de invulling van deze
inspanning normen die aansluiten bij de nationale (arbeidsmarkt-)situatie.
Minimuminkomensregelingen
De Commissie stelt in haar mededeling dat adequate minimuminkomensregelingen essentieel
zijn om de onderliggende sociale problemen aan te pakken en verwijst naar de bestaande
aanbeveling uit 1992 (92/441/EEG) over inkomenssteun. In deze aanbeveling gaat de
Commissie er ook vanuit dat werk voorop staat. De voornaamste onderdelen van de
aanbeveling uit 1992 over inkomenssteun zijn het erkennen dat mensen een fundamentaal
recht hebben op inkomsten en prestaties die toereikend zijn om een menswaardig bestaan te
leiden, dat dit recht erkend wordt onder voorbehoud van algemene beginselen en dat dit recht
wordt toegepast volgens praktische richtsnoeren. Alhoewel het goed is dat de Commissie deze
aanbeveling uit 1992 nogmaals onder de aandacht van de lidstaten brengt, dringt Nederland
erop aan dat de bepaling van de hoogte en de indexatie van het minimuminkomen uiteraard
een nationale verantwoordelijkheid dient te blijven. Voorop blijft staan dat deelname aan het
arbeidsproces mensen in staat stelt in hun eigen inkomen te voorzien.
Sociale diensten van algemeen belang
Nederland kan instemmen met het door de Commissie voorgestelde beginsel om de
toegankelijkheid en kwaliteit van sociale diensten van algemeen belang te verbeteren door een
versterking van het proces van open coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie.
Dit past binnen het streven om de bestaande wetgeving te verduidelijken.
---
Ons kenmerk IZ/EA/2008/500
Sociale diensten (van algemeen belang) vervullen een nuttige functie bij (re-)integratie in de
maatschappij en in het arbeidsproces, het vergroten van verdiencapaciteit en het terugdringen
van uitkeringsafhankelijkheid en armoede. Het effect van deze diensten kan worden versterkt
door de toegankelijkheid en kwaliteit ervan te waarborgen. Nederland deelt de analyse van de
Commissie dat de behoefte aan kwalitatief goede sociale diensten groter wordt door nieuwe,
sociale risico's, die samenhangen met de overgang naar een kennis- en diensteneconomie,
vergrijzing en individualisering.
Wat betreft de invulling en vormgeving van dit proces wil Nederland de volgende
kanttekeningen plaatsen.
- Het subsidiariteitsbeginsel op het gebied van `diensten van algemeen belang' - zoals
belichaamd in het Protocol inzake diensten van algemeen (economisch) belang bij het
Verdrag van Lissabon van december 2007 - dient ten volle gerespecteerd te worden.
Het vaststellen en de wijze van organiseren van diensten van algemeen (economisch)
belang ook in de sociale sector, zijn een zaak van nationale (en lagere) overheden.
- `Sociale diensten van algemeen belang' als op zichzelf staande categorie is niet voldoende
onderscheidend. Het relevante onderscheid is tussen, enerzijds, `diensten van algemeen
belang' (nader te differentiëren naar diensten van economische en níet-economische aard)
en, anderzijds, commerciële diensten.
- Voorkomen moet worden dat de lidstaten met een extra rapportageverplichting belast
worden. De hieruit voortvloeiende eisen aan instellingen en organisaties in de sociale
sector wat betreft het aanleveren van informatie en data kunnen nadelige gevolgen hebben
voor de uitvoering van hun kernactiviteiten.
- Mede om deze reden heeft Nederland zwaarwegende reserves tegenover - eventuele -
voornemens om op EU-niveau indicatoren voor `kwaliteit' en `toegankelijkheid' van
sociale diensten te ontwikkelen.
- Nederland ziet de waarde van een open coördinatie-proces voor het verbeteren van de
kwaliteit en toegankelijkheid van sociale diensten vooral in het onderling uitwisselen van
kennis en ervaring tussen lidstaten en tussen organisaties in de sociale sector en in het
identificeren van `best practices'.
Gebruik van de open coördinatiemethode
In de mededeling stelt de Europese Commissie voor om de aandacht voor actieve integratie op
Europees niveau vorm te geven door de open coördinatiemethode te versterken door
gemeenschappelijke beginselen vast te stellen en deze te monitoren en te evalueren, met
inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en van de autonomie en de verschillende situaties
en behoeften van de lidstaten.
Nederland steunt het voornemen om actieve integratie binnen het bestaande proces van open
coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie te behandelen. De methode behelst
dat het beleid op het terrein van werkgelegenheid en sociale insluiting primair aan de lidstaten
---
Ons kenmerk IZ/EA/2008/500
is en dat op EU-niveau sprake is van ondersteuning en aanvulling. De genoemde
gemeenschappelijke beginselen zullen meer handen en voeten geven aan het bestaande open
coördinatieproces. Nederland zal hierbij wel opletten dat de gemeenschappelijke beginselen
ruimte laten voor de Nederlandse systematiek. Verder wil Nederland dat de coördinatie van het
instrumentarium overzichtelijk blijft. Bij de verdere uitwerking moet worden voorkomen dat er
een onoverzichtelijk coördinatieproces ontstaat met doublures tussen coördinatieprocessen en
bijbehorende rapportagelast.
Tot slot is Nederland van mening dat voor het welslagen van de overwogen aanpak naast de
overheid ook sociale partners een eigen verantwoordelijkheid hebben wanneer het activering
en toegang tot de arbeidsmarkt betreft. Nederland ziet hierbij echter primair een rol voor
sociale partners op nationaal en niet op EU-niveau weggelegd.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid