BERICHTGEVING INZAKE VERMISSING NATALEE HOLLOWAY
Naar aanleiding van de uitzending van Peter R. de Vries over de
vermissing van Natalee Holloway en de rol die Joran van der Sloot
daarbij mogelijk zou hebben gespeeld, en berichten daarover in andere
media, is discussie ontstaan over de vraag hoe media over een
dergelijke zaak zouden behoren te berichten. In dit verband acht de
Raad voor de Journalistiek het zinvol te wijzen op een aantal algemene
uitgangspunten die zijn vastgelegd in de Leidraad van de Raad (op te
vragen bij het secretariaat of te downloaden via www.rvdj.nl)
De Raad stelt voorop dat een journalist vrij is in zijn selectie van
nieuws. Er is geen norm van journalistieke zorgvuldigheid die
meebrengt dat een journalist toe- of instemming behoeft te hebben van
degene over wie hij publiceert. Daarbij dient een nieuwsbericht zoveel
mogelijk de gegevens te bevatten, die het het publiek mogelijk maken
zich een waarheidsgetrouw beeld van het desbetreffende nieuwsfeit te
vormen. Dit geldt ook voor publicaties over misdrijven, temeer daar
deze een signaalfunctie kunnen hebben jegens burgers en overheid.
In zijn berichtgeving maakt de journalist een duidelijk onderscheid
tussen feiten, beweringen en meningen. De journalist vermijdt
eenzijdige en tendentieuze berichtgeving, maakt geen misbruik van zijn
positie, verricht zijn werk in onafhankelijkheid en vermijdt (de
schijn van) belangenverstrengeling.
De journalist betaalt getuigen en informanten niet voor verhalen,
foto's en andere informatie, tenzij het een redelijke
onkostenvergoeding betreft. Koopt hij deze informatie wel, dan dient
hij aannemelijk te maken dat een gewichtig maatschappelijk belang deze
handelwijze rechtvaardigt en hem geen andere weg open stond dan ervoor
te betalen.
Verder is het gebruik van verborgen opname-apparatuur in beginsel niet
toelaatbaar. Hiervan kan de journalist alleen afwijken als hem geen
andere weg open staat om een ernstige misstand aan het licht te
brengen of een zaak van maatschappelijk belang scherper te belichten,
mits de werkwijze geen onevenredige inbreuk maakt op de privacy en de
veiligheid van betrokkenen. Voordat een redactie besluit tot
publicatie of uitzending van de gesprekken en beelden die volgens deze
werkwijze zijn vergaard, dient zij het belang dat met de
openbaarmaking wordt gediend, af te wegen tegen de inbreuk die de
publicatie of uitzending maakt op rechten en rechtmatige belangen van
betrokkenen.
Bij het publiceren van beschuldigingen onderzoekt de journalist of
voor de beschuldigingen een deugdelijke grondslag bestaat. Voorts past
de journalist, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, wederhoor toe
bij betrokkenen die door een publicatie worden gediskwalificeerd. De
beschuldigde krijgt voldoende gelegenheid om, zonder onredelijke
tijdsdruk, bij voorkeur in dezelfde publicatie te reageren op de
aantijgingen.
De journalist die in een ander medium geuite beschuldigingen,
negatieve kwalificaties en beweringen aan iemands adres overneemt, dan
wel deze beweringen put uit artikelen of opnamen uit het archief,
dient zich te houden aan de zorgvuldigheidseisen die gelden bij het
publiceren van beschuldigingen. Hij mag er niet van uit gaan dat de
eerder gepubliceerde uitspraken het karakter van onbetwiste feiten
hebben aangenomen doordat zij niet zijn weersproken.
De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van ingezonden brieven
en van reacties die worden geplaatst op de website van het betrokken
medium. Het verdient de voorkeur dat de redactie de voorwaarden voor
de selectie en plaatsing van reacties publiceert. Voordat de redactie
besluit tot plaatsing van een reactie die een ernstige beschuldiging
bevat, dient zij te onderzoeken of voor de beschuldiging een
feitelijke grond bestaat. Bovendien dient de beschuldigde de
gelegenheid te krijgen tot een weerwoord.
Ten slotte dient de journalist van wie blijkt dat hij onjuist dan wel
op een wezenlijk punt onvolledig heeft bericht - zo mogelijk op eigen
initiatief - op zo kort mogelijke termijn over te gaan tot een
passende en ruimhartige rechtzetting, die ondubbelzinnig duidelijk
maakt dat de berichtgeving in de te rectificeren publicatie of
uitzending niet juist was. Indien een betrokkene die zich door de
berichtgeving in redelijkheid tekortgedaan voelt, zelf reageert, neemt
de redactie de vereiste zorgvuldigheid in acht bij de beslissing of -
en zo ja, op welke wijze - de reactie van de betrokkene wordt
gepubliceerd.
De vraag of met bepaalde publicaties de grenzen van zorgvuldige
journalistiek zijn overschreden, kan de Raad (nog) niet beantwoorden.
De Raad spreekt zich daarover in beginsel uit naar aanleiding van een
klacht van een rechtstreeks belanghebbende en nadat het betrokken
medium in de gelegenheid is gesteld op die klacht te reageren. De Raad
zal zich nog buigen over de vraag of zich bij de berichtgeving in de
onderhavige kwestie principiele vraagstukken voordoen c.q. hebben
voorgedaan, waarover hij zich ambtshalve zou kunnen uitspreken.
Amsterdam, 8 februari 2008
Voor nadere informatie:
mr. Daphne C. Koene
secretaris Raad voor de Journalistiek
tel.: 020-6735727
e-mail: raad@rvdj.nl
---
Raad voor de Journalistiek