Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen lid Van Velzen over Nederlandse gedetineerden in het buitenland waaronder Peru

08-02-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Velzen over Nederlandse gedetineerden in het buitenland waaronder Peru. Deze vragen werden ingezonden op 8 januari 2008 met kenmerk 2070807760.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie, op vragen van het lid Van Velzen (SP) over Nederlandse gedetineerden in het buitenland waaronder Peru.

Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op mijn vragen van 24 oktober 2007 over Nederlandse gedetineerden in Peru die voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld (semi-libertad) maar Peru niet mogen verlaten? 1) Deelt u de mening dat het voor Nederlandse gedetineerden in Peru geen reële optie is dit verzoek tot invrijheidstelling niet in te dienen, gelet op de zeer slechte omstandigheden in de Peruaanse gevangenissen, zoals wordt geconcludeerd in een recent gepubliceerd mensenrechtenrapport? 2) Kunt u dit toelichten?

Antwoord
Ja. Het is algemeen bekend dat de omstandigheden in veel gevangenissen in het buitenland naar Nederlandse maatstaven te wensen overlaten. Dat geldt ook voor de gevangenissen in Peru. In dat licht begrijp ik dat de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling voor veel gedetineerden een zeer aantrekkelijke optie is, ook al is een dergelijke invrijheidstelling aan belangrijke beperkingen onderworpen.

Vraag 2
Wat hebben de gesprekken van de Nederlandse ambassade met de directie van de Instituto Nacional Penitenciario inmiddels opgeleverd, in het bijzonder op het punt van de semi-libertad?

Antwoord
Het Instituto Nacional Penitenciario is een uitvoerende dienst en concentreert zich op de situatie binnen de gevangenissen. Het instituut heeft laten weten geen rol te kunnen spelen met betrekking tot de problematiek rondom semi-libertad. Wel worden er door de ambassade geregeld contacten onderhouden met de Peruaanse autoriteiten.

Vraag 3
Wat houdt het verzoek van de EU aan de Peruaanse autoriteiten om tot een oplossing te komen voor de semi-libertadproblematiek concreet in? Welke ideeën zijn er vanuit de EU zelf aangedragen? Wanneer verwacht u een antwoord van de Peruaanse autoriteiten op dit verzoek? Bent u bereid te rappelleren, en eventueel zelf met concrete voorstellen de Peruaanse autoriteiten te benaderen?

Antwoord
De EU heeft, mede op initiatief van Nederland, de Peruaanse autoriteiten verzocht om aan te geven wat de mogelijkheden zijn voor overbrenging naar elders/het thuisland van gevangenen met semi-libertad buiten een WOTS-verdrag om. Gebleken is dat dit om humanitaire redenen en bij hoge uitzondering mogelijk is middels een besluit van de Peruaanse ministerraad. De Peruaanse wet eist in dat geval wel dat in beginsel de volledige straf, die door de Peruaanse rechter is opgelegd, bij overbrenging overgenomen wordt.

De straffen die door Peruaanse rechters worden opgelegd voor drugsdelicten (bijna alle Nederlandse gedetineerden zijn gedetineerd in verband met een drugsdelict) zijn significant hoger dan de Nederlandse straffen.

Eind januari 2008 is door een ambtelijke delegatie deze problematiek bij de Peruaanse minister van Justitie Rosario Fernandez aan de orde gesteld. Zij onderkende het probleem en gaf aan te zullen onderzoeken wat concreet de mogelijkheden zijn. Ook voor Peru is terugkeer naar het thuisland te prefereren boven het zonder middelen verblijven in Peru. Hierover zal verder overleg gevoerd worden.

Vraag 4
Is het waar dat er (relatief) veel Nederlanders gedetineerd zijn in Peru ver geleken met mensen uit andere EU-landen? Bent u bereid direct contact op te nemen met de Peruaanse overheid, naast hetgeen al in EU-verband plaatsvindt?

Antwoord
Spanje heeft op dit moment de meeste onderdanen in Peruaanse gevangenissen. Nederland staat op de tweede plaats met 97 gedetineerden. Andere EU-landen hebben veel minder gedetineerden.

De Nederlandse ambassade heeft geregeld contact met Peruaanse autoriteiten.

Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat de Peruaanse overheid het op 4 januari 2006 heeft goedgekeurd dat een Deense gedetineerde in semi-libertad het restant van zijn semi-libertad periode in Denemarken doorbrengt, met een expliciet beroep op het belang van de re-integratie van deze persoon in de Deense samenleving? 3) In hoeverre heeft Nederland soortgelijke pogingen ondernomen om Nederlandse gedetineerden hun strafrestant in Nederland uit te laten zitten? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid alsnog dit Deense voorbeeld te volgen, omdat dit goed aansluit bij de door u geuite beleidsvoornemens (Nederlanders laten resocialiseren in eigen land) in uw brief van 5 november 2007? 4)

Antwoord
Navraag bij de Deense en Peruaanse autoriteiten leert dat in 2006 per presidentieel decreet besloten is een Deense gedetineerde uit te zetten in het belang van resocialisatie in Denemarken, na een overeenkomst tussen beide overheden dat Denemarken de volledige straf zal overnemen. Er speelden ook humanitaire redenen mee; betrokkene was besmet met het HIV-virus.

Artikel 2 WOTS staat eraan in de weg dat gedetineerden naar Nederland worden overgebracht zonder een verdrag dat daartoe strekt. De minister van Justitie heeft evenwel nieuw beleid ontwikkeld zoals verwoord in zijn brief van 5 november 2007 (Kamerstuk 31 200 VI, nr.30). Graag verwijs ik voorts naar de beantwoording van vraag 8.

Vraag 6
Bent u ook in overleg met de andere door u genoemde landen die een dergelijke regeling kennen, te weten de Dominicaanse Republiek, Venezuela en Argentinië? Zo neen, bent u bereid dat te gaan doen?

Antwoord
Overbrenging kan tot nu toe niet zonder verdrag plaatsvinden. Overigens is Venezuela partij bij het Raad van Europa Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen. Tussen Nederland en Venezuela vinden dan ook reeds overbrengingen plaats.

Vraag 7
Bent u er van op de hoogte dat de rechtsbijstand in lang niet alle landen op orde is, en dat sommige gedetineerden in financiële problemen komen? Wat is uw mening over het feit dat sommige familieleden van gedetineerden in het buitenland in de financiële problemen kunnen komen doordat zij de juridische hulp aan deze gedetineerde voor rekening nemen? Bestaat er een fonds of instituut waar (familieleden van) gedetineerden zich tot kunnen richten om (financiële) hulp voor onder andere rechtsbijstand te krijgen? Bent u bereid een fonds in het leven te roepen dat in deze mogelijkheid voorziet?

Antwoord
Het voorzien in adequate onafhankelijke rechtsbijstand bij een strafrechtelijke vervolging behoort tot de algemene rechtsplicht van het land dat vervolging instelt. Bij verdediging in strafzaken staat de bescherming van de individuele rechten en vrijheden van de verdachte burger immers tegenover de vervolgende overheid centraal. Het betreft een fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtsspraak, zoals onder meer is neergelegd in artikel 14 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).

Indien echter een dergelijke voorziening in het buitenland ontbreekt, kan men in aanmerking komen voor door de Nederlandse overheid gesubsidieerde rechtsbijstand op voorwaarde dat er sprake is van een in de Nederlandse rechtssfeer gelegen rechtsbelang van de gedetineerde. In de praktijk komt dit er op neer dat als er sprake is van voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer, door de desbetreffende Raad voor Rechtsbijstand een advocaat zal worden toegevoegd aan een Nederlandse gedetineerde in het buitenland om advies te verstrekken in de desbetreffende strafzaak. Meer specifiek kan in het kader van de WOTS voor de procedure die dient bij de Nederlandse rechter (over de overdracht van het in het buitenland gewezen strafvonnis) een Nederlandse advocaat worden toegevoegd aan een gedetineerde.

Ingeval men niet in aanmerking komt voor de voorziening in het buitenland dan wel door de Nederlandse overheid gesubsidieerde rechtsbijstand, kan ik mij voorstellen dat in sommige situaties zich financiële problemen bij gedetineerden of familieleden kunnen voordoen. Ambassades beschikken overigens over lijsten met advocaten zodat gedupeerden een wat bredere keus geboden kan worden. Deze lijsten zijn weliswaar niet op kostengronden samengesteld, maar bieden de betrokken Nederlanders wel de gelegenheid zich wat breder te oriënteren en een eigen afweging te maken. De ambassade kan niet sturen in de keuze en kan niet instaan voor de kwaliteit van de bijstand die geleverd zal worden.

Ingeval van consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland wordt grote terughoudendheid betracht met betrekking tot de buitenlandse rechtsgang. Dit om zelfs maar de schijn van inmenging te voorkomen. Als er vermoedens bestaan dat een onderdaan geen eerlijk proces krijgt, kan besloten worden bij het proces aanwezig te zijn en ingeval van onregelmatigheden een klacht in te dienen bij de autoriteiten.

Ook kan door een ambassade een vertrouwensadvocaat worden ingeschakeld. Deze vertrouwensadvocaat zal dan onderzoek doen naar de rechtsgang en hierover rapporteren. De vertrouwensadvocaat adviseert de ambassade en treedt niet op als raadsman voor gedetineerde.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor consulaire bijstand. Het verstrekken van financiële hulp voor rechtsbijstand valt buiten deze kaders. In regulier overleg met de verzekeringsbranche onderzoekt het minis terie van Buitenlandse Zaken mogelijkheden om rechtsbijstand op te nemen in de reisverzekering.

Vraag 8
Is Nederland al begonnen met het benaderen van niet-verdragslanden om gedetineerden over te brengen, zoals door u aangekondigd? Wanneer verwacht u de resultaten hiervan?

Antwoord
De benadering van niet-verdragslanden waar Nederlanders of daarmee gelijkgestelde personen zijn gedetineerd, is in voorbereiding. Resultaten van deze ronde kunnen nog voor de zomer bekend zijn. Op basis daarvan zal de minister van Justitie bepalen of de WOTS aangepast moet worden en zal hij een intern werkprogramma laten opstellen aan de hand waarvan concrete afspraken met individuele landen gemaakt moeten worden.

Vraag 9
Bent u bereid deze vragen in ieder geval vóór het algemeen overleg voorzien op 13 februari 2008 over het beleidskader overdracht tenuitvoerlegging buitenlandse strafvonnissen aan Nederland te beantwoorden?

Antwoord
Ja.


1) Aanhangsel Handelingen, nr. 645, vergaderjaar 2007-2008
2)
http://www.portalfio.org/inicio/repositorio//INFORMES/sistema_penitenc iario.pdf

3) Resolución Suprema 004-2006-JUS van 4 januari 2006, El Peruano (normas legales) pagina 309324, 5 januari 2006

4) Kamerstuk 31 200 VI, nr. 30

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl