Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
7 februari 2008 WJZ/2008/3735
Onderwerp
Verzoek mevrouw Halsema
Vanuit uw Kamer kreeg ik de vraag om een reactie met betrekking tot de brief van de Europese
Commissie van 31 januari 2008 en de interpretatie daarvan.
Tijdens het vragenuur is onder meer gesteld:
"Nederland krijgt een stevig pak voor de broek van de Europese Commissie. Nederland staat namelijk
discriminatie van homoseksuelen op de arbeidsmarkt oogluikend toe." "Met andere woorden: homo
zijn is oké, zolang je het maar diep geheim houdt. Dat is hypocriet en discriminatoir. De Europese
Commissie heeft groot gelijk dat ze dat niet accepteert."
In reactie daarop heb ik in de Kamer aangegeven dat Nederland niet in deze zin op de vingers is getikt.
Dit wil ik hier graag nader toelichten.
1.
In het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie van 31 januari 2008 staat dat
Nederland zijn verplichting om Richtlijn 2000/78/EG correct om te zetten in nationale wetgeving niet is
nagekomen. De Europese Commissie stelt Nederland in gebreke op vier punten:
1) Het niet geven van een correcte algemene definitie van directe of indirecte discriminatie,
2) Het niet verbieden van indirecte discriminatie op grond van leeftijd,
3) Het toestaan van een algemene uitzondering op het discriminatieverbod voor particuliere
werkverhoudingen,
4) Het toestaan van een algemene uitzondering op het discriminatieverbod voor
rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen en het geestelijk ambt.
Deze vier punten houden geen van alle in dat Nederland discriminatie van homoseksuelen oogluikend
toe zou staan.
De opmerkingen in het advies over artikel 5, 2e lid van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)
staan overigens in de paragraaf over de algemene uitzondering voor kerkgenootschappen.
2.
Tijdens het debat werd van diverse kanten gesteld dat de AWGB toelaat dat een christelijke school
iemand zou mogen weigeren wegens het samenwonen met iemand van hetzelfde geslacht of het
hebben van een homoseksuele relatie. Volgens de AWGB is dit echter niet toegestaan. De AWGB
verbiedt het weigeren van een leerkracht door een christelijke school vanwege "het enkele feit van"
homoseksueel zijn, daaronder valt ook het hebben van een homoseksuele relatie en het samenwonen
met iemand van hetzelfde geslacht. Bij de parlementaire behandeling van de AWGB is door de regering
duidelijk gemaakt dat een homoseksuele leraar niet mag worden afgewezen vanwege het hebben van
een homoseksuele relatie. Citaat: "Het enkele feit van de seksuele gerichtheid ziet op de gerichtheid
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
Contactpersoon: M.P. van Haren T +31-70-412 4947 IPC 5650 m.p.vanharen@minocw.nl
blad 2/2
van een persoon in seksuele gevoelens, liefdesgevoelens, liefdesuitingen en -relaties." (Handelingen II,
1993, 47-3508, 47-3510). Onlangs is dit nog eens bevestigd in een oordeel van de Commissie gelijke
behandeling (Cgb Oordeel 2007-100, d.d. 15 juni 2007).
Op de vraag van het lid Dibi "Vindt de minister het wenselijk dat homoseksuelen geweigerd worden
wanneer zij openlijk voor hun geaardheid uitkomen, ja of nee?" heb ik geantwoord dat ik dat niet
wenselijk vind. Dit antwoord is in overeenstemming met de bestaande regels.
3.
Over de procedure van beantwoording van de brief van de Europese Commissie het volgende:
- De deadline voor de reactie op het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie is 1 april
2008.
- Voor die tijd zullen de bij de AWGB betrokken bewindslieden moeten hebben besloten over de
kwesties die zijn opgeworpen door de Europese Commissie, waaronder die van de toepasselijkheid van
de gelijke behandelingsrichtlijnen op kerkgenootschappen. De eerstverantwoordelijke bewindspersoon
is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
- De betrokken bewindslieden zullen uiterlijk op 1 april 2008 aan uw Kamer laten weten hoe zij omgaan
met het door de Commissie verstuurde met redenen omkleed advies.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk