Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
7 februari 2008 HO/2008/2198
Onderwerp Bijlage(n)
Inspectierapport 'Aandacht voor allochtone 1
studenten in het hoger onderwijs'
Hierbij bied ik u het inspectierapport `Aandacht voor allochtone studenten in het hoger onderwijs' aan.
De inspectie heeft een landelijk onderzoek uitgevoerd naar het allochtonenbeleid van de hbo- en de wo-
instellingen. Centrale vraag in het onderzoek: Welke maatregelen worden er binnen de instellingen
voor hoger onderwijs genomen om de in- en doorstroom van allochtone studenten te bevorderen?
De volgende conclusies worden door de inspectie gepresenteerd:
1) Een integrale beleidsaanpak ontbreekt bij het merendeel van de opleidingen.
2) De instellingen doen veel aan voorlichting voor studenten in spé, maar er is met name in het
wo weinig aparte aandacht voor allochtone doelgroepen.
3) Veel opleidingen kennen algemene maatregelen ter bevordering van het studiesucces, maar er
zijn weinig activiteiten gericht op (de binding van) allochtone studenten.
4) Taal- en communicatieproblemen worden als de voornaamste knelpunten gezien voor het
studiesucces van allochtone studenten, maar met name binnen het wo is weinig aandacht voor
de Nederlandse taalvaardigheid.
5) Het hbo kent significant meer activiteiten en voorzieningen dan het wo.
6) De aanwezigheid van voorzieningen hangt samen met de studentenpopulatie.
De inspectie doet de volgende aanbevelingen:
1) Nader onderzoek naar het effect van beleid en maatregelen op het studiesucces van allochtone
studenten is gewenst. De inspectie stelt voor om het onderzoek ook betrekking te laten hebben
op het voorgezet onderwijs en de bve-sector. Er zal ook aandacht besteed worden aan
regionale verschillen.
2) Aandacht voor allochtone studenten zou een structureel onderdeel moeten vormen in het
beleid van alle instellingen voor het hoger onderwijs.
3) Wo-instellingen zouden zich sterker moeten inzetten op voorlichting en werving, gericht op
allochtone jongeren en ouders.
4) Zowel in het hbo als in het wo zijn extra maatregelen nodig ter bevordering van het
studiesucces van allochtone studenten. Met name in het wo wordt daaraan weinig aandacht
besteed.
5) Er is meer aandacht gewenst voor taal- en communicatievaardigheden van allochtone
studenten.
Ik heb de volgende opmerkingen over het rapport:
1) Ik kan me in grote lijnen vinden in de conclusies en aanbevelingen van de inspectie. Ik ben ook
van mening dat meer onderzoek nodig is naar het verband tussen de genomen maatregelen en
het effect, vooral ook in relatie tot de gehele onderwijsloopbaan van allochtonen. De OESO
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
Contactpersoon: T.T.T. Ngo T +31-70-412 2016 IPC 2250 t.t.t.ngo@minocw.nl
blad 2/3
Review (kritiek op vroegtijdige selectie in vo en doorstroomkansen voor allochtonen) maakt dit
extra relevant.
2) Aanbeveling 2 kan pas goed uitgevoerd worden als degelijk onderzoek is uitgevoerd naar de
effecten van de maatregelen bij alle instellingen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat het
beleid van een instelling ook wordt ingegeven door het eigen profiel en de specifieke regionale
situatie. De allochtone studentenpopulaties in bepaalde instellingen buiten de vier grote
steden zijn erg beperkt, omdat in de desbetreffende regio's weinig allochtonen wonen. In de
vier grote steden hebben instellingen al veel kennis opgedaan op dit vlak; daarom verwijs ik
hiervoor ook naar punt 4.
3) Hbo-instellingen zouden volgens het inspectierapport meer activiteiten voor allochtone
studenten hebben dan wo-instellingen. Dit klinkt logisch aangezien hbo-instellingen meer
allochtone studenten hebben dan wo-instellingen. Bovendien doen de allochtone studenten in
het wo het beter dan de allochtone studenten in het hbo (wat betreft uitval en rendement). In
conclusie 6 wordt ook gesteld dat de aanwezigheid van voorzieningen samenhangt met de
studentenpopulatie.
4) In het rapport wordt geen aandacht besteed aan allochtone studenten in de grote steden en
wordt geen onderscheid gemaakt tussen de inspanningen van de instellingen in de grote steden
en die daarbuiten. Gezien het nieuwe beleidstraject van OCW* -dat zich richt op allochtone
studenten in de grote steden- zou het interessant zijn om daaraan extra aandacht te besteden
in een vervolgonderzoek. Het merendeel van alle allochtone studenten studeert daar en de
instellingen zullen vooral daar activiteiten moeten ondernemen.
* Toelichting nieuwe traject (zie de strategische agenda voor het hoger onderwijs- onderzoek en
wetenschapsbeleid `Het Hoogste Goed'):
Bijzondere aandacht voor allochtone studenten
Het studiesucces van allochtone Nederlanders is van groot belang voor hun integratie en het benutten
van al het potentieel in de samenleving. Meer en meer weten niet-westerse allochtone studenten de
weg naar het hoger onderwijs te vinden. In tien jaar tijd is het aandeel niet-westerse allochtone
studenten in het hoger onderwijs verdubbeld, van 6% in 1995 tot ruim 12% in 2005. Voor de jongeren
van Turkse en Marokkaanse afkomst geldt bijvoorbeeld dat in 1995 11% van hen ging studeren en in
2005 is dat respectievelijk 24% en 27%. Dit is natuurlijk een prachtige prestatie.
De uitval (het percentage studenten dat het hoger onderwijs na 2 jaar verlaat) van niet-westerse
allochtone studenten is nog wel een aantal procenten hoger dan bij autochtone studenten, maar het
verschil wordt steeds kleiner. Zorgwekkend (ook volgens de OESO) is het rendement (in de zin van het
percentage studenten dat na 6 jaar een diploma in het hoger onderwijs heeft behaald) van niet-
westerse allochtonen. Dat is zowel in het hbo als in het wo significant lager dan dat van autochtone
studenten. Op het hbo heeft na zes jaar 66% van de autochtone studenten een diploma gehaald en
48% van de niet-westerse allochtone studenten. Dit verschil is bijna 20 procent. Ook in het wo is het
verschil groot, respectievelijk 47% en 35%. Gelet op deze achterstand en het feit dat de
studentenpopulatie, met name in de vier grote steden, voor een groot deel uit niet-westerse
allochtonen gaat bestaan, is bijzondere aandacht voor het studiesucces van deze groep de komende
tijd noodzakelijk.
Aanpak
Ambitie is de rendementscijfers van allochtone studenten op hetzelfde niveau te krijgen als die van
autochtone studenten. Indicatoren daarbij zijn rendementen en slagingspercentages van allochtone
studenten. Aan de hoger onderwijsinstellingen in de grote steden (Utrecht, Amsterdam, Den Haag,
Rotterdam) en met name aan de hogescholen studeert 50-60% van de totale niet-westerse allochtone
studentenpopulatie. Waarschijnlijk zal dit percentage nog verder groeien. Met de combinatie van
enerzijds deze grote concentratie en anderzijds de forse achterstand van allochtonen in
studierendementen staan deze instellingen voor een grote uitdaging om het studiesucces van
allochtone studenten te verbeteren. Instellingen buiten deze steden hebben dit probleem veel minder,
omdat de allochtone populaties daar niet zo omvangrijk zijn. Het ligt dan ook in de rede om vooral de
multisectorale hogescholen in de vier grote steden op dit punt extra te ondersteunen.
blad 3/3
Uit de extra middelen vanwege het Coalitieakkoord komt in 2008 een bedrag van 4 miljoen
beschikbaar voor deze hogescholen oplopend naar 20 mln. per jaar (ook in te zetten voor
universiteiten) vanaf 2011. Dit bedrag wordt onder deze instellingen verdeeld en toegevoegd aan hun
rijksbijdrage. Met de betrokken hogescholen worden per instelling afspraken gemaakt over de beoogde
resultaten rondom het studiesucces van allochtone studenten.
Vanwege afspraken met de universiteiten over de overheveling van de eerste naar de tweede
geldstroom voor onderzoek zijn op dit onderdeel de extra middelen voor universiteiten (in totaal 3
miljoen) in 2011 gereserveerd. Deze middelen staan vooralsnog op de `aanvullende post' van de
Rijksbegroting.
Met de Tweede Kamer is afgesproken dat ik in mei aanstaande met een notitie over dit traject kom. De
afspraken met de instellingen worden hierin nader toegelicht.
Naast het traject dat zich specifiek richt op allochtone studenten in de vier grote steden, zijn er ook
projecten gericht op allochtone studenten in het gehele land. In 2005 zijn prestatieafspraken met 21
instellingen (landelijk in het wo en het hbo) gemaakt om de instroom, doorstroom en uitstroom van
allochtone studenten te verbeteren. Voor de periode 2006-2009 heeft OCW 4,5 miljoen beschikbaar
gesteld voor deze projecten. In verband met het programma, dat is aangekondigd in de strategische
agenda, kies ik ervoor om de beschikbare middelen te focussen op de grote steden vanwege de eerder
genoemde redenen.
Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk