Persbericht Wageningen Universiteit, nr 007, 6 februari 2008.
Science-Embargo tot 7 februari 20.00 uur
Ecologen analyseren voedselweb
Structuur voedselweb blijkt afhankelijk van kwaliteit planten
Ecologen van Wageningen Universiteit en Imperial College Londen hebben een compleet voedselweb van negentien plant- en diersoorten geanalyseerd. Uit hun 'wie-eet-wie'-onderzoek van koolplanten, bladluizen, sluipwespen en op sluipwespen parasiterende insectensoorten concluderen zij dat de structuur van het voedselweb nauw samenhangt met de kwaliteit van de koolplanten die de onderste trede in het voedselweb vormen. In Science van 8 februari doen zij verslag.
De Wageningse en Britse onderzoekers vonden in hun studie naar de relaties in het voedselweb dat variatie in de kwaliteit van planten de hoger gelegen niveaus in de voedselketen beïnvloedt. De basis van de voedselketen, de plant (2 soorten), beïnvloedt de grootte en dichtheid van de bladluizen (2 soorten) en dat heeft een effect op de kwaliteit en aantallen primaire sluipwespen (5 soorten) en uiteindelijk ook van de secundaire sluipwespen (10 soorten) die de primaire sluipwespen belagen.
De negentien soorten hebben een ingewikkelde relatie tot elkaar. Het onderzoeksteam concentreerde zich op bladluizen en hun natuurlijke vijanden die zich op verwilderde en gecultiveerde koolplanten ontwikkelen. Daaruit blijkt dat bladluizen beter groeien en in hogere aantallen voorkomen op koolplanten die meer voedingsstoffen bezitten. De plantkwaliteit beïnvloedt zo de grootte en de aantallen bladluizen die in twee soorten op de planten voorkomen. De 'bladluiskwaliteit' heeft echter ook een direct effect op de vijf soorten sluipwespen die hun eieren op bladluizen afzetten. Deze primaire sluipwespen leggen bij voorkeur hun eieren in grote bladluizen. De larven van de sluipwesp hollen de bladluis van binnen uit, waarna slechts de huid van de bladluis, de zogenaamde mummie, resteert. Naarmate deze mummies groter zijn, zijn ze aantrekkelijker voor een tweede groep sluipwespen. Deze vijf soorten zogenaamde secundaire sluipwespen belagen in de mummie de primaire sluipwesplarven, waarop ze hun eitjes leggen waarvan de larven zich later in de mummie verpoppen. Deze secundaire sluipwespen staan aan de top van de voedselketen die de mummie herbergt, maar hun voorkeur is te herleiden tot de kwaliteit van de plant: ze leggen hun ei in primaire sluipwespen binnen grote bladluizen waarvan de grootte is bepaald door de kwaliteit van de plant. De onderzoekers onderscheidden tien soorten secundaire sluipwespen.
Het effect van de kwaliteit van de plant is dan nog niet uitgewerkt. Secundaire sluipwespen produceren meer dochters (sluipwespmoeders kunnen namelijk zélf het geslacht van hun kinderen bepalen) in grote mummies, zodat het nakomelingenschap omvangrijker wordt, vooral ook omdat grote dochters meer kleinkinderen opleveren.
De resultaten geven nieuw inzicht in de mechanismen die de structuur van een voedselweb bepalen en zelfs een hele levensgemeenschap beïnvloeden. Dit is van belang voor een beter begrip van het ontstaan en beheersen van insectenplagen in natuurlijke situaties, maar ook in landbouwsystemen. In een landbouwsysteem, waar insectenplagen veel voorkomen, is een voedselweb vaak minder complex dan in een natuurlijke systeem, waar insectenplagen vrijwel niet voorkomen.