Praktijkondersteuners geen oplossing huisartsentekort
Huisartspraktijken met praktijkondersteuners zijn duurder dan
praktijken zonder. De praktijkondersteuning draagt evenmin bij aan de
oplossing van het huisartsentekort. Dat concluderen onderzoekers van
de Universiteit Twente.
Tegen de verwachting in heeft het inzetten van praktijkondersteuners
(POH'ers) of nurse practitioners (NP's) geen invloed op het aantal
patiëntcontacten en het aantal ingeschreven patiënten van een
huisartsenpraktijk. Dit blijkt uit een vergelijkende studie onder 9
huisartsenpraktijken. In praktijken met ondersteuners ligt het aantal
ingeschreven patiënten per fte huisarts gemiddeld zelfs iets lager.
Dit terwijl de gemiddelde loonkosten per patiënt daar hoger zijn dan
bij een traditionele praktijk met enkel praktijkassistenten.
Ook blijkt het takenpakket van de huisartsen door de inzet van POH'ers
en NP's maar in beperkte mate te veranderen. Er komt minder
arbeidscapaciteit vrij dan verwacht. Maar de inzet van ondersteuners
kost wel extra coördinatietijd, wat ten koste gaat van de productie
van de huisartsenpraktijk. Met een praktijkondersteuner wordt
gemiddeld een half uur per week afgestemd per fte huisarts en met een
nurse practitioner een uur. Wel kan de inzet van praktijkondersteuning
tot verbetering van de zorgkwaliteit en verruiming van het zorgaanbod
leiden.
Door de huidige vergoedingen en subsidies voor ondersteuning missen
huisartsenpraktijken-met-ondersteuning de prikkel om de productie te
verhogen, zo stellen de onderzoekers. Zij achten het wenselijk
praktijken te beoordelen op kwaliteit en substitutie-effecten, zodat
goed presterende praktijken extra kunnen worden beloond.
Het onderzoek is in opdracht van organisatieadviesbureau Hoeksma,
Homans & Menting te Enschede uitgevoerd binnen het Center for
Healthcare Operations Improvement & Research (CHOIR) van de
Universiteit Twente. Het betreft een casestudy naar twee
huisartsenpraktijken met POH'ers, twee met POH'ers en een NP, en vijf
met alleen praktijkassistenten. (Gezien de mate van overeenstemming in
de resultaten binnen de beide groepen en de methodische opzet van de
caseanalyse verwachten de onderzoekers dat de resultaten
generaliseerbaar zijn.) De dataverzameling bij de cases bestond uit
het opvragen van archiefdata, jaarverslagen en websites van de
praktijken en gesprekken met werkzame personen binnen de praktijken.
De archiefdata van de cases zijn vergeleken met data van vijf
traditionele huisartspraktijken.
Noot voor de pers:
Meer informatie is verkrijgbaar bij K.H. Brummelhuis,
k.h.brummelhuis@student.utwente.nl en prof. dr. ir. Krabbendam,
053-489 3494.
Contactpersoon Universiteit Twente, afdeling Communicatie: Berend
Meijering, 053-489 4385, b.meijering@utwente.nl.
Top
Laatst gewijzigd op 07-02-2008 12:30:52 door Webmaster
Universiteit Twente