Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO/SSO-2831056
7 februari 2008
Op 6 februari 2008 is tijdens het plenair debat over ouderenbeleid een
aantal vragen gesteld die ik mede namens de minister van Financiën
schriftelijk wil beantwoorden.
Ouderenmishandeling
Het CDA heeft gevraagd om het campagneteam `stop ouderenmishandeling'
het werk te laten afmaken. Ik onderneem rond de bestrijding van
ouderenmishandeling de volgende twee acties. Ik heb Vilans, Movisie en
de ambassadeur ouderenmishandeling gevraagd om een voorstel op te
stellen voor de structurele inbedding van de resultaten van de
campagne. Binnenkort verwacht ik dit voorstel, waarna ik een besluit
neem over de financiering daarvan. Daarnaast wil ouderenmishandeling
meenemen in de aanpak voor hulpverlening en opvang aan slachtoffers
van geweld in afhankelijkheidsrelaties zoals ik die heb geschetst in
mijn brief van 10 december 2007, `Beschermd en Weerbaar'. Ik denk
hierbij aan koppeling met de Advies- en steunpunten huiselijk geweld.
Met deze trajecten wil ik bewerkstellingen dat er in Nederland een
landelijk dekkend netwerk van contactadressen voor ouderenmishandeling
is.
Intramurale plaatsen
Het CDA en de SP vragen hoe de realisering van 6000 plaatsen
intramuraal tot 2011 zich verhoudt tot de raming in het rapport "Lang
zullen we Leven' van 40.000 plaatsen in 2020. Het aantal van 40.000
betreft de totale groei van de behoefte voor plaatsen zware zorg
(verpleeghuiszorg) voor zowel dementerenden als somatisch zieken. Dit
cijfer is gerelateerd aan de capaciteit in het jaar 2000. Dit betekent
een bouwopgave van gemiddeld 2000 plaatsen per jaar. Daarbij werd er
vanuit gegaan dat de zorgvraag die in het jaar 2000 alleen intramuraal
kon worden bediend ook in het jaar 2020 intramuraal moet worden
geboden.
Inmiddels is er een aantal extramurale zorgproducten in ontwikkeling
dat de vraag naar intramurale zorg kan reduceren. Bovendien is met de
minister van WWI een actieplan `Beter (t)huis in de buurt' ontwikkeld
voor de bouw van meer voor zorg geschikte woningen. Deze
beleidsontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat in 2020 niet het
genoemde aantal intramurale plaatsen helemaal nodig is.
Toch wordt een forse bouwinspanning geleverd. Vanaf het jaar 2000 tot
nu toe zijn beschikkingen voor de uitbreiding van capaciteit afgegeven
aan instellingen. Tot 2005 waren dit ongeveer 12000 plaatsen. In de
periode 2007-2011 zijn nog eens voor circa 7000 plaatsen beschikkingen
afgegeven (of worden binnenkort afgegeven). Bij elkaar zijn er tot nu
toe 19000 plaatsen die in de periode tot 2011 beschikbaar komen. De
6000 plaatsen voor dementerenden behoren hierbij. Daarbij plaats ik
nog de opmerking dat een deel van de nieuwe capaciteit voor
dementerenden in de vorm van kleinschalige voorzieningen wordt
gerealiseerd. Deze voorzieningen behoeven geen goedkeuring vooraf en
zitten dus niet in de bovengenoemde cijfers. Volgens een raming van
het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg betreft dit 4000 plaatsen.
Al met al ziet het er naar uit dat de realisering van capaciteit goed
in lijn is met de geconstateerde en verwachte behoeftetoename.
Leren van innovatieve projecten
Ik wil graag horen welke kansen en problemen zich voor hebben gedaan
en nog voordoen bij innovatieve projecten rond wonen met zorg en
ondersteuning. Specifiek vroeg de SGP aandacht voor de knelpunten die
zich hebben voorgedaan - én zijn overwonnen - bij Boerderij Dorpzigt
in Korendijk. Zoals aangekondigd in "Beter (t)huis in de buurt" start
dit jaar het ondersteuningsprogramma rond de lokale regierol bij het
wonen met ondersteuning en zorg. Het ondersteuningsprogramma bevat een
verkenning, een reeks ronde tafels en een ondersteuningsaanbod dat zal
worden toegesneden op de lokale vraag. Ik zal Boerderij Dorpzigt
meenemen in dit programma.
Levensverwachting
Volgens het GR rapport `Met ambitie vergrijzen' blijft de stijging van
de levensverwachting voornamelijk onder ouderen in Nederland achter in
vergelijking bij andere landen, waardoor Nederland relatief daalt in
Europees verband. De sterfte boven de 85 jaar neemt licht toe. De SP
vraagt wat hiervan de oorzaken zijn.
De oorzaken van trends in levensverwachting zijn een bijzondere
complexe materie en een optelsom van plussen en minnen in de
incidentie en prevalentie van vele verschillende ziekten, risico- en
omgevingsfactoren. In Nederland brengt het Centrum
Volksgezondheid Toekomstverkenning (VTV) van het RIVM vierjaarlijks
alle relevante kennis op dit terrein bij elkaar. De laatste publicatie
is van medio 2006, de volgende verschijnt medio 2010. Zo ontstaat een
robuust inzicht over alles wat we weten en niet weten inclusief de
trends over een reeks van jaren, soms ook aangevuld met o.a. gegevens
van de voormalige 15 EU landen resp. de huidige EU landen. Het RIVM
rapporteert regelmatig over verschillende aspecten, maar ook in
vierjaarlijkse samenvattende rapporten, laatstelijk in het rapport
'Zorg voor Gezondheid' uit 2006. Deze analyses vormen ook de basis
voor de huidige speerpunten in het nationale preventie- en
gezondheidsbeleid: roken, overmatig alcoholgebruik, overgewicht,
diabetes en depressie, omdat deze drie risicofactoren en twee ziektes
collectief gezien tezamen de grootste ziektelast veroorzaken, en
waarvan we weten dat een niet onbelangrijk deel hiervan
gedragsgerelateerd en dus ook beïnvloedbaar is.
Een opvallende factor en een deel van de verklaring van de stagnerende
levensverwachting bij vrouwen in vergelijking met andere landen is het
rookgedrag van Nederlandse vrouwen en de daarmee verband houdende
hogere en sneller stijgende incidentie van en sterfte aan longkanker
bij Nederlandse vrouwen in vergelijking met de rest van Europa.
Overigens zijn internationale vergelijkingen bijzonder ingewikkeld
door definitie- en registratieverschillen, al dan niet cultureel
bepaald. In EU, WHO en OECD-verband wordt, o.a. door het RIVM, hard
gewerkt aan een betere vergelijkbaarheid van de data, om daarmee het
beleid beter op elkaar te kunnen afstemmen en dat beleid ook op de
juiste gegevens te kunnen baseren.
Naast de integratie van kennis rond incidentie en prevalentie van vele
verschillende ziekten, risico- en omgevingsfactoren heeft het RIVM ook
recentelijk een vergelijking van het gezondheidsbeleid in andere
landen gemaakt in het rapport 'Leren van de buren' van juli 2007. Dat
rapport concludeert dat Nederland er goed aan doet
gezondheidsproblemen vaker aan te pakken met een nationale strategie
of actieplan. Ervaring uit het buitenland leert dat een dergelijk
nationaal actieplan bijdraagt aan een systematischer beleid en minder
versnippering van maatregelen. Bij de bestrijding van
gezondheidsachterstanden bij bevolkingsgroepen ontbreekt in Nederland
een integrale aanpak. Uit de internationale vergelijking blijkt dat
veel maatregelen effectiever en meer in samenhang kunnen gebeuren. Zo
is groeiende dit inzicht enkele jaren geleden door onze
ambtsvoorganger de minister van VWS o.a. besloten deel te nemen aan
het Nationaal Programma Kankerbestrijding 2005-2010 ( www.npknet.nl).
Het rapport van de GR brengt de achterblijvende stijging van de
levensverwachting gedeeltelijk in verband met rookgedrag. Omdat de
onderzochte risicofactoren en ziekten niet alle verschillen verklaren,
worden in de wetenschappelijke discussie andere mogelijkheden
aangedragen zoals verschraling of veranderingen in de zorg. In de
wetenschappelijke discussie over de onderzoeksresultaten wordt door
een aantal geriatrische experts in Nederland de gefragmenteerde zorg
ook wel in verband gebracht met de achterblijvende stijging van de
levensverwachting onder mensen boven de 85 jaar.
De staatssecretaris heeft het Programma multimorbiditeit en ouderen
aangekondigd. Het programma richt zich op mensen met multimorbiditeit
en complexe problematiek. Het doel van het programma is door het
bevorderen van betere integrale zorg meerwaarde te scheppen voor deze
mensen. Een van de terreinen van aandacht is hier secundaire en
tertiaire preventie. Meerwaarde betekent hier o.a. minder
functieverlies en meer zelfredzaamheid. Het is denkbaar dat betere
integrale zorg ook effect op de levensverwachting zal hebben.
Kortom, het gezondheidsbeleid en zorgbeleid in algemene zin is een
weging van kennis en de feiten van vroegtijdige sterfte, verlies aan
kwaliteit van leven, en van alles wat je als mogelijkheid hebt om in
te grijpen. Daarom heeft het kabinet mede op basis van bovenstaande
bevindingen besloten om in september 2007 de kaderbrief visie op
gezondheid en preventie uit te brengen, waarin een meer integrale
benadering bepleit wordt en een aantal maatregelen voorgesteld worden.
Mevrouw Kant (SP) vraagt naar een afschrift van mijn reactie aan het
LOC en LPR over hun brief over verblijfszorg thuis. Ik voeg bij deze
beantwoording als bijlage een afschrift van de brief aan deze partijen
bij.
Vergrijzingssommen
Het lid Koser Kaya (D66) vraagt naar de stand van zaken van de
toezegging tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen om aan het lid
Pechtold (D66) een brief te sturen over hoe wij omgaan met de
vergrijzingssommen van het CPB.
Zoals toegezegd tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zal ik in
het voorjaar de Kamer nader informeren over de mogelijkheden om de
discussie over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbreden.
Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken of het ook mogelijk is om ook de
lange termijn-relaties tussen houdbaarheid en fenomenen anders dan
vergrijzing, zoals bijvoorbeeld klimaatverandering, beter in kaart te
brengen om zo de informatie op basis waarvan wij beleid formuleren te
verbeteren. In deze brief zal ik uiteraard ook ingaan op de punten die
door de heer Pechtold naar voren zijn gebracht.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker