Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Bijlage

Adviespraktijk in de aanloop naar de inwerkingtreding van de wijziging van de Monumentenwet 1988

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voor deze: de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten; RACM) brengt in de aanloop naar de inwerkingtreding van de wijziging van de Monumentenwet 1988 in beginsel slechts adviezen uit als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van die wet, die betrekking hebben op:
a volledige afbraak van een monument of een deel daarvan voor zover van ingrijpende aard, b reconstructie van het monument of een overwegend deel daarvan waarbij de huidige verschijningsvorm van een monument of van een deel daarvan wordt teruggebracht naar een vroegere verschijningsvorm,
c een wijziging van een monument of van een overwegend deel daarvan, waarbij een nieuwe functie wordt gegeven aan het monument. Buiten deze categorieën adviseert de minister eveneens over vergunningaanvragen indien daar door burgemeester en wethouders om wordt verzocht.

Indien een gemeente geen advies verlangt van de minister, moet zij nog wel schriftelijk mededeling doen van de aanvraag aan de directeur van de RACM, met daarbij een omschrijving van de aard van de voorgenomen werkzaamheden.
Indien wel een advies van de minister is vereist of gevraagd dient de gemeente de volledige aanvraag met bijhorende bescheiden te zenden aan de directeur van de RACM. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het wettelijke vereiste van artikel 16, eerste lid, van de Monumentenwet 1988.

Toelichting

Hieronder volgt een toelichting op de drie soorten van ingrepen aan monumenten waarover de minister in alle gevallen zal blijven adviseren.

Ad a Afbraak
De minister adviseert altijd over een vergunningaanvraag voor sloop of gedeeltelijke sloop van ingrijpende aard. Ingrijpend wil zeggen dat sprake is van een substantiële aantasting c.q. wijziging van een monument door sloop. Indien het gehele monument wordt gesloopt of verplaatst, is altijd sprake van afbraak van ingrijpende aard. Ditzelfde geldt voor algehele sloop waarna herbouw plaatsvindt. Sloop heeft een directe relatie met het voortbestaan van het monument en daarmee ook met het door de minister genomen besluit tot bescherming. Bij volledige sloop gaan per definitie alle monumentale waarden verloren. Daarnaast wordt onder afbraak van ingrijpende aard verstaan het slopen van een groot of overwegend deel van het monument. Het gaat dan bijvoorbeeld om sloop van een belangrijk deel van het casco, zoals het volledig transformeren van een gevel. Ook wordt hieronder verstaan het slopen van de gehele inwendige structuur van een woonhuis of het verwijderen van bijvoorbeeld de scheidingsmuur tussen boerderij en de aangrenzende schuur. Gedeeltelijke sloop wordt in ieder geval niet als ingrijpend aangemerkt als op voorhand duidelijk is dat er geen monumentale waarde in het geding zijn. Andere voorbeelden van ingrijpende sloop zijn: het slopen van het voor- of achterhuis van een boerderij, het verleggen van het beloop van een monumentaal padenpatroon of het egaliseren van het reliëf binnen een beschermde park- of tuinaanleg, het verwijderen van goudleerbehangsels of een 19de ­eeuws winkelinterieur.
Dit betekent dat de minister niet meer adviseert bijvoorbeeld over het wegnemen van suitedeuren in een woonhuis of over doorbraken in muren. En ook niet meer als het gaat om het verwijderen van een niet- monumentale aanbouw of sloop ten behoeve van een ondergeschikte of omkeerbare wijzigingen zoals voor het plaatsen van een dakkapel of dakramen, het verwijderen en weer op dezelfde wijze terugplaatsen van kerkbanken of orgels voor groot onderhoud.

Ad b Reconstructie
De minister adviseert altijd over een vergunningaanvraag voor het uitvoeren van werkzaamheden waarbij de huidige verschijningsvorm van het monument of een deel daarvan wordt teruggebracht naar een vroegere verschijningsvorm, omdat hierbij monumentale waarden verloren kunnen gaan. Overwegend wil zeggen dat sprake is van een substantiële aantasting c.q. wijziging van het monument en de héle verschijningsvorm wijzigt. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het opbouwen van een verdwenen toren aan een kerk en het opbouwen van een ruïne.

Ad c Wijziging van het monument ten behoeve van een nieuwe functie (herbestemming)

De minister adviseert altijd over een vergunningaanvraag voor een wijziging van een monument of van een overwegend deel daarvan waarbij een nieuwe functie wordt gegeven aan het monument, omdat monumenten vrijwel altijd de gebouwde (vervaardigde) uitdrukking zijn van een bepaalde functie. De twee-eenheid gebouw en functie leidde tot een bepaalde verschijningsvorm, die vanwege zijn cultuurhistorische waarden is beschermd. Hier is er een directe relatie tussen aanwijzingsbesluit en wijziging. Dit geldt ook voor monumenten die reeds meermalen van functie gewijzigd zijn. Juist die meervoudige geschiedenis heeft vaak interessante gebouwen opgeleverd. Bovendien gaat de functiewijziging meestal gepaard met relatief ingrijpende sloop-, verplaatsings- en soms zelfs reconstructieaspecten.
Het is niet de bedoeling dat het voornemen tot wijziging van de bestemming van het monument in het bestemmingsplan onder de advisering valt. Het gaat hier om de wijzigingen van het monument en de mogelijke aantasting van monumentale waarden ten gevolge van veranderend gebruik. Het al dan niet wijzigen van het bestemmingsplan doet niet ter zake voor de beoordeling of sprake is van functiewijziging. Het verbouwen van een woonhuis tot appartementen heeft wellicht geen wijziging van het bestemmingsplan tot gevolg, maar kan wel grote invloed op de monumentale waarden hebben.