Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
7 februari 2008 RS/2008/71
Onderwerp
adviespraktijk voor rijksmonumenten
Recent heeft de Raad van State advies uitgebracht over een voorstel van wet tot wijziging van de
Monumentenwet 1988 in verband met onder meer de beperking van de ministeriële adviesplicht bij
aanvragen om een monumentenvergunning. Ik zal bevorderen dat dit wetsvoorstel op korte termijn bij
de Tweede Kamer wordt ingediend. Met het wetsvoorstel wil ik de procedure voor het verlenen van
vergunningen voor veranderingen aan rijksmonumenten vereenvoudigen en gemeenten meer
verantwoordelijkheid te geven.
Ik heb het voornemen om in de aanloop naar deze wetswijziging de adviespraktijk zo vorm te geven, dat
reeds in de geest van deze wet wordt gehandeld. Graag wil ik u daarover informeren.
Inleiding
In het bestaande stelsel van de monumentenzorg zijn de monumentencommissie van de gemeente én
de minister verplicht te adviseren over een vergunningaanvraag voor verandering aan een
rijksmonument. Aan deze dubbele adviesplicht wordt in het wetsvoorstel voor een deel een einde
gemaakt door gemeenten in een aantal gevallen de ruimte te bieden om vergunningaanvragen zonder
tussenkomst van het Rijk af te doen. Dit moet ertoe leiden dat het aantal adviezen sterk vermindert en
de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) zich kan concentreren op
die aanvragen waarbij advisering door het Rijk een duidelijke meerwaarde oplevert.
Het wetsvoorstel vormt een uitwerking van de beleidsbrief van de voormalige Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan "Meer dan de som" (Kamerstukken II,
2003-2004, 29 314, nr.1) en haar brief over de monumentenzorg (Kamerstukken II, 2003-2004, 29
314, nr. 4). Daarmee is uitvoering gegeven aan het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II
(Kamerstukken II 2002-2003, 28 637, nr. 19), waarin veel nadruk wordt gelegd op onder andere het
verminderen van regeldruk. Deze uitgangspunten zijn door het huidige kabinet overgenomen.
Systeem van de huidige wetgeving
De bevoegdheid om aan monumenten een rijksbescherming te geven is belegd bij de minister en de
bevoegdheid tot vergunningverlening voor aanpassing van rijksmonumenten bij burgemeester en
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/3
wethouders. Op grond van de Monumentenwet 1988 zijn de monumentencommissie, de minister en
indien het monument buiten de bebouwde kom ligt gedeputeerde staten verplicht om burgemeester
en wethouders te adviseren over een vergunningaanvraag. Burgemeester en wethouders zenden een
afschrift van de aanvraag aan de directeur van de RACM en bij een monument dat buiten de bebouwde
kom ligt aan gedeputeerde staten. De minister (namens hem de RACM) en gedeputeerde staten
adviseren binnen twee maanden. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier maanden na
ontvangst van het laatste van de adviezen, maar in ieder geval binnen zes maanden na ontvangst van
de aanvraag. Burgemeester en wethouders sturen aan de minister en gedeputeerde staten een
mededeling van de beschikking op de aanvraag.
Nieuwe systematiek
In de nieuwe systematiek die is beschreven in het genoemde wetsvoorstel, is de minister niet meer in
alle gevallen verplicht om te adviseren over een aanvraag om een monumentenvergunning. Nieuw is
dat alleen in de gevallen die worden bepaald bij ministeriële regeling, de gemeente verplicht is de
aanvraag voor advies aan de minister voor te leggen. Dit moet ertoe leiden dat het aantal adviezen
sterk vermindert. Voor gemeente en Rijk betekent dit minder interbestuurlijke lasten en voor de
aanvrager tijdwinst.
De (verplichte) adviesrol van de minister zal zich beperken tot aanvragen voor ingrepen die het
voortbestaan van een monument raken, zoals sloop van een (gedeelte van een) rijksmonument,
reconstructie en herbestemming. Op deze wijze kan de verantwoordelijkheid van de minister voor het
voortbestaan van de door hem aangewezen rijksmonumenten, ook in de gewijzigde situatie, vorm
krijgen.
Adviespraktijk in de aanloop naar inwerkingtreding van de wetswijziging
Het beperken van de ministeriële adviesplicht is bij verschillende gelegenheden besproken met de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Federatie Grote Monumentengemeenten. Daarbij
is gezamenlijk de wens geformuleerd in de aanloop naar de inwerkingtreding van het wetsvoorstel
reeds een stap te zetten.
Ik zie daarvan de voordelen. Een belangrijk deel van de beoogde lastenverlichting kan dan reeds in
2008 worden bereikt. Een ander voordeel is dat in de aanloop naar de nieuwe wet ervaring kan worden
opgedaan met de nieuwe manier van werken. In feite is het een landelijke pilot.
Ik heb dan ook het voornemen heb om, indien de Tweede Kamer hiermee akkoord gaat, mijn
adviespraktijk op zo kort mogelijke termijn zo vorm te geven dat reeds in de geest van de binnenkort
aan uw Kamer aan te bieden wetswijziging kan worden gewerkt.
Concreet betekent dit dat ik aan de gemeenten kenbaar zal maken dat ik alleen nog maar over
bepaalde categorieën vergunningaanvragen advies zal uitbrengen. In lijn met het wetsvoorstel en wat
in de memorie van toelichting over het onderwerp wordt gesteld, heb ik in de bijlage bij deze brief
uitgewerkt om welke gevallen het gaat. Een en ander is met de VNG en de Federatie Grote
Monumentengemeenten besproken en kan rekenen op hun instemming.
blad 3/3
Deze opzet zal ertoe leiden dat de RACM niet meer over alle vergunningaanvragen voor wijzigingen
aan rijksmonumenten een advies uitbrengt, terwijl strikt genomen artikel 16, tweede lid van de
Monumentenwet 1988 dit wel voorschrijft.
Ik acht het verantwoord om deze stap te zetten omdat:
· vooruit wordt gelopen op een wetsvoorstel tot wijziging van de genoemde bepaling;
· voor de maatregel veel draagvlak is, en;
· in de periode tot aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, gemeenten, indien zij daarom
vragen (ook voor minder ingrijpende wijzigingen aan monumenten), altijd een rijksadvies
zullen ontvangen.
Naar ik hoop kan uw Kamer zich vinden in de in deze brief omschreven adviespraktijk. Bij de uitvoering
daarvan zal worden benadrukt dat deze werkwijze niet definitief is zolang het wetsvoorstel tot wijziging
van de Monumentenwet 1988 niet door beide Kamers der Staten-Generaal zal zijn aanvaard. In geval
van twijfel blijft de vigerende wet het uitgangspunt van handelen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk