College van Beroep voor het bedrijfsleven
rechtspraak
Zelfstandige geschikt voor maatmanarbeid
Naar vaste rechtspraak van de Raad rechtvaardigt de geschiktheid voor
de maatmanarbeid in beginsel de veronderstelling dat er geen sprake is
van arbeidsongeschiktheid. Deze hoofdregel geldt in beginsel onverkort
ten aanzien van zelfstandige beroeps- en bedrijfsbeoefenaars. Voor
zelfstandigen behoeft, anders dan voor werknemers in loondienst, niet
meer te worden nagegaan of hervatting in de voor het intreden van de
arbeidsongeschiktheid als zelfstandige uitgeoefende werkzaamheden nog
mogelijk is. Ter rechtvaardiging van dit onderscheid wijst de Raad op
het gegeven dat een zelfstandige niet afhankelijk is van een werkgever
voor de verwerving van zijn inkomen. Een zelfstandige heeft het in
beginsel zelf in de hand zijn bedrijf te beëindigen, te veranderen of
aan te passen. Dergelijke beslissingen zullen in het algemeen in
belangrijke mate worden ingegeven door bedrijfseconomische factoren,
welke buiten aanmerking behoren te blijven bij de beoordeling van de
mate van arbeidsongeschiktheid. Zodra wordt vastgesteld dat betrokkene
in staat is om het eigen werk (weer) in de volle omvang te verrichten,
is het in het licht van de systematiek van de WAZ niet relevant wat de
hoogte van de verdiensten in dat eigen werk is. Ten gevolge van de
geschiktheid voor de maatmanarbeid wordt niet toegekomen aan een
beoordeling op basis van het Schattingsbesluit.
LJ Nummer:
BC2197
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 6 februari 2008