wortel en tak uitroeien
Vrouwelijke genitale verminking met wortel en tak uitroeien
Toespraak, 6 februari 2008
Als het aan staatssecretaris Bussemaker ligt, wordt vrouwelijke
genitale verminking met wortel en tak uitgeroeid. Wereldwijd - en
liever vandaag nog dan morgen. Dat zei ze tijdens de conferentie `Zero
tolerance tegen vrouwelijke genitale verminking' in Den Haag. De
volledige tekst van haar toespraak staat hieronder.
Dames en heren,
Mijn dochter Sascha is nu zeven jaar. Zij en haar vriendinnetjes
groeien op in een beschermde, veilige en kindvriendelijke omgeving en
in een land waar het met de rechten van kinderen over het algemeen erg
goed is gesteld. Geweld tegen kinderen is in ons land, gelukkig, een
zeer zeldzaam verschijnsel.
Als ik mij in mijn rol als staatssecretaris bezighoud met het
onderwerp vrouwelijke genitale verminking, moet ik onwillekeurig aan
mijn dochter denken.
Of beter gezegd: vooral aan haar leeftijdgenootjes die, zonder het te
weten, een afschuwelijke ingreep boven het hoofd hangt. Tenminste: als
hun ouders nog steeds vasthouden aan die even traumatische als
gruwelijke traditie.
Wat dat betreft ben ik blij dat vandaag precies vijf jaar geleden het
Inter African Committee on Traditional Practices, het IAC, 6 februari
heeft uitgeroepen tot de Internationale Dag van Zero Tolerance Tegen
Vrouwelijke Genitale Verminking. Met als belangrijkste doelstelling:
totale en wereldwijde uitbanning van vrouwelijke genitale verminking,
kortweg VGV, in 2010.
Om die doelstelling te halen moet er nog een heleboel gebeuren. Want
ik vertel u natuurlijk niks nieuws als ik zeg dat in landen als
Somalië, Soedan, Egypte en Guinee VGV nog steeds een veel voorkomend
verschijnsel is. En zelfs in ons land zijn meisjes niet veilig. Naar
schatting worden elk jaar 50 in ons land woonachtige meisjes besneden.
De verwachting is dat dat gebeurt in het land waar de meisjes zijn
geboren of waar hun ouders vandaan komen.
Dat maakt het probleem er uiteraard niet minder ernstig om. Want waar
de besnijdenis ook plaatsvindt, of die ingreep nu in de lichtste of in
de ingrijpendste vorm wordt uitgevoerd en welke redenen er dan ook
voor worden aangevoerd: als het aan mij - en ik neem aan ook aan u -
ligt, wordt VGV met wortel en tak uitgeroeid. Wereldwijd - en liever
vandaag nog dan morgen.
Dat is veel gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want we hebben het hier
over een eeuwenoude traditie, die tot op de dag van vandaag wordt
gepraktizeerd in een deel van de wereld waar het met de rechten van
vrouwen en meisjes doorgaans slecht is gesteld. En waar religie vaak
als legitimatie wordt gebruikt om meisjesbesnijdenis te laten
voortbestaan.
Dat mag vanzelfsprekend geen reden zijn om met de armen over elkaar te
blijven zitten. Sterker: ik vind dat alle bij dit onderwerp betrokken
partijen zich extra moeten inspannen om het fenomeen VGV te
bestrijden. Ik doel dan niet alleen op beroepsgroepen als huisartsen,
kinderartsen, artsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg,
gynaecologen enzovoort, maar ook op organisaties als Pharos, de
Federatie Somalische Associaties Nederland en Defence for Children.
En als staatssecretaris van VWS ben ik natuurlijk ook één van die
betrokken partijen. Ik ga mij er in elk geval voor inzetten om VGV
letterlijk en figuurlijk zo snel mogelijk de wereld uit te helpen. Om
die reden heb ik het afgelopen jaar onder meer gesprekken gevoerd met
Pharos en de FSAN over de aanpak van VGV. Die gesprekken heb ik ook
gebruikt als inbreng voor de brief die ik in december naar de Tweede
Kamer gestuurd. In die brief geef ik aan wat ik de komende jaren wil
gaan doen aan de bestrijding van VGV.
Die brief aan de Kamer gaat overigens over meer dan alleen VGV. Alle
vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties komen daarin aan bod,
van huiselijk geweld tot en met mensenhandel. En omdat VGV ook een
vorm van geweld is, heb ik er in die brief ruimschoots aandacht aan
besteed. Ik wil u hierna even kort opsommen wat ik de komende jaren ga
doen aan de bestrijding van VGV.
Om te beginnen ga ik de intensieve aanpak van VGV, zoals die nu
plaatsvindt in zes proefregio's - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag,
Utrecht, Eindhoven en Tilburg - structureel maken. Wat daar gebeurt,
zou in heel Nederland moeten plaatsvinden. Centraal in die aanpak
staat het voorkómen van VGV door het geven van voorlichting aan
bevolkingsgroepen waar VGV nog voorkomt, zoals de Somalische,
Soedanese en Ethiopische gemeenschap.
Ik ben zelf in de proefregio Amsterdam op werkbezoek geweest. Uit wat
ik daar heb gehoord en gezien, weet ik dat er door alle betrokken
organisaties en instanties veel aandacht wordt besteed aan het
bespreekbaar maken van VGV in de risicogroepen tijdens
voorlichtingsbijeenkomsten en huisbezoeken. Ik vond het echt
indrukwekkend te horen wat er op dat punt al is bereikt in Amsterdam.
En dat is vooral te danken aan de goede samenwerking tussen
organisaties als Pharos en FSAN en professionals in de gezondheidszorg
en bij justitie en politie.
Of daarmee ook gevallen van VGV zijn voorkómen is natuurlijk moeilijk
te zeggen. Maar de mensen die voorlichting hebben gekregen weten nu in
elk geval dat VGV in Nederland verboden is en streng wordt bestraft.
Ik vond het in Amsterdam schokkend om te horen dat soms niet bekend is
welke straf er op staat. En verboden is ook écht verboden. Van een
gedoogbeleid is in elk geval op dát punt in ons land geen sprake. Dat
geldt uiteraard ook voor alle andere vormen van geweld tegen vrouwen
en meisjes.
Wat ik trouwens ook heb gehoord is dat de bevolkingsgroepen waarop de
voorlichting is gericht, zich nog onvoldoende betrokken voelen bij de
aanpak in de zes proefregio's. Dat vind ik jammer, want naar mijn idee
spelen zij juist een sleutelrol bij de bestrijding van VGV.
Vertegenwoordigers uit die bevolkingsgroepen zijn als het ware de
ambassadeurs in de richting van hun eigen achterban. Ik wil dan ook
bekijken hoe we hun rol bij de bestrijding van VGV kunnen versterken.
Naast het structureel invoeren van de aanpak in de zes proefregio's
heb ik nog een aantal doelstellingen geformuleerd die ik in 2012
gerealiseerd wil hebben. Ik noem u daarvan de voornaamste. In de
eerste plaats streef ik naar een meer alerte houding van de betrokken
beroepsgroepen. Ik wil dat alle medici die in aanraking kunnen komen
met VGV, in staat moeten zijn om vermoedens van VGV te herkennen en te
signaleren. En vervolgens moeten ze alert handelen.
Dat betekent concreet dat als een arts, een docent of zelfs een
leidster van een peuterspeelzaal VGV vermoedt, hij of zij iets met die
wetenschap moet doén. Bijvoorbeeld het voeren van een gesprek met de
ouders, het informeren van collega's of het Advies- en Meldpunt
Kindermishandeling inschakelen. Beroepsgeheim en privacywetgeving
mogen géén reden zijn om niéts te doen. Ik ga daarom met alle
betrokken beroepsgroepen afspraken maken over hun rol en
verantwoordelijkheid in de aanpak van VGV.
Een tweede doelstelling is een actieve betrokkenheid van de
bevolkingsgroepen waarbinnen VGV traditioneel voorkomt. Want van het
voorkómen van VGV kan pas sprake zijn als de betrokken gemeenschappen
dat ook echt als een ongewenste ingreep beschouwen. Daarbij is een
belangrijke rol weggelegd voor organisaties als de FSAN en voor
sleutelfiguren zoals geestelijke leiders. Met die organisaties ga ik,
zoals ik eerder al aangaf, afspraken maken over hoe zij hun rol nog
steviger vorm kunnen geven.
Daarnaast moet er een sluitende samenwerking komen tussen
professionals in de gezondheidszorg enerzijds en politie en justitie
anderzijds. Sowieso moeten alle ernstige vermoedens van VGV bij het
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling worden gemeld. Maar ik wil ook
dat iedereen die als professional met VGV in aanraking komt, weet
welke mogelijkheden er zijn om aangifte te doen. Daardoor kunnen de
plegers van VGV veel eerder en beter worden opgespoord en gevolgd.
Om diezelfde reden wil ik dat binnen met name de betrokken
gemeenschappen én onder professionals er vaker en eerder melding wordt
gemaakt van VGV. Desnoods anoniem, bij de Inspectie voor de
Gezondheidszorg. Ik ga daarom met de inspectie bespreken hoe deze
meldingsbereidheid kan worden vergroot. En met de minster van Justitie
onderzoek ik wat er moet gebeuren om plegers van VGV actief op te
sporen en te vervolgen.
En om het risico van VGV goed in te schatten en bespreekbaar te maken,
moeten alle betrokken beroepsgroepen gebruik maken van het zogeheten
gespreksprotocol VGV. De Minister voor Jeugd & Gezin en ik zullen
stimuleren dat het gespreksprotocol VGV altijd wordt gebruikt bij
vermoedens van VGV.
Tenslotte ga ik mij ook sterk maken voor een internationale aanpak van
VGV. Dat doe ik in samenwerking met de ministers van Buitenlandse
Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking. Daarmee willen we bereiken dat
ook in de landen van herkomst VGV bespreekbaar wordt gemaakt én
bestreden. Ook wil ik, in overleg met de staatssecretaris van Europese
Zaken, VGV op de Europese agenda zien te krijgen. Om dat te bereiken
organiseer ik nog dit jaar een bijeenkomst met enkele Europese landen
om ervaringen en goede voorbeelden in de aanpak van VGV uit te
wisselen.
En die goede voorbeelden zijn er. Zo hebben in Frankrijk huisartsen en
consultatiebureaus een actieve rol in het signaleren en onderzoeken
van VGV. Ook zijn er daar al meerdere daders opgespoord, vervolgd en
bestraft. Noorwegen voert een actief beleid ter voorkoming van VGV in
diverse Afrikaanse landen en in Engeland looft de politie tipgeld uit
aan personen die informatie hebben over besnijdenispraktijken. En
wellicht kunnen andere landen iets leren van onze aanpak in de zes
proefregio's.
Voor het realiseren van al die doelstellingen trek ik ook het nodige
geld uit: in 2009 0,4 miljoen euro en vanaf 2010 jaarlijks 0,75
miljoen euro. Inclusief het geld dat er sowieso al voor was
uitgetrokken, betekent dat dat er vanaf dit jaar ruim één miljoen per
jaar beschikbaar is voor de aanpak van VGV.
Dames en heren,
Ik denk dat uit mijn betoog wel duidelijk is hoe ik over VGV denk en
wat we moeten doen om het te bestrijden. Ik zeg nadrukkelijk `we'.
Want alleen met een gezamenlijke aanpak kunnen we VGV bestrijden. VGV
is niets minder dan een zeer ernstige verminking van het lichaam, met
blijvende lichamelijke en vaak ook psychische gevolgen. Daarom is het
in ons land verboden en strafbaar. Dat zou eigenlijk over de hele
wereld moeten gelden. Vrij zijn van VGV is een mensenrecht.
Ik wens u tenslotte nog een leerzaam, interessant en inspirerend
vervolg toe van dit congres.
Dank u wel.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport