LEI

Bijproducten biobrandstoffen (persbericht)

5 feb 2008
Onderdeel: LEI

Bijproducten voedings- en genotmiddelenindustrie kunnen bescheiden bijdrage leveren aan doelstellingen biotransportbrandstoffen

Bijproducten uit de voedings- en genotmiddelenindustrie (vgi), kunnen potentieel fors bijdragen aan de overheidsdoelstellingen rond biotransportbrandstoffen. Bij een doelstelling van 2% biotransportbrandstoffen in 2007, zou maar liefst 60-90% van de benodigde bio-ethanol en 110% van de benodigde biodiesel kunnen worden geleverd door de 7,5 miljoen ton reststromen afkomstig uit de vgi. Vergisting en veevoer blijven vooralsnog echter economisch interessanter dan de bio-ethanol-route. Overigens kan de huidige eerste generatietechnologie slechts een deel van de reststromen goed omzetten in biofuels, en is er voor efficiënte bio-ethanol-productie onvoldoende continuïteit in aanbod en kwaliteit. Voor de productie van biodiesel wordt wel volop gebruik gemaakt van de reststromen. Dat blijkt uit onderzoek van het LEI (onderdeel van Wageningen UR) in opdracht van de Task Force Economie van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) naar de mogelijkheden van gebruik van organische reststromen uit de vgi als grondstoffen voor de productie van biotransportbrandstoffen.

Reststromen voedings- en genotmiddelenindustrie De Nederlandse agribusiness verwerkt grote hoeveelheden agrogrondstoffen, waarbij veel reststromen vrijkomen. Met de huidige generatie technologieën zijn er goede mogelijkheden en kansen om bio-ethanol en biodiesel te produceren uit een deel van de reststromen van de vgi, zowel op de korte als de middellange termijn. De hiervoor geschikt geachte reststromen zijn echter, door gebruik in andere toepassingen, vaak niet beschikbaar. Anno 2007 vinden reststromen die voor bio-ethanolproductie in aanmerking komen, vaak hun weg richting vergisting en diervoeder. Een eventuele verschuiving richting bio-ethanol ligt niet voor de hand omdat men bij vergisting meer subsidie krijgt, en de transportkosten lager zijn. Bovendien vraagt bio-ethanol om aanzienlijke hoeveelheden van constante kwaliteit, en maar weinig reststromen kunnen daaraan voldoen. Daarentegen maken de biodieselfabrieken wel gebruik van de reststromen uit de vgi: plantaardige en dierlijke vetten vinden hun weg naar deze energietoepassing. Ook worden deze vetten gebruikt als brandstof in energiecentrales.

Kansen op termijn
Door de extra vraag naar reststromen vanuit de markt van biotransportbrandstoffen ziet de voedsel- en genotmiddelenindustrie op korte termijn vooral een extra markt voor de plantaardige en dierlijke vetten; pas op de lange termijn zijn die kansen er ook voor de andere reststromen.
De producenten van biotransportbrandstoffen hebben economisch voordeel van de goedkopere reststromen. Een grove schatting leert dat de kostprijs 10-15% daalt bij gebruik van reststromen in plaats van energiegewassen. Bij een productie van 5,75% biotransportbrandstoffen in 2010 betekent dit een totale kostenverlaging van ⬠54 à ⬠81 miljoen per jaar. De economische gevolgen voor de diervoedersector, waar op dit moment de meeste bijproducten worden afgezet, zullen meevallen.

Reststromen boven gewassen
Voor een verantwoorde productie van biobrandstoffen is een oriëntatie op reststromen van groot belang. Het overheidsstreven dat in 2010 5,75% en in 2020 10% van de energie-inhoud van fossiele brandstoffen uit biobrandstoffen moet bestaan zou namelijk, als men kiest voor het gebruik van grondstoffen die ook als voedsel kunnen dienen, een forse uitbreiding van het areaal gewassen met zich meebrengen. Dit brengt wereldwijd risicoâs met zich mee: energiegewassen kunnen een bedreiging gaan vormen voor de voedselvoorziening wanneer waardevolle grond en schaars water wordt onttrokken aan de voedselproductie. Tevens zullen de prijzen van basisvoedsel stijgen.

Rapport 3.08.01 Bijproducten biobrandstoffen

Contact
Nico Bondt
nico.bondt@wur.nl