Aan geadresseerde
Onderwerp: Stadsbrief RijnGouwelijn Leiden, 1 februari 2008
Geachte heer, mevrouw,
Inleiding
Op initiatief van de provincie Zuid-Holland wordt al jaren gewerkt aan de voorbereiding van de RijnGouwelijn. Tot aan de raadsverkiezingen van 2006 heeft Leiden (onder voorwaarden) meegewerkt aan deze hoogwaardigeopenbaarvervoersverbinding. De RGL was echter het hoofdthema bij die verkiezingen en de coalitie van PvdA, SP, GroenLinks en ChristenUnie die vervolgens ontstond, besloot de vraag of Leiden aan de realisatie daarvan zou moeten meewerken in een referendum aan de bevolking voor te leggen. De uitslag was duidelijk: een grote meerderheid zei 'nee' op de gestelde vraag.
Met instemming van de provincie en de overige betrokken gemeenten heeft de gemeente Leiden vervolgens een alternatief concept ontwikkeld voor hoogwaardig openbaar vervoer in stad en regio. Gaande dat proces, waarin de bevolking intensief heeft meegedacht, heeft de provincie de eis gesteld dat het alternatief aan één voorwaarde moest voldoen: een doorgaande lightrailverbinding tussen Gouda en de kust. Het inmiddels ontwikkelde Leidse alternatief voldeed naar het oordeel van de andere betrokken overheden, de provincie in het bijzonder, uiteindelijk niet aan die eis. Op grond daarvan heeft Zuid-Holland aangekondigd haar doorzettingsmacht te gebruiken om de aanleg van de lijn over Leids grondgebied af te dwingen.
Politieke context
Deze aankondiging leidde tot een politieke crisis in Leiden en de val van het college. Daarbij speelden juridische adviezen een grote rol, die als strekking hadden dat de provincie uiteindelijk haar doorzettingsmacht met succes kan benutten en dat weerstand bieden de aanleg van de lijn slechts kan vertragen, niet verhinderen. De provincie heeft op 17 oktober 2007 besloten de realisatie van de RijnGouwelijn door te zetten.
Dit bracht Leiden in een ongemakkelijk positie. De keuze lag voor om toch te proberen de RijnGouwelijn tegen te houden, dan wel het bestuurlijke overwicht van de provincie te accepteren. De coalitie van PvdA, VVD, CDA en GroenLinks (december 2007) heeft onder voorwaarden besloten tot het laatste.
Die conclusie is niet van harte getrokken. Nog steeds heerst er in Leiden veel onbegrip voor het negeren van de uitslag van het referendum door de provincie en het gebrek aan deugdelijke motivering waarom het Leidse alternatieve plan binnen enkele dagen van tafel werd geveegd. Feit is echter dat de provincie in ons staatsbestel zo'n besluit kan nemen. Verder speelt een rol, dat Leiden geïsoleerd staat in de regio, uiteindelijk stemden alle betrokken gemeenten in met de keuze van de provincie. Ook weegt mee dat een langdurig (juridische) conflict met de provincie het belang van de stad schaadt.
Acceptatie van het gebruik van doorzettingsmacht roept twee nieuwe vragen op: welk tracé is het beste voor de stad en hoe gaan we om met het eerdere 'nee' van de Leidse bevolking.
Het tracé
Om te bepalen wat het beste tracé is moeten enkele technische en financieel-economische onderzoeken worden verricht. Daarbij worden twee tracés tegen elkaar afgewogen: het bekende tracé over de Breestraat c.a. en een nieuw tracé over Hooigracht en Langegracht c.a.. Het coalitieakkoord stelt vast dat de afweging zal worden gemaakt op de aspecten verkeersveiligheid, verkeerscirculatie, dienstregelingen (betrouwbaarheid, ook van de NS-verbinding met Alphen), aansluiting op ander openbaar vervoer, toekomstvastheid van het netwerk, ruimtelijk-economische ontwikkelmogelijkheden, koopstroomgevolgen en natuurlijk geld. Daarbij wegen de eerste twee criteria het zwaarst. Voor het nieuwe tracé dient 'het been te worden bijgetrokken', zodat de gevolgen van beide tracés voldoende inzichtelijk zijn om een afweging te kunnen maken; van het Breestraattracé is in principe voldoende bekend. Leiden trekt maximaal een jaar uit om tot een keuze te komen. De afweging, die het college zo snel mogelijk wil afronden, zal complex zijn, toch is dit het makkelijke deel van het verhaal.
Het referendum
Het college realiseert zich, dat met de keuze zich neer te leggen bij de doorzettingsmacht van de provincie de uitslag van het referendum niet kan worden nageleefd. Het gaat ook niet aan om die uitslag te ontkennen of zo te interpreteren dat daaruit de conclusie te trekken zou zijn dat we toch zouden doen wat de bevolking van Leiden op 7 maart 2007 bleek te willen. Het college is van mening dat door het besluit van de provincie van 17 oktober jl. de situatie echter zodanig anders is dan op de avond van het referendum, dat een nieuwe weg moet worden ingeslagen. Als de RijnGouwelijn onvermijdelijk is, moet er het beste voor de stad van worden gemaakt. De inzet van het college in het verdere overleg met de provincie en de regiogemeenten is daarom - op basis van de hoofdlijnen voor het GVVP die in juli 2007 zijn vastgesteld - een aantal zaken te bereiken:
. benadering van het openbaar vervoer in stad en regio als een netwerk, in plaats van een 'losse' lijn, zodat het niet bij die ene lijn blijft en de samenhang in (en daarmee het marktaandeel van) het openbaar vervoer wordt vergroot. "Geen oost zonder west" is daarbij dus nog maar het begin;
. verbetering van de bereikbaarheid van de stad met álle vervoermiddelen en meer onderlinge samenhang daartussen: trein, tram en bus, maar ook fiets en auto;
. Leiden verwacht van de provincie een substantiële bijdrage aan de realisatie van een oostelijke ringweg en maximale inzet om de Rijnlandroute te realiseren;
. de RijnGouwelijn zal zich - als gast in de historische binnenstad - aan die stad moeten aanpassen en niet omgekeerd. Dat heeft consequenties voor het uiterlijk en de maten van de tram;
. garanties voor verbetermogelijkheden van de treinverbinding met Utrecht.
Met deze punten streeft het college er naar zoveel mogelijk rekening te houden met de kritiek die aanleiding was voor het "nee" van de meerderheid. Wij werken ook alleen mee aan de RijnGouwelijn als aan deze voorwaarden wordt voldaan. Wij houden dus de mogelijkheid open alsnog alles uit de kast te trekken om het project tegen te houden.
De provincie
De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen haar bestuurlijke doorzettingsmacht te gebruiken. Zij realiseert zich dat de inzet van zo'n middel tegen een van haar grootste gemeenten zorgvuldigheid vraagt en een open houding op alle andere gerelateerde onderwerpen. Provinciale Staten hebben daarom laten weten voor een compromis over het tracé in en met Leiden open te staan en ook op andere punten mee te willen denken. Provincie en gemeente werken daarom samen bij de genoemde onderzoeken. Daarover wordt binnenkort een procesovereenkomst gesloten tussen Leiden en Zuid-Holland. Het blijft voor velen teleurstellend dat de provincie de uitslag van het referendum naast zich neer heeft gelegd. Toch constateert het Leidse college dat door de opening die van Leidse kant gemaakt is de verhoudingen sterk verbeterd zijn, ook op andere terreinen. Daarmee is het belang van de stad uiteindelijk meer gediend dan met een langdurig conflict. Het gaat ons uiteindelijk om de bereikbaarheid en leefbaarheid van Leiden!
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
de Secretaris, de Burgemeester,
Gemeente Leiden