Beantwoording vragen leden Ferrier, Van Gennip en Knops over
wederopbouwprojecten in Uruzgan
04-02-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij mede namens de ministers van Defensie en van
Buitenlandse Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Ferrier, Van Gennip en Knops over
wederopbouwprojecten in Uruzgan. Deze vragen werden ingezonden op 16
januari 2008 met kenmerk 2070808470.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Van Middelkoop,
minister van Defensie, en de heer Verhagen, minister van Buitenlandse
Zaken, op vragen van de leden Ferrier, Van Gennip en Knops (CDA) over
wederopbouwprojecten in Uruzgan.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over grote problemen met de
afstemming tussen Defensie en Ontwikkelingssamenwerking in Uruzgan en
de grote traagheid waarmee wederopbouwprojecten tot stand komen?1
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de door de commandant van het Provinciaal Reconstructie Team
in Uruzgan, luitenant-kolonel Rietdijk, geuite zorgen?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de door luitenant-kolonel Rietdijk geuite
voorspelling dat het tot 2010 zal duren voordat er schooltjes in Chora
staan en de vrees dat als resultaten te lang uitblijven, het risico
bestaat dat de bevolking de zijde van de Taliban kiest? Deelt u de
mening dat dit te langzaam is? Op welke manier gaat u zorgen dat de
planning aanzienlijk sneller wordt dan 2010? Wat is uw planning?
Antwoord
De Nederlandse regering deelt de inschatting dat ontwikkeling de
voedingsbodem voor instabiliteit en anti-regeringskrachten vermindert
en de bevolking uitzicht biedt op een betere toekomst. Wat betreft
onderwijs, ook in Chora, heeft de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking namens het Nederlandse kabinet eind vorig
jaar een aantal afspraken gemaakt met de Afghaanse regering, in het
bijzonder de minister van Onderwijs, Atmar, om de uitrol van nationale
programma's te versnellen en Uruzgan hoger op de nationale Afghaanse
agenda te krijgen. Minister Atmar spant zich bijzonder in om concrete
resultaten in Uruzgan te laten zien en ontwikkelt innovatieve
benaderingen om lokale capaciteit te versterken. De regering steunt
die initiatieven en ziet nauwgezet toe op de uitvoering van de
overeengekomen afspraken. Waar nodig zullen wij zorgen dat
besluitvorming wordt versneld. De ambassade in Kaboel voert frequent
overleg met het ministerie van Onderwijs over de voortgang van het
programma. Er is een begin gemaakt met de uitrol van het nationale
EQUIP-onderwijsprogramma (Education Quality Improvement Programme).
Hierdoor zal op afzienbare termijn basisonderwijs van behoorlijke
kwaliteit toegankelijk zijn voor jongens én meisjes. Het aantal
scholen is bijna verdubbeld, er zijn nu 43 i.p.v. 25 scholen, sommige
net opstartend, andere al op volle kracht. Naar schatting gaan op dit
moment ongeveer 20.000 jongens en 400 tot 500 meisjes van circa
120.000 kinderen in Uruzgan naar school. Om dit proces verder te
verankeren zijn ook afspraken gemaakt over de opzet van een school
voor beroepsonderwijs in Uruzgan en een beurzenprogramma voor
jongeren.
Het EQUIP-team heeft nu reeds vertegenwoordigers in Chora en Deh
Rawood om met de dorpen te werken aan een beter functioneren van hun
school.
Nederland beschikt in Uruzgan over voldoende middelen om snel en
flexibel in te spelen op mogelijkheden om in samenwerking met
ontwikkelingsorganisaties programma's en projecten tot stand te
brengen.
Het is eveneens van belang dat de lokale bevolking wordt betrokken bij
ontwikkelingsprogramma's. Soms wil de bevolking niet (openlijk)
meewerken aan de uitvoering van projecten die direct volgen op
militaire operaties uit angst voor represailles van de Taliban en
andere tegenkrachten. De snelheid waarmee ontwikkelingsactiviteiten
worden ontplooid is daarnaast deels afhankelijk van de veiligheid en
de beschikbare Afghaanse uitvoeringscapaciteit. Deze beide
vraagstukken vormen soms een rem op het realiseren van snelle,
zichtbare resultaten. Dit geldt onder meer in Chora.
Vraag 4
Deelt u de mening dat samenwerking tussen Defensie,
Ontwikkelingssamenwerking, Buitenlandse Zaken, niet-gouvernementele
organisaties (NGO's) en het bedrijfsleven cruciaal is om een
effectieve stabilisatie en werkelijk goede en tijdige wederopbouw in
Uruzgan tot stand te brengen?
Vraag 5
Bent u bereid alles op alles te zetten die samenwerking ook werkelijk
van de grond te krijgen? Op welke manier gaat u concreet de
samenwerking verbeteren?
Antwoord
Ik deel die mening. De missie in Uruzgan is een geïntegreerde missie,
waarbij Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking zeer
nauw met elkaar samenwerken. In het debat met uw Kamer op 17 december
2007 werd reeds aangegeven dat nauw overlegd wordt hoe de synergie
tussen militaire, diplomatieke en ontwikkelingsinstrumenten verder kan
worden verbeterd teneinde een optimaal resultaat te bereiken. Daarbij
is aangegeven dat de regering een inspanningsverplichting op zich
heeft genomen om het PRT per 1 augustus 2009 onder civiele leiding te
brengen.
Wij betrekken daarbij ook NGO's en het bedrijfsleven. Het aantal NGO's
in Uruzgan is toegenomen, evenals het aantal internationale
organisaties dat er activiteiten ontwikkelt. In Nederland wordt met
het bedrijfsleven onder meer gesproken in het kader van de "Werkgroep
Economische Wederopbouw Afghanistan." Subsidie werd verleend aan het
bedrijf GSE en aan lokale NGO's voor de productie van saffraan en
andere landbouwgewassen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de
uitvoering van de motie Ferrier. Met NGO's wordt van gedachten
gewisseld in het platform wederopbouw Afghanistan. Beide vormen van
samenwerking verlopen naar tevredenheid.
Vraag 6
Bent u bereid tot een snellere en meer directe financiering van de
wederopbouwprojecten in Uruzgan?
Antwoord
Die mogelijkheden zijn er al en zullen waar nodig worden uitgebreid.
Uitgangspunt van de Nederlandse ontwikkelingsstrategie in Uruzgan is
dat primair wordt geïnvesteerd in nationale programma's om daarmee de
legitimiteit van de nationale en provinciale overheid te versterken.
Om deze programma's te bespoedigen heeft de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking eind vorig jaar een aantal afspraken gemaakt
met de Afghaanse regering.
Daarnaast zijn er zeker mogelijkheden voor directe financiering van
projecten, zoals de subsidie aan het saffraanproject van het bedrijf
GSE en de vele kleine projecten aantonen. Ook is recent besloten dat
dit jaar EUR 500.000 vanuit het Stabiliteitsfonds aan de ambassade in
Kabul toe wordt gekend om flexibel en snel politie-opbouwactiviteiten
in Uruzgan te kunnen financieren.
Deze aanpak levert resultaten op: zo heeft nagenoeg de hele bevolking
van Uruzgan inmiddels toegang tot enige vorm van gezondheidszorg en
zijn op diverse plaatsen in de provincie scholen van start gegaan,
zodat veel meer kinderen (ook meisjes) naar school gaan.
Begin januari is de Duitse ontwikkelingsorganisatie Gesellschaft für
technische Zusammenarbeit (GTZ) van start gegaan in Uruzgan. GTZ zet
in Uruzgan een programma op van EUR34 miljoen voor rurale
ontwikkeling, de aanleg van wegen en de opbouw van lokaal bestuur.
Gezien de ervaring van GTZ in andere provincies in Afghanistan, kan
worden verwacht dat de resultaten van dit programma solide en duurzaam
zullen zijn. Daarnaast heeft de Afghaanse overheid met steun van de
Nederlandse regering een aantal deskundigen gedetacheerd in Uruzgan om
de uitvoering van programma's te verbeteren.
Vraag 7
Kunt u inzicht geven in de besteding van OS-gelden voor de wederopbouw
in Uruzgan en hoeveel daarvan direct aldaar ingezet is, hoeveel via
Kabul en hoeveel via fondsen en NGO's? Kunt u inzicht geven in de
wijze waarop andere donorlanden wederopbouwprojecten in andere
provincies opzetten?
Antwoord
In 2007 heeft Nederland zich voor een totaal bedrag van EUR 133,31
miljoen gecommitteerd aan de ondersteuning van Afghanistan.
Van dit bedrag wordt EUR 52,54 miljoen uitgegeven op het nationale
niveau (respectievelijk EUR 42,34 miljoen voor opbouw en EUR 10,2
miljoen voor humanitaire hulp), is EUR 5 miljoen bestemd voor Baghlan
en is EUR 75,77 miljoen specifiek gericht op Uruzgan (respectievelijk
EUR 73,67 miljoen voor opbouw, EUR 0,1 miljoen voor humanitaire hulp
en EUR 2 miljoen voor Cimic).
Van de middelen die zijn gecommitteerd voor de opbouw van Uruzgan
wordt EUR 22.428.400 miljoen ter beschikking gesteld door middel van
een bijdrage op nationaal niveau aan nationale programma's met een
speciale oormerking voor Uruzgan, wordt daarnaast EUR 51.101.600
miljoen besteed via NGO's en GTZ en wordt EUR 2.250.000 verstrekt als
subsidie aan het Nederlandse bedrijf GSE.
Met zijn nadruk op nationale programma's en het opbouwen van
capaciteit bevindt Nederland zich in goed gezelschap van
gelijkgezinden: ook de Britten en de Canadezen (beide deel uitmakend
van RCSouth en beide zeer grote donoren in Afghanistan) richten zich
primair op de uitvoering van nationale programma's met veel aandacht
voor de opbouw van capaciteit.
Daarnaast kennen zij - daaraan zoveel mogelijk complementaire -
activiteiten op provinciaal niveau, vergelijkbaar met die van
Nederland. Bij deze partners staan Afghanisering en inbedding in de
lokale gemeenschappen eveneens centraal.
Nederland stelt ook bij andere donoren bij voortduring het belang van
donorcoördinatie en het investeren in nationale programma's aan de
orde.
1: `Opbouw in Uruzgan te langzaam', Parool, 10 januari 2008
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken