LTO wil "Nijerode instituut" voor kennisontwikkeling en opleidingen varkenshouderij
LTO Nederland dringt aan op het ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsverbanden om kennisontwikkeling en onderwijs in de varkens- en pluimveehouderij te laten aansluiten bij de ontwikkelingen die nu in de sector plaatsvinden. Er dreigt een kloof te ontstaan tussen het agrarische onderwijs en het innovatieproces in de sector. Bij de opening van de nieuwe trainingsfaciliteiten voor varkens- en pluimvee van PTC + te Barneveld heeft LTO bestuurder Annechien ten Have-Mellema aangegeven dat het zover niet mag komen.
In haar toespraak, die voorafging aan de handeling voor de officiële opening, drong zij aan op het intensiveren van de samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven. Meer samenwerking verbetert de kwaliteit van het onderwijs is haar stelling.
De uitdaging voor onderzoek, onderwijs en ondernemers ligt in het ontsluiten, combineren, ontwikkelen en tot waarde brengen van kennis. Nieuwe samenwerkingsverbanden en netwerken zijn nodig zo betoogde zij.
De inzet moet zijn om VarkensNet, zoals dat is gestart in Overijssel, de plannen voor het nieuwe Sterksel en het samenwerkingsverband dat hierbij in Zuid Nederland ontstaat te laten samenvloeien tot een "Nijerode instituut" voor de varkenshouderij. Hierbinnen kunnen onderzoek, onderwijs en ondernemers elkaar ontmoeten om samen nieuwe wegen te ontdekken en te realiseren. Ook het praktijkonderwijs zoals dat nu plaatsvindt binnen het PTC + moet daarin naar de mening van Ten Have een plek krijgen. Immers de vraag naar goed personeel voor varkens- en pluimveehouderijbedrijven groeit. Met elkaar moeten we een tekort zien te voorkomen en blijven zorgen voor voldoende kwaliteit. Daarbij is ook het verbeteren van het imago van de varkenshouderij en het werken op een varkenshouderijbedrijf aan de orde.
De basistekst van de toespraak van Annechien ten Have-Mellema is
Basistekst
Toespraak bij de opening van de vernieuwde trainingsfaciliteiten voor de varkens en pluimveehouderij bij PTC+ in Barneveld
Annechien ten Have-Mellema, voorzitter LTO varkenshouderij
Dames, heren,
Ik wil beginnen om u van harte te feliciteren met deze vernieuwde trainingsfaciliteiten voor de varkens en pluimveehouderij. Met de tijd meegaan is belangrijk. Belangrijk voor onderwijs en praktijk. Kennis staat aan de basis van goed vakmanschap. Gecombineerd met ondernemerschap zijn dat de ingrediënten waar de Nederlandse varkens en pluimveehouders zich in onderscheiden. Ons vakmanschap en ondernemerschap is wijd en zijd bekend in de wereld. Dat komt niet zomaar. Daar heb je goed onderwijs en goede voorlichting voor nodig. Een samenspel tussen veel spelers.
De inkomenssituatie in de varkenshouderij is op dit moment niet best. In de pluimveehouderij gaat het beter. Toch ontwikkelen de sectoren zich snel. De varkens- en pluimveehouderij blijven innoverende sectoren met het vizier op de markt en duurzame productie. De bedrijven ontwikkelen zich en worden groter of richten zich op verbreding. Het gezinsbedrijf plus ontwikkelt zich vanuit verschillende invalhoeken. Dit vraagt andere capaciteiten van de ondernemer en in toenemende mate deskundige en gemotiveerde medewerkers. De behoefte aan kennis in de intensieve veehouderij wordt met de dag intensiever. Dit vraagt om een flexibele kennisinfrastructuur en om goed opgeleide ondernemers en werknemers voor de primaire bedrijven. Daarnaast ook goede expertise in de omringende bedrijven (ketenpartijen, dienstverleners).
De vraag naar personeel op de primaire bedrijven groeit. Naast personeel wat de primaire verzorging van de dieren doet, is steeds meer behoefte aan goed geschoold middenkader dat leidinggevende taken binnen onze bedrijven op zich kan nemen. We zien deze ontwikkeling al volop binnen de tuinbouw. Ook binnen de intensieve veehouderij is deze ontwikkeling zichtbaar.
De ontwikkelingen gaan gepaard met een differentiatie in verschillende functies binnen bedrijven. Aan de ene kant ondernemers, daarnaast middenkader dat leiding geeft aan onderdelen van het bedrijf en daarnaast productiemedewerkers. De verschillende functies vragen verschillende competenties waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in ondernemerschap, management, vakmanschap en productiewerk. Zoals gezegd is een andere ontwikkeling de verbreding van agrarische bedrijven richting zorg, recreatie, huisverkoop, streekproducten, natuur- en landschapsbeheer en educatie. Dit speelt wellicht minder in de intensieve veehouderij. Maar ook deze ontwikkeling vraagt een verbreding van de expertise van ondernemers en medewerkers buiten de pure landbouwproductie.
LTO Nederland onderkent deze ontwikkelingen. We maken ons echter zorgen over het feit of het agrarische onderwijs wel adequaat op de nieuwe ontwikkelingen inspeelt. Soms krijgen we het gevoel dat het agrarische onderwijs de boot aan het missen is. Immers het aantal leerlingen op in de primaire agrarische sectoren op MBO-niveau neemt drastisch af. In de veehouderijrichtingen was de afname in 10 jaar 65%, in de Plantenteelt ruim twintig procent. Door deze ontwikkeling staat de kwaliteit van de opleidingen onder druk en in een aantal gevallen ook het voortbestaan van opleidingen. Scholen geven aan hun expertise op het gebied van de agrarische opleidingen niet op peil te kunnen houden. Wanneer de ontwikkelingen in de agrarische sector en het agrarisch onderwijs naast elkaar gelegd worden is het duidelijk dat deze momenteel niet matchen. De vraag vanuit de agrarische sector naar toekomstige ondernemers en werknemers is groot, terwijl de uitstroom vanuit de agrarische scholen miniem is. Ook kwalitatief staan de opleidingen door hun geringe omvang sterk onder druk en kiezen jonge mensen met een agrarische achtergrond steeds vaker voor een opleiding buiten het agrarische onderwijs. Ook potentiële bedrijfsopvolgers.
Diverse onderwijsinstellingen hebben onderzoek laten doen naar de motivatie van 12 tot 16-jarigen om te kiezen voor een richting in het MBO. Hieruit blijkt dat de land- en tuinbouw momenteel niet als aantrekkelijke werkgever wordt gezien en dat de agrarische sector op deze leeftijdsgroep geen positieve uitstraling heeft.
Het imago van de intensieve veehouderij ligt al een aantal jaren fors onder vuur. Dat is een van de achtergronden bij het teruglopende aantal leerlingen. Vanuit LTO doen we er veel aan om het imago van de sector te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is ons maatschappelijk verslag varkenshouderij. Op dit punt zal er nog veel moeten gebeuren.
We zullen samen moeten optrekken om de situatie te verbeteren. Dit moet snel gebeuren. Forse stappen zijn noodzakelijk. Hierbij wil ik benadrukken dat het onderwijs niet op zichzelf staat maar onderdeel is van de kennisinfrastructuur voor de varkens- en pluimveehouderij. Ondernemers en onderwijs zullen samen hun schouders moeten zetten onder vernieuwing van deze structuur. Samenwerking en kwaliteit zijn hierin wat mij betreft de sleutelbegrippen.
Dames en heren,
De Nederlandse land- en tuinbouw is groot geworden door het OVO-model. In dat lineaire kennismodel is het bedrijfsleven een passieve consument van onderzoek, voorlichting en onderwijs. Dat model past niet meer: bedrijven willen, kunnen en moeten actief meedoen in het ontwikkelen van kennis. En kennis is de basis voor innovatie. De uitdaging voor onderzoek, onderwijs en ondernemers ligt in het ontsluiten, combineren, ontwikkelen en tot waarde brengen van kennis. De huidige gescheiden werelden voldoen daarvoor niet meer. Nieuwe samenwerkingsverbanden zijn nodig. Netwerken van veehouders die van elkaar leren en elkaar stimuleren. Daarbij wordt kennis van onderzoeksinstellingen toegankelijk gemaakt voor veehouders. Internet brengt kennis dichtbij. Voor de toekomst zie ik dat virtuele groepen elkaar zullen vinden en van elkaar zullen leren.
Vanuit die beleving heeft de vakgroep varkenshouderij van LTO Noord het initiatief genomen voor VarkensNet. Dit initiatief willen we landelijk uitrollen. LTO wil dit laten aansluiten bij het nieuwe fysieke kennis- en praktijkcentrum voor de varkenshouderij (het nieuwe Sterksel) dat binnen het samenwerkingsverband in Zuid Nederland gestalte krijgt. De onderwijspartijen in Zuid-Nederland sluiten zich hierbij aan.
Op deze manier willen we een 'Nijerode' instituut voor kennis en opleiding varkenshouderij realiseren waarbinnen onderwijs, onderzoek en ondernemers elkaar ontmoeten om samen nieuwe wegen te ontdekken en te realiseren. Ook voor de andere veehouderij sectoren kunnen dergelijke 'instituten' worden opgezet.
Onderwijs kan dan met leerlingen en docenten meedoen in innovatieprocessen. Daarnaast kan worden voorzien in praktische situaties voor praktijkleren. Er liggen momenteel veel kansen om nieuwe samenwerkingsvormen tussen onderwijs, onderzoek en ondernemers op te starten. LTO Nederland zet in op deze nieuwe vormen van samenwerking, niet alleen dus voor het reguliere onderwijs maar vooral ook voor ondernemers. "Een leven lang leren" is hierbij aan de orde.
Dames en heren,
In de nieuwe vormen van samenwerking en onderwijs voor de intensieve veehouderij is een trainingscentrum belangrijk. Daar kunnen leerlingen hun ervaringen in de praktijk opdoen begeleid door trainers die hun het naadje van de kous leren of laten ervaren. Ervaren is, denk ik, het belangrijkste. Wat je zelf hebt gezien, beklijft het beste. Bovendien is het voor de leerlingen goed dat ze andere jongeren ontmoeten. Ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Zo kun je ook van elkaar leren. Onderlinge contacten kunnen voor het leven worden opgebouwd. Zo wordt het blikveld van de leerlingen ook verruimd. Met praktijkleren is het mogelijk om maatwerk te leveren. Maatwerk wordt steeds belangrijker in onze dynamische wereld. Voor de varkens en pluimveehouder is het belangrijk om goed geschoold personeel te hebben. De praktische vaardigheden kunnen op het trainingscentrum goed worden geleerd.
In de agrarische sector zie je dat de schaalvergroting steeds verder gaat. Er komen minder agrarische bedrijven. Waar echter nog wel steeds veel werk is. Om deze toekomstige veehouders en hun medewerkers goed te kunnen scholen, is doelgericht en dynamisch onderwijs noodzakelijk. De steeds groter wordende bedrijven hebben vaak ook personeel nodig. Goed geschoold personeel is gewild en wordt steeds schaarser. Dit terwijl de vraag er wel is. Daarom is het goed dat de agrarische scholen nadrukkelijker gaan samenwerken en de aantrekkingskracht naar nieuwe studenten wordt vergroot door een eigentijds en geconcentreerd onderwijsaanbod van hoge kwaliteit.
Zelf heb ik ook ervaren dat dit noodzakelijk is. Toen onze zoon in 2002 naar het middelbaar agrarisch onderwijs ging in Groningen wilde hij ook graag onderwijs in de varkenshouderij. Bij het kennismakingsgesprek kon dat zeker geregeld worden. Helaas is het nooit zover gekomen. Toen puntje bij paaltje kwam, was het met de lesroosters niet te regelen. Helaas. Nu een positief bericht. Dit schooljaar hadden wij een jonge medewerker die het BBL traject wilde volgen. Voor hem is het nu wel geregeld. Hij kan naar Barneveld naar het nieuwe trainingscentrum om daar praktijkonderwijs te krijgen, terwijl hij in Groningen naar school kan. Voor deze jongens is leren in de praktijk een noodzaak. We zijn dus op de goede weg.
Ik vind dat onderwijs en als onderdeel daarvan het praktijkonderwijs tot het basispakket hoort wat wij als maatschappij aan onze kinderen meegeven. Op dit moment is het zo dat PTC+ en LNV een overeenkomst voor vier jaren hebben gemaakt over de financiering van praktijkonderwijs voor de primaire sector. In 2009 worden deze afspraken geëvalueerd. Ik vind het van groot belang dat praktijkonderwijs een belangrijke plaats houdt in het beroepsonderwijs. Immers het is de taak van de overheid om onze kinderen de scholing te geven om ze goed voor te bereiden op hun toekomstige werkkring. Dat hoort in het basispakket.
Bij het vormgeven aan praktijkonderwijs zijn vele varianten mogelijk. Er kan veel geleerd worden op echte praktijkbedrijven. Inschakeling van onze bedrijven in het onderwijs is daarom een grote uitdaging. In mijn overtuiging leidt dat tot een win-win situatie als we dit goed invullen. Daarnaast heb ik genoemd de kenniscentra en de netwerken. Ook daar valt veel te halen voor het onderwijs. Samenwerking, dat is het centrale woord. Samenwerking tussen onderwijsinstellingen, samenwerking met ondernemers, met onderzoek met overheden, met ketenpartijen. De nieuwe trainingsfaciliteiten van PTC+ moeten een plaats krijgen in deze nieuwe samenwerkingsvorm.
Samen moeten we zorgen voor kwaliteit in het onderwijs, voor ontwikkeling van ondernemerschap. Nieuwe samenwerkingsvormen zullen de broedplaats vormen voor innovaties en daarmee leggen we de basis voor een duurzame en economisch in alle opzichten een gezonde sector.
Ik wens PTC+ met haar nieuwe trainingsfaciliteiten een vruchtbare toekomst en een stevige plek in de nieuwe samenwerkingsvormen toe. Heel veel succes gewenst en nogmaals van harte vanuit de primaire sector de felicitaties voor directie, medewerkers en cursisten.
Dank u voor de aandacht.
Annechien ten Have-Mellema
31 januari 2008