CJE/08/5
29 januari 2008
Pers en Voorlichting
PERSCOMMUNIQUE nr. 5/08
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-275/06
Productores de Música de España (Promusicae) / Telefónica de España
SAU
Het Hof spreekt zich uit over de bescherming van de
intellectuele-eigendomsrechten in de informatiemaatschappij
De lidstaten zijn volgens het gemeenschapsrecht niet gehouden, ter
verzekering van de doeltreffende bescherming van het auteursrecht de
verplichting op te leggen om persoonsgegevens in een civiele procedure
mee te delen
Verschillende communautaire richtlijnen hebben tot doel dat de
lidstaten met name in het kader van de informatiemaatschappij de
doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom en in het
bijzonder van het auteursrecht verzekeren. Een dergelijke bescherming
mag evenwel geen afbreuk doen aan de vereisten inzake de bescherming
van persoonsgegevens. Verder kunnen de lidstaten volgens de
richtlijnen betreffende de bescherming van persoonsgegevens
voorzien in uitzonderingen op de verplichting om de vertrouwelijkheid
van verkeersgegevens te verzekeren.
Promusicae is een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de leden
producenten en uitgevers van muzikale en audiovisuele opnamen zijn.
Zij heeft de Spaanse rechterlijke instanties verzocht om Telefónica te
gelasten, de identiteit en het adres te verstrekken van bepaalde
personen aan wie zij internettoegang verschaft en van wie het
"IP-adres" en de datum en het uur waarop zij met internet verbonden
zijn geweest, bekend is. Volgens Promusicae gebruiken deze personen
het zogenaamde "peer-to-peer" of "p2p" programma "KaZaA", dat dient
voor het uitwisselen van bestanden, en verlenen zij via de gedeelde
map van hun personal computer toegang tot muzieknummers waarvan de
exploitatierechten toebehoren aan de leden van Promusicae. Zij heeft
dus de mededeling van deze gegevens gevorderd om tegen de betrokkenen
civiele procedures te kunnen instellen.
Telefónica heeft aangevoerd dat volgens de Spaanse wet de door
Promusicae gevraagde gegevens slechts mogen worden verstrekt in het
kader van een strafrechtelijk onderzoek of wanneer dit nodig is ter
waarborging van de openbare veiligheid en de landsverdediging.
De Spaanse rechter wenst van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen te vernemen of de lidstaten volgens het
gemeenschapsrecht ter verzekering van de doeltreffende bescherming van
het auteursrecht de verplichting moeten opleggen om in het kader van
een civiele procedure persoonsgegevens mee te delen.
Het Hof merkt op dat de richtlijnen betreffende de bescherming van
persoonsgegevens onder meer een uitzondering maken voor de maatregelen
die nodig zijn voor de bescherming van andermans rechten en vrijheden.
Aangezien de richtlijn betreffende privacy en elektronische
communicatie niet preciseert om welke rechten en vrijheden het gaat,
moet deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat hieruit de wil van de
wetgever blijkt om noch de bescherming van het eigendomsrecht, noch
gevallen waarin de houders van auteursrechten ter bescherming van dit
eigendomsrecht een civiele procedure instellen, van de werkingssfeer
ervan uit te sluiten. Deze richtlijn sluit dus niet uit dat de
lidstaten de verplichting opleggen om in het kader van een civiele
procedure persoonsgegevens mee te delen. Zij dwingt de lidstaten
evenwel evenmin om een dergelijke verplichting op te leggen.
Wat de richtlijnen betreffende de intellectuele eigendom betreft,
stelt het Hof vast dat deze evenmin vereisen dat de lidstaten ter
verzekering van de doeltreffende bescherming van het auteursrecht de
verplichting opleggen om in het kader van een civiele procedure
persoonsgegevens mee te delen.
Het Hof beklemtoont dat het onderhavige verzoek om een prejudiciële
beslissing de vraag opwerpt hoe de vereisten inzake de bescherming van
verschillende grondrechten, namelijk enerzijds het recht op
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds het recht
op bescherming van de eigendom en het recht op een doeltreffend
beroep, met elkaar kunnen worden verzoend.
Op dit punt komt het Hof tot de conclusie dat de lidstaten zich bij de
omzetting van de richtlijnen betreffende de intellectuele eigendom en
de bescherming van persoonsgegevens moeten baseren op een uitlegging
daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de
verschillende door de communautaire rechtsorde beschermde grondrechten
te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter
omzetting van deze richtlijnen moeten de autoriteiten en de
rechterlijke instanties van de lidstaten vervolgens niet alleen hun
nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook voor
zorgen dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze
richtlijnen die in conflict zou komen met deze grondrechten of de
andere algemene beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het
evenredigheidsbeginsel.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Beschikbare talen: FR BG ES CS DA DE EN EL FI HU IT NL PL PT RO SK SL
SV
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te
vinden op de internetpagina van het Hof
http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=recherche
r&numaff=C-275/06
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der
Jeught. Tel: +352 4303 2170 Fax: +352 4303 2988
---
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8
juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van
de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de
interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel") (PB L 178,
blz. 1), richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van
het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij
(PB L 167, blz. 10), en richtlijn 2004/48/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157, blz. 45, en - rectificatie -
PB 2004, L 195, blz. 16).
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24
oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het
vrije verkeer van die gegevens, en richtlijn 2002/58/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de
verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn
betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201, blz.
37).
Wet 34/2002 van 11 juli 2002 inzake de diensten van de
informatiemaatschappij en de elektronische handel (BOE nr. 166 van 12
juli 2002, blz. 25388).
European Union