Universiteit van Tilburg

23 januari 2008

Investeringen in wateropvang arme Indiase dorpen niet effectief

Promotie ontwikkelingseconome Bouma over waterbeheer in India

Investeringen in waterconservering en regenwateropvang in India's droge gebieden zijn alleen effectief onder specifieke omstandigheden of met hulp van buiten. Dat concludeert Jetske Bouma in onderzoek waarop ze 1 februari promoveert aan de Universiteit van Tilburg. Meestal is de kans namelijk klein dat de plaatselijke bevolking de investeringen onderhoudt. Bovendien hebben investeringen in regenwateropvang vaak negatieve effecten benedenstrooms.

Lokale gemeenschappen in ontwikkelingslanden worden in toenemende mate geacht semi-publieke investeringen, zoals wegen, scholen en irrigatie, op termijn zelf te beheren. Het idee achter deze decentralisatie van beheer en onderhoud is dat lokale gemeenschappen daartoe beter in staat zijn vanwege hun directe belang bij goede voorzieningen en hun kennis van de lokale omstandigheden. Verondersteld wordt dat huishoudens vrijwillig bijdragen aan het onderhoud van semi-publieke investeringen. Verondersteld wordt dat huishoudens vrijwillig bijdragen aan het onderhoud van semi-publieke investeringen. Daartoe zouden zij bereid zijn op grond van sociale controle en onderling vertrouwen in de lokale gemeenschap. De Wereldbank alleen al besteedt naar schatting 7 miljard dollar aan gemeenschapsgerichte projecten. Het is echter nog helemaal niet duidelijk of deze benadering wel werkt, en hoe zij het meest effectief kan worden ingezet.

Tegen deze achtergrond onderzocht de milieu- en ontwikkelingseconome Jetske Bouma of het reëel is te verwachten dat Indiase huishoudens vrijwillig bijdragen aan het onderhoud van semi-publieke investeringen in waterconservering en regenwateropvang. De Indiase regering besteedt jaarlijks zo'n 500 miljoen dollar aan gemeenschapsgerichte waterconserveringsprojecten, dus het belang van effectief beleid is groot. Bouma verzamelde drie jaar lang gegevens in India, in samenwerking met het International Water Management Institute (IWMI) en drie van India's leidende non-gouvermentele organisaties op het gebied van regenwateropvang en waterconservering. In zes dorpen voerde ze bovendien experimenteel onderzoek uit in de vorm van een spel. Door middel van het spel kreeg ze inzicht in de mate waarin mensen elkaar vertrouwen en bereid zijn bij te dragen aan het onderhoud van gemeenschappelijke investeringen. Daarnaast verzamelde ze hydrologische gegevens om te zien of bovenstroomse regenwateropvang ook negatieve effecten heeft benedenstrooms.

De bereidheid om vrijwillig bij te dragen aan het onderhoud van gemeenschappelijke investeringen blijkt onder meer af te hangen van factoren als de aanwezigheid van een arbeidsmarkt en de mate waarin een groep van huishoudens in staat is om strategisch samen te werken op de lange termijn. Het betrekken van huishoudens in de besluitvorming heeft geen duidelijk effect op lange termijn onderhoud, maar onderling vertrouwen, het gemiddelde inkomensniveau en toegang tot irrigatie bijvoorbeeld wel. Tenslotte is het belangrijk dat er meer aandacht wordt besteed aan de benedenstroomse effecten van regenwateropvang: investeringen blijken te leiden tot een verlies aan benedenstroomse irrigatie, wat een negatief effect heeft op de welvaart.

Om de effectiviteit van gemeenschapsgerichte projecten te vergroten is het volgens Bouma van belang dat meer aandacht wordt besteed aan onderling vertrouwen, consensus en de organisatie van het onderhoud op de lange termijn. Uiteindelijk hangt veel echter af van de context waarbinnen gemeenschapsgerichte projecten plaatsvinden, en is externe ondersteuning in het beheer van de semi-publieke goederen in veel gevallen gewenst.

J.A. (Jetske Anne) Bouma (1970, Madison, Verenigde Staten) studeerde economie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1998 tot 2002 werkte ze als beleidsadviseur bij het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en van 2002 tot 2006 werkte ze als assistent-deskundige bij het International Water Management Institute (IWMI) in Hyderabad, India. In 2005/2006 was ze daarnaast verbonden aan het onderzoeksinstituut CentER van de Tilburgse Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Sinds begin 2007 is ze onderzoeker bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Bouma's promotie-onderzoek werd mede gefinancierd door het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse zaken, het IWMI en NWO.