Energieraad
22 januari 2008
RAPPORT
Nederlandse stroomvoorziening scoort mager
op betrouwbaar, betaalbaar en schoon
080122-Brandstofmix
Minister Van der Hoeven (EZ) neemt het advies van de
Energieraad over de Nederlandse brandstofmix in ontvangst
(links van de minister Energieraadvoorzitter Vogtländer en
rechts commisievoorzitter Verberg).
PERSBERICHT
Den Haag, 22 januari 2008
Volgens de Energieraad scoort de Nederlandse stroomvoorziening, in
vergelijking met andere EU-landen, mager op de doelstellingen
betrouwbaar, betaalbaar en schoon. Op verzoek van de Nederlandse
regering heeft de Raad bekeken wat de mogelijkheden zijn om hierin op
weg naar 2020 verbetering te brengen binnen het kader van een Europese
geliberaliseerde markt. In het advies 'Brandstofmix in beweging, op
zoek naar een goede balans' dat vandaag is aangeboden aan de minister
van Economische Zaken Van der Hoeven trekt de Raad een aantal
conclusies. Zo leidt de vrije markt, naar de mening van de Raad, niet
automatisch tot een optimale brandstofmix, met name op het aspect van
langetermijnvoorzieningszekerheid. Verder blijken de mogelijkheden
voor de overheid om de mix voor 2020 nog te beïnvloeden uiterst
beperkt.
Met uitzondering van het aandeel duurzame productie ligt de
brandstofmix tot 2020 grotendeels vast door de nieuwbouwprojecten die
nu reeds op stapel staan. Worden de ambitieuze
besparingsdoelstellingen gehaald dan dreigt zelfs een
capaciteitsoverschot te ontstaan. Omdat de mix in 2020 al min of meer
vast ligt, kan worden voorspeld dat zeer waarschijnlijk de mix ook dan
slecht zal blijven scoren op de doelstellingen betrouwbaar, betaalbaar
en schoon. Dit houdt verband met het hoge relatieve aandeel gas en
kolen. Pas na 2020 zullen zich mogelijkheden voordoen om de mix
significant te wijzigen.
Een doelstelling van 20% duurzame elektriciteitsproductie acht de Raad
denkbaar, maar al zeer ambitieus. Een hoger ambitieniveau (tot
bijvoorbeeld 40% ter compensatie van een tekortschietende bijdrage van
andere sectoren) acht de Raad niet realistisch. Dit omdat de twee
belangrijkste duurzame opties tot 2020, te weten windenergie en
biomassa, beide hun beperkingen zullen blijken te hebben. Een hoog
aandeel windenergie zal met name in de nachtelijke uren tot
betrouwbaarheidsproblemen kunnen gaan leiden, zolang nog geen
grootschalige opslag beschikbaar is. Realisatie van grootschalige
opslag is vooralsnog ongunstig uit oogpunt van betaalbaarheid. Voor
duurzaam geproduceerde biomassa voorspelt de Raad een wereldwijd
tekort hetgeen de volumes die voor Nederland beschikbaar zijn zal
beperken. Het vergroten van het aandeel duurzaam in Nederland zal
zorgvuldig afgestemd moeten worden op wat er in de andere EU-landen
gebeurt. Zonder afstemming ontstaat er uitwijkgedrag. De Raad beveelt
aan om maximaal in te zetten op energiebesparing, WKK
(warmte-/krachtkoppeling) voor de elektriciteitsopwekking en het
gebruik van restwarmte.
Door het uit bedrijf nemen van verouderd vermogen en verdere - zii het
bescheiden - groei van de vraag ontstaan er na 2020 meer mogelijkheden
om de brandstofmix bij te sturen, waarvoor thans reeds voorbereidingen
getroffen moeten worden. Daarom concludeert de raad dat Nederland,
gezien enerzijds de grote onzekerheden en anderzijds de ambitieuze
doelstellingen en publieke belangen (CO2-reductie,
voorzieningszekerheid, betaalbaarheid) ,in de komende jaren aan alle
belangrijke energieopties actief zal moeten blijven werken. Dit om de
aan alle opties verbonden risico's, nadelen en onzekerheden te
verminderen. Het betreft niet alleen de duurzame opties (wind, zon,
biomassa, etc.) maar ook de minder duurzame opties zoals gas/kolen met
CO2-afvang en -opslag en ook aan de optie kernenergie moet nu reeds
volwaardig gewerkt worden. Een nieuw kabinet zal dan tijdig in staat
worden gesteld om op een verantwoorde wijze de opties af te wegen en
te besluiten hoe de doelstellingen op langere termijn het beste binnen
bereik kunnen worden gebracht.