Ingezonden persbericht

Spectaculaire bronstijdvondst ontdekt: eye-opener voor archeologen

De wetenschappelijke achtergrond

Vondstgeschiedenis

Aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw ontdekte een bewoner van Midden-Limburg bij een ontgronding ten behoeve van de aanleg van een beek een grote hoeveelheid bronzen voorwerpen. Het ging om gebroken bijlen, stukken van zwaarden, fragmenten van lanspunten en andere ondefinieerbare stukken. Daarnaast vond hij een groot aantal brokken brons . Die stukken verzamelde hij ook.
In totaal gaat het om 200 objecten, met een gewicht van bijna 20 kilo. Het is daarmee de grootste en omvangrijkste vondst uit de Nederlandse Bronstijd. De vinder had het idee dat het allemaal niet waardevol was en borg de vondsten op. Uit het zicht vonden de stukken een plekje op een donkere zolder. Enige jaren geleden overleed de vinder en zijn erfgenamen vroegen na de herontdekking van de bronzen op de zolder aan een amateur-archeoloog of de vondsten misschien van waarde zouden kunnen zijn. Die realiseerde zich direct het belang en waarschuwde het Limburgs Museum. In het museum was men opgetogen want niet alleen de omvang is indrukwekkend, maar vooral het feit dat het allemaal samenhangt met het bewerken van brons. Nog meer bijzonder is de schaal waarop dit gebeurde, want tot nu toe werd dat door archeologen voor onmogelijk gehouden. Deze vondst geeft ons eindelijk inzicht op het intrigerende proces van de verwerking van brons, een proces waar we zolang naar hebben moeten gissen. Dit geldt zowel voor het lokale-, maar ook op het nationale niveau.

De vondstgroep

De gebroken stukken omvatten totaal 83 fragmenten van gebroken en versleten werktuigen en gebruiksvoorwerpen. Vier stuks, 3 gietproppen en een mogelijk aambeeld, hebben direct met de bewerking van brons te maken. (tabel 1)
De grootste groep werktuigen zijn kokerbijlen van verschillende typen, totaal gaat het om 42 stuks. Het is lastig verschillende typen te onderscheiden, maar Plainseau en Wesseling zijn het talrijkst. Er is een vleugelbijl met hoog geplaatste vleugels. Dergelijke vondsten worden gedateerd in de Late Bronstijd, ca. 1100-800 v. Chr. Er is nog een fragment van een iets oudere bijl, een type met hooggeplaatste vleugels. Daarmee komt het totaal aantal bijlfragmenten op 43 stuks.
De tweede groep bestaat uit fragmenten van zwaarden, voornamelijk stukken van de kling. Er is een fragmentair stuk van een greep, mogelijk afkomstig van een Griffzungen- of een Gündlingen-zwaard.
Ook deze stukken dateren uit het einde van de Bronstijd.
Minder duidelijk toe te wijzen zijn de gebroken lanspunten, een klein vlak bijltje en een groot aantal kleine fragmenten. Een uitzondering vormt een stukje brons bestaande uit twee met elkaar verbonden ogen die afkomstig kunnen zijn van een bronzen emmer waaraan de hengels werden bevestigd.
De fragmenten zijn op te vatten als schroot dat de grondstof vormde voor het maken van nieuwe werktuigen. In een oven, verhit met behulp van een blaasbalg, werd het schroot gesmolten en met het vloeibare brons werden met kleine smeltkroesjes nieuwe werktuigen en sieraden gegoten. Tot de ontdekking van deze vondstgroep werd altijd gedacht dat dit op zeer kleine schaal in ons land werd uitgevoerd en dat er maar een klein aantal werktuigen tegelijkertijd werd gegoten. Dit beeld was ontstaan door het kleine aantal bronzen, het zeldzaam voorkomen van productieresten, de enkele gietmallen, de weinige resten van schroot en het totaal ontbreken van gesmolten brons.

Dat laatste is nu ook aangetroffen in Midden-Limburg. De bijna 100 brokken met een totaal gewicht
van 13 kilogram zijn afkomstig van een uit elkaar gevallen plak gesmolten brons die op de bodem van de oven moet zijn gestold of daarbuiten. Die plak had een dikte van 6 cm in het midden en liep naar de rand dunner uit. Momenteel is het nog niet mogelijk precies de vorm te reconstrueren, maar het lijkt om een ,in of meer ronde plak te gaan met een diameter van 30-35 cm. De samenstelling van het brons moet nog onderzocht worden, maar als het inderdaad geschikt was om bijvoorbeeld bronzen kokerbijlen te gieten dan konden alleen al uit deze gestolde bronsbrokken naar schatting 100 bijlen vervaardigd worden.
Deze hoeveelheid gesmolten brons, de massa schroot en de aantallen bijlen die gegoten konden worden, geven een totaal ander beeld dan een eenvoudige bronstijdsmid die enkele werktuigen en sieraden maakte voor lokaal gebruik. De hoeveelheden die verwerkt werden, wijzen op een productiecentrum voor een behoorlijke regio.

Bronstijdvondsten in Limburg

Sporen uit de Bronstijd zijn talrijk in Limburg. Allereerst zijn het de bronzen voorwerpen zelf die in het oog springen. Het kunnen los gevonden werktuigen en sieraden zijn, soms zelfs in kleinere aantallen bijeen gevonden. Een deel van die voorwerpen is verloren en achtergelaten bij gebruik, maar veel stukken worden beschouwd als offers. De aanwijzingen daarvoor zijn de samenstelling van een zogenaamd depot en dat ze op plaatsen zijn gevonden die afwijken van de locaties waar de nederzettingen worden aangetroffen. Het gaat zeer vaak om poelen, vennen en meren, beekdalen en zelfs rivieren. Veel van die vondsten zijn bij baggerwerkzaamheden of ontgrondingen aan het licht gekomen. Een bekende grotere vondstgroep is die van Berg en Terblijt en veel bronzen zijn opgebaggerd uit de Maas of gevonden in veengebieden, zoals in de omgeving van Montfort.
De boeren in de Bronstijd woonden verspreid over het land in verspreid liggende boerderijen of gehuchten. Dorpen kwamen nog niet voor. Ze bewerkten het land en hielden vee. De boerderij was het centrum van het dagelijks leven. Onder een dak werd gewoond en ook het vee gestald.
Veel weten we door het onderzoek van de graven. In het begin van de Bronstijd werden de doden in grafheuvels begraven en later gecremeerd in bijgezet in uitgestrekte urnenvelden. Vooral die laatste groep is sterk vertegenwoordigd in Limburg.
Vroeger werd gedacht dat veel van die bronsdepots afkomstig waren van rondreizende bronssmeden. De laatste jaren werd dat beeld genuanceerd en ging men er steeds meer van uit dat de bronsbewerking en verwerking plaatsvond op een kleine schaal in de nederzettingen zelf. Daar produceerden voor de directe omgeving, parttime bronssmeden, boeren die ook dit ambacht uitoefenden, kleine hoeveelheden bronzen werktuigen. De vondst van Midden-Limburg doet dit beeld nuanceren. Er waren misschien toch echte specialisten die voor de bronsproductie zorg droegen.

Een nationaal en internationaal perspectief

Vondstgroepen met bronsschroot zijn in Nederland, België en aangrenzend Duitsland een grote zeldzaamheid en als ze zijn gevonden zijn ze klein van omvang. Uit Drouwen in Drenthe komt een vondstgroep met in totaal 60, over het algemeen kleine, stukken brons, variërend van bijlen tot sieraden. In Noord-Frankrijk worden met Midden-Limburg vergelijkbare vondstgroepen met schroot aangetroffen. Sommige hebben dezelfde omvang als die van Midden-Limburg, maar er zijn nog omvangrijkere met meer dan 250 fragmenten, maar ook daar zijn sporen van bronsgieten in de vorm van gesmolten ruwe brokken brons een zeldzaamheid.
De grote hoeveelheid gesmolten brons in de Limburgse vondstgroep is dus, ook in een internationaal perspectief zeer uitzonderlijk. Daarnaast is het een intrigerende vraag waarvoor al dit brons gesmolten werd. Was het om een grote hoeveelheid brons te smelten en die in kleinere brokken te verhandelen naar de boerengemeenschappen verspreid over het Limburgse land? Daar kon het door parttime smeden worden verwerkt tot de gebruiksvoorwerpen die men nodig had. Of is de vondstgroep afkomstig uit een van de centra waar voor een grotere markt, kokerbijlen en andere werktuigen werden geproduceerd? In Zuid-Nederland worden kenmerkende bijlen aangetroffen, zoals de bijlen van het type Nedermaas, Wesseling en Geistingen, waarvan altijd vermoed werd dat die ook in deze Zuidnederlandse/Belgische regio werden geproduceerd. Deze worden vaak in kleine aantallen in depots aangetroffen. Mogelijk is de nu ontdekte bewerkingsplaats er een die in verband kan worden gebracht met de productie van deze voorwerpen.

Verder onderzoek

Voor de beantwoording van die intrigerende vragen moet nog veel onderzocht worden. Dit is slechts een eerste voorlopige presentatie van de vondstgroep.
Het onderzoek zal uitgevoerd worden in samenwerking met de universiteit Leiden en ook andere specialisten uit Nederland, België en Duitsland zullen gevraagd worden hun steentje bij te dragen. Belangrijke vragen bij het onderzoek zullen zijn hoe precies de metaalsamenstelling is van het schroot en het gesmolten brons, op welke wijze het brons is gesmolten, hoe we ons dit proces moeten voorstellen, of het gesmolten brons al direct geschikt was om te gebruiken om werktuigen te gieten en kunnen er producten onderscheiden worden die mogelijk hier ook zijn gefabriceerd. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan de meer algemene vraag wat de rol was van bronsbewerking in de toenmalige samenleving in de context van deze nieuwe inzichten.
Na dit onderzoek zullen de voorwerpen gerestaureerd worden. Het onderzoek en de restauratie zullen uiteindelijk resulteren in een publicatie en een tentoonstelling, maar dit heeft tijd en rust nodig. De verwachting is dat dit circa twee jaar in beslag gaat nemen, dus nog enige tijd geduld voor de antwoorden op al deze vragen.

Wim Hupperetz
Leo Verhart

Limburgs Museum
Postbus 1203
5900 BE Venlo

w.hupperetz@limburgsmuseum.nl
l.verhart@limburgsmuseum.nl

Tabel 1
Overzicht van aantallen gebruiksvoorwerpen

Bijlfragmenten 43
Zwaardfragmenten 14
Lanspuntfragmenten 7
Vlakke bijl 1
Emmer hengsel 1
"Lanspunt" 1
Gietproppen 3
"Aambeeld" 1
Fragmenten 12

Totaal 83

---- --