Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
regeling | 13-12-2007 | nr DB07-626
13 december 2007, nr. DB 2007-626M, Stcrt. nr. 248
De staatssecretaris van Financiën,
Gelet op artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 en artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Registratiewet 1970;
Besluit:
De gehele tekst van deze wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 vindt u onder "meer informatie" in het PDF document.
Meer informatie
*
* Bijlage | 21-12-2007 | PDF bestand, 52.0 kb
Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake
rijksbelastingen 1994
Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken; directie Directe Belastingen
13 december 2007, nr. DB 2007-626M, Stcrt. nr. 248
De staatssecretaris van Financiën,
Gelet op artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet
1990 en artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Registratiewet 1970;
Besluit:
Artikel I
De Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt als
volgt gewijzigd:
A. In artikel 1, eerste lid, wordt "en 62 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen" vervangen door: 62 en 67, tweede lid, onderdeel b, van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67, tweede lid,
onderdeel b, van de Invorderingswet 1990, artikel 10, tweede lid,
onderdeel b, van de Registratiewet 1970.
B. Na artikel 43b wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 10A. Geen geheimhoudingsplicht
Artikel 43c
1. De geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de
wet, artikel 67, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en artikel
10, eerste lid, van de Registratiewet 1970, geldt niet voor
verstrekking aan de hierna genoemde bestuursorganen voor zover
het betreft de hierna genoemde gegevens ten behoeve van de
hierna genoemde publiekrechtelijke taak:
a. de minister van Financiën: gegevens die worden gebruikt door
de Auditdienst Financiën ten behoeve van de
accountantscontrole van het jaarverslag van hoofdstuk IXB
(Financiën) van de Rijksbegroting en met de controle op het
financieel en materieel beheer van het ministerie van Financiën;
b. de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:
1o. gegevens over mogelijke ongebruikelijke transacties ten
behoeve van de uitvoering en de handhaving van de Wet
melding ongebruikelijke transacties door het Korps
landelijke politiediensten/Dienst Nationale Recherche
Informatie;
2o. gegevens die van belang kunnen zijn bij het uitwisselen van
rechtshulpverzoeken in het kader van de aanpak van
grensoverschrijdende, zware criminaliteit door het Korps
2 Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
landelijke politiediensten/Dienst Internationale
Politiesamenwerking;
3o. gegevens ten behoeve van de aan de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgedragen taken;
4o. gegevens over het inkomen van voormalige ambtenaren
over een bepaalde periode ten behoeve van de uitvoering
van ontslaguitkeringsregelingen van de sector Rijk;
5o. gegevens over het inkomen van voormalige ambtsdragers
over een bepaalde periode ten behoeve van de uitvoering
van de wachtgeldregeling op basis van de Algemene
pensioenwet politieke ambtsdragers;
c. de minister van Defensie: gegevens over het inkomen van
voormalige militairen over een bepaalde periode ten behoeve
van de uitvoering van ontslaguitkeringsregelingen;
d. de minister van Economische Zaken: gegevens die van belang
kunnen zijn voor de uitvoering van het Besluit borgstelling MKBkredieten
1997;
e. de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: gegevens
over het inkomen over een bepaalde periode van (voormalige)
ambtenaren ten behoeve van de vaststelling van
werkloosheidsuitkeringen;
f. de minister van Verkeer en Waterstaat:
1°. de aantallen personen die werkzaam zijn in bedrijven en de
onttrokken hoeveelheden grondwater waarover
grondwaterbelasting is berekend, ten behoeve van het
vaststellen van de vervuilingswaarde voor de Wet
verontreiniging oppervlaktewateren;
2o. gegevens die worden gebruikt door de Inspectie Verkeer en
Waterstaat ten behoeve van het toezicht op de naleving van
wet- en regelgeving van het ministerie van Verkeer en
Waterstaat, voor zover de Inspectie Verkeer en Waterstaat
als toezichthouder is aangewezen, alsmede
werkzaamheden ter bevordering van de veiligheid en de
kwaliteit van het leefmilieu voor zover vallend binnen de
toezichtdomeinen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat;
g. de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer: gegevens omtrent rechthebbenden van auto's,
welke rechthebbenden eerste kentekenhouder zijn van een
nieuw motorrijtuig met een roetfilter, ten behoeve van de
uitvoering en handhaving door SenterNovem van de
Subsidieregeling voor motorrijtuigen met emissiearme
dieselmotor en recht op teruggaaf BPM;
h. de voorzitter van het managementteam van de FIOD-ECD:
gegevens die worden gebruikt ten behoeve van de naleving van
financieel-economische wetgeving;
i. gemeenten:
1°. winst uit onderneming, loon en resultaat uit overige
werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting
2001 over een bepaalde periode en identificerende
gegevens van een eventuele inhoudingsplichtige in de zin
van de Wet op de loonbelasting 1964 van (voormalige)
ambtenaren ten behoeve van de vaststelling van en controle
op betalingen van werkloosheidsuitkeringen op grond van
gemeentelijke verordeningen;
2°. gegevens over uit te betalen voorlopige teruggaven
inkomstenbelasting wegens toegekende heffingskortingen,
Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 3
op naam van de belastingschuldige staande
bankrekeningnummers zoals deze blijken uit de Rentebase,
kentekenregistergegevens en identificerende gegevens van
een eventuele inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op
de loonbelasting 1964 ten behoeve van de inning van
gemeentelijke belastingen;
3°. gegevens over bewoning van een eigen woning ten
behoeve van het tegengaan van permanente bewoning van
recreatiewoningen;
4o. gegevens die bij de aanvraag van een sociaalfiscaalnummer
aan de inspecteur worden verstrekt ten
behoeve van de handhaving door gemeenten van de
Woningwet een leefmilieuverordening als bedoeld in artikel
9, derde lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing
en overige regelingen betreffende brandgevaar,
onhygiënische omstandigheden en overbewoning;
j. waterschappen: gegevens over uit te betalen voorlopige
teruggaven inkomstenbelasting wegens toegekende
heffingskortingen, op naam van de belastingschuldige staande
bankrekeningnummers zoals deze blijken uit de Rentebase,
kentekenregistergegevens en identificerende gegevens van een
eventuele inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de
loonbelasting 1964 ten behoeve van de inning van
waterschapsbelastingen;
k. de officier van justitie:
1°. gegevens die van belang kunnen zijn voor het instellen van
vorderingen tot ontbinding van rechtspersonen;
2o. gegevens over het vermogen van degene tegen wie een
strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld als bedoeld
in artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering ten
behoeve van de uitvoering door de met het strafrechtelijk
financieel onderzoek belaste opsporingsambtenaar;
3°. gegevens over strafbare feiten waarvoor een ieder op grond
van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering
bevoegd is aangifte te doen;
4o. gegevens over het vermogen van degene tegen wie een
strafrechtelijk onderzoek is ingesteld, ten behoeve van een
ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het
Wetboek van Strafrecht;
5o. gegevens die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van
rechterlijke beslissingen op grond van artikel 553 van het
Wetboek van Strafvordering;
l. gemeenten, de politie, de officier van justitie, de
Arbeidsinspectie, de Sociale verzekeringsbank of het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: gegevens die
nodig zijn om de samenwerking in het kader van de integrale
toepassing en handhaving van overheidsregelingen bij
handhavingsknelpunten effectief en efficiënt te laten verlopen
voor zover een convenant is gesloten met deze
bestuursorganen (convenanten waarbij bestuursorganen een
gemeenschappelijk handhavingstekort bestrijden);
m. academische ziekenhuizen: gegevens over het inkomen en
vermogen van (voormalige) werknemers over een bepaalde
periode ten behoeve van de vaststelling van
werkloosheidsuitkeringen;
4 Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
n. universiteiten: gegevens over het inkomen en vermogen van
(voormalige) werknemers over een bepaalde periode ten
behoeve van de vaststelling van werkloosheidsuitkeringen;
o. de Dienst Wegverkeer: gegevens terzake van de invoer van
motorrijtuigen ten behoeve van de controle van het
kentekenregister in de zin van de Wegenverkeerswet en de
controle op mogelijke diefstal en frauduleuze in-, uit- en
doorvoer van motorrijtuigen;
p. de raad van bestuur van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit: gegevens terzake van
(vennootschappelijke) verhoudingen en afspraken tussen
ondernemingen en personen ten behoeve van de handhaving
van de Mededingingswet;
q. de Pensioen- en Uitkeringsraad: gegevens over het inkomen en
vermogen over een bepaalde periode ten behoeve van het
vaststellen van pensioenbijdragen krachtens de Wet uitkeringen
vervolgingsslachtoffers 1940-1945, de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers
1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen
1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers
of de Wet buitengewoon pensioen Indisch
verzet;
r. de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen: gegevens
over het inkomen en vermogen over een bepaalde periode ten
behoeve van het vaststellen van de buitengewone pensioenen
volgens de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige
diensttijd veteranen of de Uitkeringswet KNIL beroepsmilitairen;
s. De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit
Financiële Markten: gegevens over opgelegde vergrijpboetes
ten behoeve van de uitvoering van de
betrouwbaarheidstoetsing, bedoeld in artikel 14 van het Besluit
Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, artikel 7 van het
Besluit prudentiële regels Wft, artikel 2 van de Beleidsregel
inzake de betrouwbaarheidstoetsing van
(kandidaat)(mede)beleidsbepalers van en houders van
gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande
instellingen (Stcrt. 2005, 20) 1), artikel 2 van de Beleidsregel 06-
1 inzake de betrouwbaarheidstoets van
(kandidaat)(mede)beleidsbepalers van accountantsorganisaties
van 19 september 2006 (Stcrt. 2006, 90) en artikel 33 van het
Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte
beroepspensioenregeling.
. . . . .
1) Gewijzigd bij besluit van 8 november 2005, Stcrt. 2006, 20.
t. het Bureau Financieel Toezicht, De Nederlandsche Bank N.V.,
de voorzitter van het managementteam van de
Belastingdienst/Holland Midden en de Stichting Autoriteit
Financiële Markten: gegevens die van belang kunnen zijn bij de
uitvoering en de handhaving van de Wet identificatie bij
dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties;
u. de participanten van het samenwerkingsverband zonder
rechtspersoonlijkheid Financieel Expertisecentrum (FEC) zoals
opgenomen in artikel 1 van het Convenant houdende afspraken
met betrekking tot de samenwerking in het kader van het
Financieel Expertisecentrum (Convenant Herstructurering FEC)
(Stcrt. 2004, 65): gegevens die noodzakelijk zijn ter uitvoering
Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 5
van de in het Convenant Herstructurering FEC opgenomen
verplichtingen;
v. de Consumentenautoriteit: gegevens die van belang kunnen zijn
voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.2 van de
Wet handhaving consumentenbescherming;
w. provincies:
1o. gegevens die van belang kunnen zijn voor de uitvoering en
het toezicht op naleving van de Grondwaterwet;
2o. gegevens die van belang kunnen zijn voor
vergunningverlening en het houden van toezicht in het
kader van de Wet milieubeheer;
x. de Arbeidsinspectie, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, gemeenten, de Sociale
verzekeringsbank, het openbaar ministerie, de politie en de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zoals
vertegenwoordigd in de landelijke Stuurgroep Interventieteams):
gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van
samenwerkingsprojecten door middel van interventieteams ter
voorkoming en terugdringing van belasting- en premiefraude,
uitkeringsfraude, illegale tewerkstelling en de daarmee
samenhangende misstanden.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden verstrekt op verzoek
van het betreffende bestuursorgaan. De eerste volzin is niet van
toepassing op de verstrekking van gegevens als bedoeld in het
eerste lid, onderdeel k, onder 3o.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:
a. inkomen:
1o. indien over een kalenderjaar een aanslag
inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het
verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, zoals dat in die aanslag is
opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld;
2o. indien over een kalenderjaar geen aanslag
inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbare
loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting
1964, zoals dat blijkt uit de op het kalenderjaar betrekking
hebbende jaaropgaven, vermeerderd met het belastbare
loon van het kalenderjaar waarover loonbelasting is
nageheven van de werknemer;
b. vermogen: de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in
artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
c. Rentebase: op jaarlijkse basis door de Belastingdienst op
geautomatiseerde wijze van banken en soortgelijke instellingen
verkregen gegevens over rente en saldi van bankrekeningen,
gekoppeld aan een sociaal-fiscaalnummer als bedoeld in 2,
derde lid, onderdeel j, van de wet, en opgenomen in een
bestand;
d. kentekenregistergegevens: gegevens afkomstig van de
Rijksdienst voor het Wegverkeer, bestaande uit de datum van
het afgeven van het kenteken, de naam-, adres- en
woonplaatsgegevens van de houder van het kenteken en het
merk en type auto.
6 Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel II. Overgangsbepaling
Tot het moment waarop het bij koninklijke boodschap van 1 juni 2006
ingediende voorstel van wet, houdende algehele herziening van de
douanewetgeving (Algemene douanewet) (kamerstukken 30 580) nadat het
tot wet is verheven, in werking treedt, wordt de bekendmaking van
gegevens door ambtenaren van de Belastingdienst/Douane die bij wettelijk
voorschrift als toezichthouder, controle- of opsporingsambtenaar zijn
aangewezen, zoals die bekendmaking geschiedt op grond van artikel 67,
tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of op grond van
artikel 67, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, zoals die artikelen
luidden op 31 december 2007, aangemerkt als bekendmaking die
noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van
een bestuursorgaan en geacht te zijn opgenomen in vorenstaande
ministeriële regeling.
Artikel III. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De staatssecretaris van Financiën,
Toelichting 7
Toelichting
Algemeen
Inleiding
De onderhavige ministeriële regeling geeft uitwerking aan artikel 67, tweede
lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna:
AWR) zoals dat luidt na inwerkingtreding van de wet van 27 september
2007, houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en
van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale
rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale
rechtshandhaving) (Stb. 376), hierna aan te duiden als: wet Versterking
fiscale rechtshandhaving.
Artikel 67, eerste lid, AWR, zoals dat artikel luidde tot aan de
inwerkingtreding van de wet Versterking fiscale rechtshandhaving,
verplichtte iedereen (dus ook anderen dan medewerkers van de
Belastingdienst) die betrokken is bij de uitvoering van de belastingwetgeving
tot geheimhouding van in dat kader verkregen gegevens. Een bepaling van
gelijke strekking is opgenomen in artikel 67, eerste lid, van de
Invorderingswet 1990 en in artikel 10, eerste lid, van de Registratiewet
1970. Gelet op de ruime wettelijke bevoegdheden die de Belastingdienst
heeft om, soms privacy-gevoelige, informatie over belastingplichtigen te
verzamelen, is de betekenis van de geheimhoudingsplicht groot. Naast het
algemene belang van bescherming van persoonsgegevens gaat het om het
belang dat personen niet van het verstrekken van gegevens aan de
Belastingdienst moeten worden weerhouden door de vrees dat die
gegevens voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor een juiste en
doelmatige uitvoering van de belastingwet. Op grond van het tweede lid van
artikel 67 AWR (oud) kon de minister van Financiën ontheffing van de
geheimhoudingsverplichting verlenen. Het beleid inzake het verlenen van
een ontheffing is neergelegd in het Voorschrift informatieverstrekking
1993 1) (hierna: VIV 1993). In hoofdlijnen komt dit beleid er op neer dat het
verstrekken van informatie over individuele belastingplichtigen alleen
mogelijk is indien een wettelijk voorschrift tot informatieverstrekking
verplicht dan wel de informatieverstrekking kan bijdragen aan het
handhaven van overheidsregelingen of aan het bestrijden of voorkomen van
misbruik of oneigenlijk gebruik van overheidsregelingen.
. . . . .
1) Besluit van 14 december 1993, nr. AFZ92/9318, Stcrt. 1992, 251, zoals laatstelijk gewijzigd
bij Besluit van 1 december 1998, nr. AFZ98/3534N, Stcrt. 1998, 243.
Aanleiding voor de wijziging van artikel 67 AWR is een rapport dat de
Registratiekamer, de voorganger van het College bescherming
persoonsgegevens, een aantal jaren geleden heeft uitgebracht. Daarin werd
geconcludeerd dat het ontheffingenstelsel van artikel 67, tweede lid, AWR
(oud) vervangen zou moeten worden door een transparanter systeem van
gegevensverstrekking door de Belastingdienst. In de nieuwe opzet van
artikel 67 AWR is duidelijk aangegeven in welke gevallen de fiscale
geheimhoudingsplicht niet geldt. Daardoor is sprake van een veel beperkter
ontheffingenstelsel dan onder de oude regeling.
8 Toelichting
Onder de nieuwe tekst van artikel 67 AWR mogen medewerkers van de
Belastingdienst alleen gegevens verstrekken in de volgende gevallen:
- bekendmaking is noodzakelijk voor de uitvoering van de belastingwet of
voor de invordering van een rijksbelasting (artikel 67, eerste lid);
- bekendmaking is verplicht volgens een wettelijk voorschrift (artikel 67,
tweede lid, onderdeel a);
- bekendmaking is noodzakelijk voor de goede vervulling van een
publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan (artikel 67, tweede lid,
onderdeel b);
- bekendmaking vindt plaats aan de belastingplichtige zelf en betreft
gegevens die al eerder door of namens de belastingplichtige zijn
verstrekt (artikel 67, tweede lid, onderdeel c);
- de minister van Financiën heeft ontheffing van de geheimhoudingsplicht
verleend (artikel 67, derde lid).
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Versterking fiscale
rechtshandhaving is een opsomming gegeven van ontheffingen die op grond
van artikel 67, derde lid, AWR verleend kunnen worden (Kamerstukken II
2005/06, 30 322, nr. 3, blz. 19 en 20). Het betreft onder meer de
gegevensverstrekking aan de belastingplichtige zelf, zoals verklaringen over
inkomen, vermogen en de eventuele afwezigheid van belastingschulden.
Tijdens de mondelinge behandeling van genoemd wetsvoorstel in de
Tweede Kamer is hier door de minister van Financiën een nuancering op
aangebracht (Handelingen II, 2006/07, nr. 37-2324). Burgers moeten in het
algemeen een verklaring kunnen krijgen van de Belastingdienst over hun
inkomen, vermogen en belastingschuld. Dit kon op basis van het VIV 1993
al en dit zal in de nieuwe regeling nog steeds mogelijk blijven, zonder dat
daarvoor ontheffing van de minister nodig is. Voorwaarde hierbij is dat de
privacy en veiligheid van de gegevens zijn gewaarborgd. Overigens kunnen
er altijd bijzondere situaties zijn die in de weg staan aan verstrekking van de
genoemde gegevens aan de belastingplichtige zelf. Te denken valt aan
strafzaken en opsporingssituaties. Maar ook in civielrechtelijke procedures
kan het nuttig zijn geen gegevens te verstrekken, bijvoorbeeld in
echtscheidingsprocedures.
In de wet Versterking fiscale rechtshandhaving zijn artikel 67 van de
Invorderingswet 1990 en artikel 10 van de Registratiewet 1970 op dezelfde
wijze en om dezelfde redenen gewijzigd als artikel 67 van AWR. Daarom
wordt in de onderhavige ministeriële regeling tevens uitvoering aan die
delegatiebepalingen gegeven. Met het oog op eenvoud en samenhang
wordt voorgesteld een nieuw hoofdstuk 10A - met één artikel (artikel 43c) -
toe te voegen aan de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake
rijksbelastingen 1994 (hierna: Uitvoeringsregeling AWR) . Daarin worden de
gevallen opgenomen van structurele gegevensverstrekking aan
bestuursorganen krachtens artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR,
artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 alsmede
artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Registratiewet 1970. In artikel 1,
eerste lid, van de Uitvoeringsregeling AWR, wordt vervolgens de reikwijdte
van de regeling uitgebreid met genoemde bepalingen. Waar in deze
toelichting wordt gesproken over de geheimhoudingsplicht van artikel 67
AWR, wordt daarmee tevens de geheimhoudingsplicht van de
Invorderingswet 1990 en de Registratiewet 1970 bedoeld.
Toelichting 9
Opzet van de regeling
De opzet van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR is als volgt. De
bijlagen bij het VIV 1993 waarin de bestuursorganen waren opgenomen
waaraan structureel informatie wordt verstrekt, vormen het uitgangspunt
voor artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Voor zover aan de
informatieverstrekking een wettelijke verplichting ten grondslag ligt, is het
desbetreffende onderdeel niet in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling
AWR opgenomen, omdat artikel 67, tweede lid, onderdeel a, AWR in die
gevallen reeds in een juridische grondslag voorziet.
Voor de informatieverstrekking die plaatsvindt op grond van voorschriften
van niet-fiscale aard is een overgangsbepaling opgenomen in artikel II van
deze ministeriële regeling. Het betreft hier zogenoemde Niet-Fiscale
Douanevoorschriften, dat wil zeggen niet-fiscale regelingen waarvoor de
ambtenaren van de douane zijn aangewezen als controle- en/of
opsporingsambtenaar. Bij de toepassing van deze regelingen komt het voor
dat de douane informatie verkrijgt die van belang is voor andere
bestuursorganen die eveneens met de uitvoering van de desbetreffende
regeling zijn belast. Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot
Algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet)
(Kamerstukken 30 580) zal in de Algemene douanewet een artikel met
betrekking tot de informatieverstrekking (artikel 1:33, derde lid) worden
opgenomen. Tot dat moment geldt de ontheffing zoals die in het VIV 1993
was opgenomen. Dit is geregeld in artikel II van deze ministeriële regeling.
De overige onderdelen van de bijlagen bij het VIV 1993 zijn opgenomen in
het eerste lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Naast de
reeds in de VIV-bijlagen opgenomen gevallen van structurele
gegevensverstrekking staan in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR
ook structurele gegevensverstrekkingen op basis van ontheffingen die nog
niet in de laatst gepubliceerde VIV-bijlagen waren opgenomen.
Artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR zal periodiek aangepast
worden. Ingeval het wenselijk is gegevens te verstrekken aan een
bestuursorgaan dat (nog) niet opgenomen is in de ministeriële regeling, kan
de minister van Financiën ontheffing van de geheimhoudingsplicht verlenen
op grond van het derde lid van artikel 67 AWR. Voor zover de
gegevensverstrekking aan het desbetreffende bestuursorgaan een
structureel karakter krijgt, ligt het in de rede dat het bestuursorgaan bij de
eerstvolgende periodieke aanpassing opgenomen wordt in de ministeriële
regeling.
In het tweede lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR wordt
geregeld dat informatieverstrekking alleen plaats vindt op verzoek. De
Belastingdienst verstrekt dus niet spontaan gegevens aan andere
bestuursorganen. Dit is in lijn met het uitgangspunt van de ontheffingen op
basis van het oude artikel 67, tweede lid, AWR. Een uitzondering vorm de
verstrekking van gegevens aan de officier van justitie op basis van artikel
43c, eerste lid, onderdeel k, onder 3o. Zie hierover de artikelsgewijze
toelichting.
In het derde lid wordt geregeld welk inkomensgegeven de Belastingdienst
verstrekt. Zie de toelichting hierna onder "basisregistratie inkomen". In het
derde lid staan nog enkele andere begripsbepalingen die voor de
toepassing van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR relevant zijn.
Het betreft onder meer een definitie van het vermogensgegeven zoals dat
wordt verstrekt door de Belastingdienst. Overeenkomstig de systematiek
van de Belastingherziening 2001 is daarvoor aangesloten bij de grondslag
op basis waarvan de heffingsgrondslag voor box 3 wordt vastgesteld, te
weten de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2 van de
Wet inkomstenbelasting 2001.
10 Toelichting
Bestuursorgaan
Gegevensverstrekking op grond van artikel 67, tweede lid, onderdeel b,
AWR vindt uitsluitend plaats aan bestuursorganen. Het begrip
bestuursorgaan is afkomstig uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1:1
van de Algemene wet bestuursrecht maakt onderscheid tussen:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is
ingesteld (a-orgaan), en
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed (borgaan).
Het verschil tussen a-organen en b-organen komt bij de toepassing van
artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR naar voren bij de vraag of
sprake is van een bestuursorgaan. Een a-orgaan is bestuursorgaan
qualitate qua terwijl een b-orgaan uitsluitend bestuursorgaan is voor zover
een publiekrechtelijke bevoegdheid wordt uitgeoefend. Dit betekent dat voor
gegevensverstrekking aan een b-orgaan ten behoeve van een nietpubliekrechtelijke
taak geen plaats is in artikel 43c van de
Uitvoeringsregeling AWR. Daarvoor is een afzonderlijke wettelijke
verplichting nodig. Zo zal gegevensverstrekking aan het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds, een geprivatiseerd lichaam, ten behoeve van de
vaststelling van de hoogte van pensioenregelingen niet kunnen plaatsvinden
krachtens artikel 67, tweede lid, onderdeel b, AWR maar uitsluitend op basis
van een wettelijke bepaling.
Doorlevering
Bestuursorganen die op basis van de onderhavige ministeriële regeling
gegevens van de Belastingdienst geleverd krijgen, zijn bevoegd deze door
te leveren aan andere bestuursorganen indien een wettelijk voorschrift
daartoe verplicht. De term "wettelijk voorschrift" is afkomstig uit de
Algemene wet bestuursrecht en ziet op elk algemeen verbindend voorschrift
van zowel de Rijksoverheid als van de decentrale overheden (bijvoorbeeld
een gemeentelijke verordening). Voor doorlevering aan derden, niet zijnde
bestuursorganen, is een wettelijke bepaling, dat wil zeggen een wet in
formele zin of een algemene maatregel van bestuur vereist. Dit hangt
samen met het feit dat het College bescherming persoonsgegeven op grond
van artikel 51, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens bij
voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur
een wettelijk adviesrecht heeft voor zover het de verwerking van
persoonsgegevens betreft. Voor zover de Belastingdienst
inkomensgegevens gaat verstrekken die afkomstig zijn uit de
basisregistratie inkomen (naar verwachting met ingang van 1 januari 2009:
zie de toelichting hierna onder "basisregistratie inkomen"), geldt een
doorleveringsverbod. Overheidsorganen die van het inkomensgegeven uit
de basisregistratie inkomen gebruik willen maken, zullen deze informatie
moeten opvragen bij de bron - de inspecteur - en kunnen het derhalve niet
via een ander overheidsorgaan doorgeleverd krijgen.
Toelichting 11
Basisregistratie inkomen
Met ingang van 1 januari 2009 zal naar verwachting de basisregistratie
inkomen worden ingevoerd 1). De basisregistratie inkomen gaat binnen het
stelsel van basisregistraties fungeren als unieke bron van het
inkomensgegeven. De basisregistratie inkomen wordt opgezet als een
gesloten registratie. Dat betekent dat er een wettelijk voorschrift moet zijn
op grond waaruit de bevoegdheid tot gebruik door het bestuursorgaan blijkt,
hetgeen aansluit op de systematiek van artikel 67 van de AWR. Het
authentieke inkomensgegeven dat de Belastingdienst in de basisregistratie
inkomen gaat opnemen, is:
a. als er over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt
vastgesteld: het verzamelinkomen uit de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. als er geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het op
basis van de Wet op de loonbelasting 1964 bepaalde fiscale jaarloon.
. . . . .
1) Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet
waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een
basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Kamerstukken
31 085).
Vooruitlopend op de invoering van de basisregistratie inkomen wordt voor
de toepassing van de onderhavige ministeriële regeling het door de
Belastingdienst te verstrekken inkomensgegeven op soortgelijke wijze
omschreven. Dit is geregeld in onderdeel a van het derde lid van artikel 43c
van de Uitvoeringsregeling AWR, waar de begripsbepalingen zijn
opgenomen. Na invoering van de basisregistratie inkomen kan vervolgens
worden volstaan met een verwijzing naar het in de AWR gedefinieerde
begrip.
Convenanten
De Belastingdienst werkt samen met diverse bestuursorganen in het kader
van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen waar
elk van deze bestuursorganen verantwoordelijk voor is. Een en ander is
uitgewerkt in convenanten met gemeenten, politie, openbaar ministerie, de
Arbeidsinspectie, de Sociale verzekeringsbank en/of het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen. De grondslag voor de gegevensverstrekking was
voorheen het VIV 1993. In de onderhavige regeling worden deze
handhavingsconvenanten (de zogeheten vrijplaatsconvenanten) opgenomen
in een afzonderlijk onderdeel van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling
AWR. Hetzelfde geldt voor de gegevensverstrekking in het kader van
zogeheten "interventieteams" waarin de Belastingdienst participeert. Het
betreft hier projecten gericht op het voorkomen en terugdringen van
belasting- en premiefraude, uitkeringsfraude, illegale tewerkstelling. Ook
hiervoor is een afzonderlijk onderdeel in artikel 43c van de
Uitvoeringsregeling AWR opgenomen. Andere convenanten die de
Belastingdienst sluit met bestuursorganen worden in artikel 43c van de
Uitvoeringsregeling AWR opgenomen zodra sprake is van structurele
gegevensverstrekking, dus zodra de samenwerking een structureel karakter
krijgt.
Intrekking Voorschrift informatieverstrekking 1993
Het VIV 1993 regelde zoals eerder aangegeven alle ontheffingen krachtens
artikel 67, tweede lid, AWR zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde. Het
ontheffingenstelsel zoals dat is geregeld in het nieuwe derde lid van artikel
12 Toelichting
67 AWR is beperkter van opzet en blijft nog voor drie situaties gehandhaafd.
Ten eerste voor gegevensverstrekkingen aan belastingplichtigen zelf voor
zover de verstrekking niet noodzakelijk is voor de heffing of invordering (op
grond van het eerste lid bestaat in die situatie geen geheimhoudingsplicht)
en voor zover de verstrekking in het voorgestelde artikel 67, tweede lid,
onderdeel c, niet is uitgezonderd van de geheimhoudingsplicht. Daarbij
wordt opgemerkt dat bij de plenaire behandeling van het inmiddels tot wet
verheven wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving is toegezegd
dat, overeenkomstig de praktijk zoals die onder het VIV 1993 werd
toegepast, verklaringen over inkomen, vermogen en de eventuele
afwezigheid van belastingschulden van de belastingplichtige in beginsel
zonder ontheffing aan de belastingplichtige zelf kan worden verstrekt
(Kamerstukken II 2005/06, 30 322, nr. 3, blz. 19 en 20). Zie ook de
Zie het origineel
toelichting hiervoor onder "inleiding".
Ten tweede voor gegevensverstrekkingen die noodzakelijk zijn voor de
goede vervulling van een publiekrechtelijke taak, maar waarbij het
bestuursorgaan (nog) niet is opgenomen in de ministeriële regeling als
bedoeld in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR. Voor zover de
gegevensverstrekking een structureel karakter krijgt, zal het bestuursorgaan
bij de eerstvolgende periodieke aanpassing opgenomen worden in de
ministeriële regeling.
Ten derde voor incidentele of onvoorziene gevallen waarin
gegevensverstrekking gewenst is, bijvoorbeeld vanwege een groot
maatschappelijk belang. Tot 1 januari 2008 vindt incidentele
informatieverstrekking waarvoor ontheffing is verleend, plaats op basis van
hoofdstuk 2.2, onderdeel c, van het VIV 1993. Het VIV 1993 verliest met
ingang van 1 januari 2008 zijn werking en zal derhalve worden ingetrokken.
De onder het VIV 1993 verleende ontheffingen die geen structureel karakter
hebben en dus niet worden opgenomen in artikel 43c van de
Uitvoeringsregeling AWR, blijven geldig zij het met artikel 67, derde lid,
AWR als juridische basis.
Administratieve lasten en uitvoeringskosten Belastingdienst
Gezien het feit dat de onderhavige ministeriële regeling voortvloeit uit de
wet Versterking fiscale rechtshandhaving, zijn de effecten daarvan op de
administratieve lasten reeds meegenomen bij de in de memorie van
toelichting bij het betreffende wetsvoorstel vermelde gevolgen voor de
administratieve lasten. De daar vermelde effecten zijn namelijk, conform de
bestaande praktijk, inclusief de effecten van met de wetswijzigingen
samenhangende lagere regelgeving. Hetzelfde geldt voor de
uitvoeringskosten voor de Belastingdienst.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (Artikel 1 van de Uitvoeringsregeling Algemene
wet inzake rijksbelastingen 1994)
Het eerste lid van artikel 1 van de Uitvoeringsregeling AWR is in
overeenstemming gebracht met de wijzigingen in de delegatiebepalingen
van de wet.
Toelichting 13
Artikel I, onderdeel B (Artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene
wet inzake rijksbelastingen 1994)
Het eerste lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR bevat een
opsomming van bestuursorganen die voor informatieverstrekking in
aanmerking komen. Per bestuursorgaan is aangegeven welke gegevens
voor welk doel verstrekt kunnen worden door de Belastingdienst.
In het tweede lid wordt tot uitdrukking gebracht dat informatieverstrekking
alleen plaats vindt op verzoek. Een uitzondering hierop vormt de
verstrekking van gegevens aan de officier van justitie over strafbare feiten
waarvoor een ieder op grond van artikel 161 van het Wetboek van
Strafvordering bevoegd is aangifte te doen (eerste lid, onderdeel k, onder
3o). In dit verband moet worden gedacht aan de FIOD-ECD. De FIOD-ECD
constateert bij opsporingshandelingen in het kader van haar taakuitoefening
in voorkomende gevallen ook strafbare feiten op een ander terrein dan de
heffing of invordering van rijksbelastingen. Artikel 161 van het Wetboek van
Strafvordering voorziet in de bevoegdheid om hiervan "spontaan", dat wil
zeggen zonder dat daar een verzoek van het openbaar ministerie aan
vooraf gaat, aangifte te doen bij de officier van justitie.
Het derde lid bevat de begripsbepalingen die voor de toepassing van het
eerste lid van belang zijn.
Artikel II (Overgangsbepaling)
Artikel II bevat de overgangsregeling voor gegevensverstrekking op basis
van Niet-Fiscale Douanevoorschriften. Voor een toelichting op dit artikel
wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting onder "opzet van
de regeling".
Artikel III (Inwerkingtreding)
Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze regeling. De
inwerkingtreding is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de wet
Versterking fiscale rechtshandhaving en is derhalve gesteld op
1 januari 2008.
De staatssecretaris van Financiën,
Ministerie van Financiën