Kamerstuk: Kamerbrief inzake reactie op de brief van VluchtelingenWerk Nederland
Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op het verzoek van de vaste
commissie voor Buitenlandse Zaken van 26 november 2007 met kenmerk 07-BUZA-B-065
inzake de brief van VluchtelingenWerk Nederland (hierna: VWN) van 7 november
2007 over een Nederlands echtpaar van Iraakse origine.
Kort weergegeven blijkt uit het feitenrelaas in het rapport van de Nationale
ombudsman over deze zaak dat de vrouw van dit echtpaar in 2004 tijdens een
bezoek in Irak is bevallen. Ten tijde van de bevalling was er in Irak geen
centraal gezag waardoor er op basis van de Iraakse geboorteakte geen
reisdocument ten behoeve van het kind kon worden afgegeven. De ouders zijn
daarom zonder het kind teruggereisd naar Nederland om de juiste documenten te
verzamelen waarmee de identiteit van het kind kon worden vastgesteld.
De uitzonderlijke samenloop van omstandigheden in deze zaak, zoals de
onbekendheid van het echtpaar met de toepasselijke regels en onduidelijke
communicatie tussen VWN, het ministerie en de ambassade, hebben geleid tot deze
'unieke casus' die de VWN aan uw Kamer heeft voorgelegd.
Zo is door mijn ambtenaren aan VWN (in algemene termen) gemeld dat er in
principe geen bezwaar is om een laissez-passer af te geven, indien de ouders
zich met de juiste documenten en het kind zouden melden bij de Nederlandse
ambassade te Ankara. Daarbij is inderdaad niet gemeld dat de laissez-passer
aanvraag door het ministerie zou worden beoordeeld en niet door de ambassade.
Evenmin is gemeld dat indien niet de juiste documenten zouden worden overgelegd,
of indien de overgelegde documenten vragen zouden oproepen, het laissez-passer
zou kunnen worden geweigerd. De Nationale ombudsman heeft het niet actief melden
van deze mogelijkheden opgevat als zijnde in strijd met de actieve
informatieverplichting. Uiteraard accepteer ik dit oordeel, maar met de
toevoeging dat er vanuit mocht worden gegaan dat dit Nederlandse echtpaar in
staat kon worden geacht deugdelijke papieren aan te leveren en dat het daarbij
niet van belang was of die papieren beoordeeld zouden worden door de ambassade
dan wel het ministerie.
Naar aanleiding van de hele gang van zaken heeft VWN verzocht over te gaan
tot vergoeding van de gemaakte kosten.
In een tweetal brieven van de zijde van het ministerie is VWN verzocht aan te
geven op grond waarvan de Staat aansprakelijk is, en derhalve over zou dienen te
gaan tot vergoeding van de gemaakte kosten. Zeker nu het kosten betreft die de
cliënten sowieso hadden moeten maken in het geval zij wel actief waren geï
nformeerd, is het niet onredelijk te oordelen dat deze kosten niet voor
vergoeding door het ministerie in aanmerking komen. VWN heeft echter geweigerd
aan te geven waarom het niet actief informeren van haar cliënten de Staat
schadeplichtig maakt.
Natuurlijk ware het nog beter geweest indien het echtpaar ervan op de hoogte
was gesteld dat de laissez-passer aanvraag door het ministerie in Den Haag
diende te worden beoordeeld. Ook ware het beter geweest dat het echtpaar er nog
eens op was gewezen dat een laissez-passer niet zou worden afgegeven indien de
gevraagde documenten niet juist zouden zijn, dan wel vragen zouden oproepen.
Daar tegenover staat dat het niet onredelijk is aan te nemen dat dit vanzelf
spreekt. Hoe dit ook zij, een en ander laat onverlet dat het echtpaar, bij een
weigering wegens ongenoegzame documenten, in beginsel zelf de in dat geval
bijkomende kosten dient te dragen.
Verder hecht ik eraan er op te wijzen dat de Nationale ombudsman niet heeft
gesteld dat de documenten ten onrechte vragen opriepen. Evenmin heeft de
Nationale ombudsman opgemerkt dat ten onrechte een DNA-onderzoek is verzocht om
de verwantschap tussen het kind en de ouders vast te stellen. Ook heeft de
Nationale ombudsman geen aanbeveling gedaan om te bezien of de kosten voor
vergoeding in aanmerking komen, dan wel de kosten te betalen.
Hoe spijtig het verloop in deze unieke zaak ook is, ik acht de staat niet
gehouden de kosten die de ouders hebben moeten maken om de identiteit van hun
kind (en de verwantschap tussen het kind en de ouders) vast te stellen, op zich
te nemen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken