Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200708292/3
Publicatie datum: vrijdag 21 december 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200708292/3.
Datum uitspraak: 21 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende
het hoger beroep van:
en anderen, wonend dan wel gevestigd te ,
tegen de uitspraak in zaak no. 07/1078 t/m 07/1091 van de
voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 29 oktober 2007 in
het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen.
1. Procesverloop
Bij zes (gelijkluidende) besluiten van 30 januari 2007 heeft het
college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het
college) aan en vijf anderen de last opgelegd,
inhoudende het gebruik als opslagterrein van gronden met de bestemming
"agrarisch gebied" op het perceel kadastraal bekend gemeente
Tubbergen, sectie , nummer , te beëindigen en de met het
bestemmingsplan strijdige materialen, voorwerpen en stoffen te
verwijderen en verwijderd te houden. Aan deze last is een dwangsom
verbonden van 40.000,-- ineens. De begunstigingstermijn is gesteld op
30 maart 2007.
Bij zes (gelijkluidende) besluiten van 23 augustus 2007 heeft het
college de daartegen gerichte bezwaarschriften ongegrond verklaard en
de besluiten van 30 januari 2007 met een gewijzigde grondslag
gehandhaafd. De begunstigingstermijn is gesteld op 22 oktober 2007.
Bij uitspraak van 29 oktober 2007, verzonden op 30 oktober 2007, heeft
de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de
voorzieningenrechter) voor zover hier van belang de daartegen door
verzoekster en vijf anderen ingestelde beroepen ongegrond verklaard en
het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat is ingesteld
door , gevestigd aan de te .
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2007, hebben
verzoekster en zes anderen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak
van de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang.
Bij brief, eveneens bij de Raad van State ingekomen op 28 november
2007, hebben verzoekster en zes anderen de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn desgevraagd door het college
nadere inlichtingen verschaft bij brief van 29 november 2007. Deze
brief is aan de gemachtigde van verzoekster en anderen gezonden.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. De Voorzitter stelt vast, dat door verzoekster en anderen geen
gronden zijn aangevoerd tegen de aangevallen uitspraak voorzover deze
strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van [verzoeker
A], gevestigd aan de te .
De Voorzitter zal zich hier thans niet over uitlaten, doch zich
concentreren op de vraag, of er bij verzoekster en anderen niettemin
een spoedeisend belang bestaat bij het treffen van een voorlopige
voorziening.
2.3. Nu verzoekster en anderen hebben verzocht hun hoger beroep
gegrond te verklaren, wordt ervan uitgegaan dat zij bij wijze van
voorlopige voorziening de besluiten van 23 augustus 2007 geschorst
willen zien voor zover daaraan een dwangsom is verbonden, totdat
uitspraak in hoger beroep is gedaan.
2.4. Gelet op de door het college gestelde termijn en de brief van het
college van 29 november 2007, moet ervan uit worden gegaan dat de
dwangsom van 40.000,-- op 22 oktober 2007 is verbeurd. Het verzoek
dient daarom wegens het ontbreken van een spoedeisend belang als
kennelijk ongegrond te worden afgewezen. Voor zover verzoekster en
anderen met hun verzoek beogen te bereiken dat niet tot invordering
van de dwangsom wordt overgegaan alvorens de Afdeling in het
bodemgeschil uitspraak heeft gedaan, merkt de Voorzitter op dat -
uitsluitend - de burgerlijke rechter bevoegd is kennis te nemen van
een geschil betreffende de invordering van een dwangsom.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2007
66.