Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200703286/1
Publicatie datum: vrijdag 21 december 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Beesel
Proceduresoort: Overig
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200703286/1.
Datum uitspraak: 21 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
, wonend te ,
en
het college van burgemeester en wethouders van Beesel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Beesel (hierna: het college) een verzoek van
om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met
betrekking tot het door gedreven café op het
perceel te afgewezen.
Bij besluit van 26 maart 2007, verzonden op 27 maart 2007, heeft
verweerder het door hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond
verklaard.
Tegen dit besluit heeft bij brief van 5 mei 2007, bij de
Raad van State ingekomen op 8 mei 2007, beroep ingesteld.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van
. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van
. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar
een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2007,
waar , in persoon, en het college, vertegenwoordigd door
mr. W. van der Burgt, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn
verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit,
waarbij het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen
wegens het overschrijden van de geluidgrenswaarden, opgenomen in
voorschrift 1.1.1 van bijlage B bij het Besluit horeca-, sport- en
recreatie-inrichtingen milieubeheer is afgewezen, in stand gelaten.
2.2. Het college heeft bij besluit van 26 februari 2007 aan
de door gewenste last onder dwangsom
opgelegd. Daarmee heeft het college reeds voor het nemen van het
bestreden besluit alsnog gevolg gegeven aan het verzoek om handhaving
van 6 augustus 2006, waarop het besluit van 28 november 2006
betrekking had. Het college heeft daarom terecht - zij het op andere
gronden - geen aanleiding gezien bij het bestreden besluit opnieuw tot
toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen over te gaan. De
beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2007
262-491.