Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
Raad voor Cultuur
Postbus 61243
2506 AE DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
21 december 2007 DK/I&I/2007/54037
Onderwerp
Reactie op advies podiumkunstenbestel
voor de jeugd 2009-2012
Geachte Raad,
Allereerst wil ik u hartelijk danken voor het advies podiumkunstenbestel voor de jeugd 2009-2012 dat u
mij op 7 december jl. heeft gestuurd. In een kort tijdsbestek heeft de speciaal hiervoor door u
ingestelde commissie zich aan de hand van de door mij verstrekte opdracht gebogen over de
beschrijving van een evenwichtig podiumkunstenbestel voor de jeugd. Met uw advies als leidraad
beschrijf ik in deze brief welke instellingen voor subsidie in aanmerking komen in het kader van de
instandhoudings- en ontwikkelingsfunctie van de landelijke basisinfrastructuur voor de
jeugdpodiumkunsten, allereerst voor de periode 2009-2012. Instellingen die buiten dit kader vallen
kunnen een verzoek tot meerjarige subsidiering indienen bij het Nederlands Fonds voor
Podiumkunsten+.
Een afschrift van deze reactie stuur ik ter informatie naar de Tweede Kamer. Deze reactie vormt
tezamen met de Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen die op 1 november 2007 in
werking getreden is het beleidskader voor subsidieaanvragen van jeugdpodiumkunsteninstellingen.
Algemeen
De opdracht aan u voor dit advies luidde: `Het (verder) analyseren van het muziek-, muziektheater-,
dans- en theateraanbod voor de jeugd, het schetsen van een (toekomstig) samenhangend op landelijk
niveau functionerend podiumkunstenbestel voor de jeugd en het formuleren van een visie op de
financieringsstructuur van het bestel waarbij ingegaan wordt op de (verschillende)
verantwoordelijkheden van de overheden.' Het advies en mijn reactie daarop beogen om in lijn met
de uitgangspunten zoals neergelegd in de nota Verschil Maken voor de jeugdpodiumkunsten te
komen tot een duidelijk onderscheid tussen een groep van instellingen die direct door mijn ministerie
wordt gesubsidieerd in het kader van de basisinfrastructuur en een groep van instellingen waarvoor
blad 2/5
het NFPK verantwoordelijk is. Centraal staat de verdeling van de bestaande taken over de te
subsidiëren instellingen; er is geen sprake van een inhoudelijke herijking van het beleid. Dat zou in het
korte tijdsbestek waarin het advies tot stand moest komen ook een onmogelijke opgave zijn geweest.
Daarnaast ben ik van mening dat het advies slechts gedeeltelijk ingaat op de financieringsstructuur
van het bestel en de (verschillende) verantwoordelijkheden van de overheden.
Gedurende de nieuwe subsidieperiode zal ik in overleg met u, het IPO, de VNG en het NFPK de tijd
nemen om het beleid voor het jeugdaanbod in de podiumkunsten meer inhoudelijk vorm te geven,
waarbij de afstemming tussen aanbod en afname en de positie van het jeugdbestel in de keten van de
podiumkunsten verder uitgewerkt moeten worden. Dit is niet in de laatste plaats van belang omdat ik
daarbij ook een verbinding wil leggen met de krachtige impuls die mijn voorgangers en ik aan de
vraagkant (via Cultuur & School, kunsteducatie e.d.) hebben gegeven aan het jeugdcultuurbeleid, niet
alleen inhoudelijk maar ook in financiële zin.
Financiën
Alvorens inhoudelijk te reageren ga ik eerst in op uw opmerkingen ten aanzien van de financiering van
uw advies. U geeft aan het niet zinvol te vinden om het door u gegeven advies over het bestel
jeugdpodiumkunsten te effectueren als het met de huidige middelen bekostigd moet worden.
Daarnaast merkt u op dat de noodzakelijke substantiële verhoging van de subsidie niet ten koste mag
gaan van het beschikbare budget van het NFPK.
Ik heb eerder aangegeven dat de systeemwijziging als zodanig budgettair neutraal zal worden
uitgevoerd. Met het fonds heb ik de afspraak gemaakt dat voor de instellingen die door de
systeemwijziging overgaan naar het fonds de daarbij behorende budgetten beschikbaar zijn. Dit biedt
het fonds de ruimte om een volwaardige rol te kunnen spelen in het podiumkunstenveld. Tegelijk
beperkt dit de financiële ruimte voor instellingen in de basisinfrastructuur. Dat heeft consequenties
voor de manier waarop ik met een aantal van uw adviezen omga. In de adviesaanvraag aan u in
februari 2008 zal ik nader op het financieel kader ingaan.
Reactie IPO en VNG
IPO en VNG hebben mij door middel van schriftelijke reacties laten weten wat het standpunt van de
provincies en gemeenten ten aanzien van het advies is. Het IPO merkt in haar reactie op uw advies op
dat de binding met jongeren, educatieve programma's en het spelen van schoolvoorstellingen - kortom
met participatie - ontbreekt, hetgeen nu juist het fundament is van deze sector. Bovendien mist het
IPO aanknopingspunten voor een andere visie op de verdeling van verantwoordelijkheden tussen
overheden.
De VNG mist in het advies inzicht in het aanbod en de wijze waarop deze keten in steden en regio's
vorm krijgt. Vervolgens zou de VNG het aantal instellingen in de basisinfrastructuur ten opzichte van
het advies uitgebreid willen zien met aparte disciplines als poppen- en objecttheater, muziektheater in
het jeugdtheaterbestel. In het jeugddansbestel gaat de VNG uit van zeven gezelschappen met aandacht
voor de verdeling over de disciplines als modern, jazz, volks- en showdans. Verder zou de VNG graag
blad 3/5
zien dat budgetten van orkesten en ensembles geoormerkt worden voor jeugdmuziek en vraagt zij
aandacht voor de niet-klassieke muziekdisciplines. Ook de VNG acht verschuivingen binnen de huidige
verhoudingen en financiering van overheden in de toekomst mogelijk.
Ik onderschrijf zowel in de reactie van het IPO als van de VNG het feit dat de drie overheden
gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor een evenwichtig jeugdbestel. Het is mijn voornemen om
te komen tot een heldere taakverdeling en financiering tussen de drie overheden. In het komende
convenantoverleg in mei en juni zal ik dit agenderen.
Schets basisinfrastructuur podiumkunsten voor de jeugd
Zoals ik in Kunst van Leven reeds schreef is de zorg voor een goed en divers podiumkunstenaanbod
voor kinderen en jongeren een culturele taak van onder andere de landelijke overheid. Net als u
beschouw ik daarbij de drie podiumkunstendisciplines als principieel gelijkwaardig. En net als u ben ik
van mening dat er op dit moment nog geen evenwichtig bestel voor de jeugdpodiumkunsten bestaat.
Het is mijn streven de komende periode aan de opbouw van zo'n evenwichtig
jeugdpodiumkunstenbestel te gaan werken. In uw advies geeft u aan op welke wijze u denkt dat er aan
dat volwaardige bestel gebouwd kan worden. U legt hiervoor de verantwoordelijkheid bij alle drie de
overheidslagen en ziet rollen weggelegd voor de verschillende spelers in het jeugdpodiumkunstenveld:
producenten, podia, productiehuizen en sectorinstituten. Uw advies schetst, per jeugddiscipline in
verschillende mate, een groeimodel.
Instandhoudingsfunctie
- Algemeen -
Op basis van uw advies stel ik dat de jeugdpodiumkunstinstellingen gezamenlijk een over het land
gespreid, breed, kwalitatief hoogwaardig en divers aanbod van muziek, dans en theater voor publiek
van kleuter- tot en met adolescentenleeftijd moeten garanderen. Daarbij dient er structureel aandacht
te zijn voor producties voor de leeftijd vanaf twaalf jaar zodat het aanbod voor deze doelgroep vergroot
wordt. Voor de realisatie van deze producties voor jongeren is het geheel van volwassenen- en
jeugdpodiumkunsteninstellingen (zowel theater, dans als muziek) in een bepaalde stad of regio
gezamenlijk verantwoordelijk.
- Jeugdtheater -
Ik neem uw gedachtegang over met betrekking tot de subdisciplines jeugdmuziektheater en
jeugdpoppen- en jeugdobjecttheater. Naast jeugdtheatergezelschappen kunnen gezelschappen die
zich toeleggen op muziektheater (zowel met muziek als met tekst als uitgangspunt), poppentheater en
objecttheater voor de jeugd een subsidieaanvraag voor jeugdtheater doen in het kader van de
basisinfrastructuur. Vanwege de door u genoemde argumenten volg ik uw advies om het aantal
jeugdtheatergezelschappen dat kan worden gesubsidieerd in het kader van de basisinfrastructuur ten
opzichte van het door u geadviseerde aantal van acht in Innoveren, participeren! uit te breiden tot
negen. Deze negen gezelschappen zijn als volgt gespreid over het land: telkens één gezelschap dat
verantwoordelijk is voor het aanbod in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, eveneens
telkens één gezelschap dat verantwoordelijk is voor het aanbod in de regio's Noord en Midden en
blad 4/5
telkens twee gezelschappen die verantwoordelijk zijn voor het aanbod in de regio's Oost en Zuid. De
gezelschappen in de drie steden kunnen het spreidingsgebied Noord-Holland en Zuid-Holland voor hun
rekening nemen.
Evenals in Innoveren, participeren! pleit u voor minimaal twee grote jeugdtheatergezelschappen in de
basisinfrastructuur. Vanwege de concentratie van publiek en makers, theaterinitiatieven en de
ontwikkelingen in de jeugdtheatersector zou één van deze grote jeugdtheatergezelschappen gevestigd
moeten zijn in Amsterdam. De tweede locatie wijst u niet aan omdat de potentie om uit te groeien tot
een groot jeugdtheatergezelschap sterk afhankelijk is van de ambities en kwaliteiten van een
gezelschap. Hoewel ik uw redenering voor deze twee grote jeugdtheatergezelschappen kan volgen, heb
ik gezien het beperkte financieel kader geen ruimte om op dit moment invulling aan deze aanbeveling
te geven. Het is wel mijn inzet gezamenlijk met de andere overheden te bekijken op welke wijze deze
schaalvergroting binnen het jeugdtheater in de toekomst vorm kan krijgen.
- Jeugddans -
Met betrekking tot de instandhoudingsfunctie in de jeugddans wordt de periode 2009-2012 gezien als
opbouwperiode. Gezien het beperkt aantal jeugddansmakers en gezelschappen is tijdens deze
opbouwperiode plaats voor subsidiering van een gering aantal jeugddansgezelschappen in het kader
van de basisinfrastructuur. Deze jeugddansgezelschappen zijn zoveel mogelijk landelijk gespreid. Voor
de eventueel overige jeugddansgezelschappen bestaat de mogelijkheid een aanvraag te doen voor een
(meerjarige) subsidie bij het NFPK. In gezamenlijk overleg met de andere overheden zal ik bezien of en
hoe er impulsen te geven zijn aan het jeugddansbestel.
- Jeugdmuziek -
In navolging van uw advies beperk ik het bestel jeugdmuziek tot de jeugdconcerten. Voor het
jeugdmuziektheater verwijs ik naar wat ik daar hierboven bij jeugdtheater over heb gezegd. De
instellingen die jeugdconcerten verzorgen worden gesubsidieerd door OCW (orkesten) en door het
NFPK (ensembles). In navolging van uw advies zie ik geen ruimte voor subsidiering in het kader van de
basisinfrastructuur voor andere instellingen. U stelt voor om de orkesten en ensembles een
geoormerkt budget ter uitvoering van de taken voor de jeugd te geven. Ik overweeg dit mee te nemen in
mijn adviesaanvraag, maar ga in eerste instantie uit van de eigen verantwoordelijkheid van de orkesten
en ensembles om aandacht te (blijven) schenken aan het geven van jeugdconcerten.
- Jongerentheater en talentontwikkeling -
Uw opmerking dat de instellingen die het produceren van jongerentheater combineren met een
kerntaak op het gebied van talentontwikkeling van jongeren, geen onderdeel uitmaken van de
landelijke basisinfrastructuur, neem ik over. Net als u zie ik mogelijkheden voor een rol van het nieuwe
Fonds voor Cultuurparticipatie in dit segment van de podiumkunstensector.
blad 5/5
Ontwikkelfunctie basisinfrastructuur jeugdpodiumkunsten
- Algemeen -
U stelt dat bij alle drie de disciplines (theater, dans en muziek) de ontwikkelfunctie van groot belang is.
Om die reden heeft u deze functie bij uw advies betrokken. Ik deel uw mening over het belang van de
ontwikkelfunctie. De al dan niet bestaande productiehuizen (voor podiumkunsten voor de jeugd en/of
volwassenen) nemen deze ontwikkelfunctie voor de jeugdpodiumkunsten voor hun rekening. Ik vind het
van belang dat de afzonderlijke disciplines voldoende aandacht krijgen. Dit hoeft evenwel niet te
betekenen dat er in elke discipline evenveel productiehuizen zijn. In lijn met mijn beleid voor
productiehuizen zoals neergelegd in Kunst van Leven wil ik dan ook geen maximumaantal benoemen.
In iedere discipline geldt dat er in ieder geval sprake zou moeten zijn van één productiehuis dat de
ontwikkelfunctie voor een onderdeel van de jeugdpodiumkunsten tot (één van) zijn taken rekent. Ik
onderschrijf uw taakomschrijving voor het productiehuis voor jeugdmuziek: het ontwikkelen van
specifiek jeugdmuziekaanbod en het onderzoeken van geschikte manieren om muziek op een
aantrekkelijke wijze voor de jeugd te presenteren. Voor de eisen waaraan een productiehuis moet
voldoen verwijs ik naar de ministeriële regeling.
Relatie met het Nederlands Fonds Podiumkunsten+
Het Rijk en het NFPK zijn samen verantwoordelijk voor een goed gespreid aanbod van de
jeugdpodiumkunsten. Zoals ik hierboven al heb aangegeven zal de overdracht van instellingen uit de
huidige Cultuurnota aan het NFPK budgettair neutraal verlopen. Voor wat betreft de inzet van de
andere overheden voor de instellingen die voortaan subsidie zullen ontvangen van het NFPK heb ik
geen signalen ontvangen dat dit zich zal wijzigen. Met betrekking tot de relatie met het NFPK stelt u
dat het fonds de jeugdpodiumkunsteninstellingen die nu subsidie krijgen in het kader van de
Cultuurnota en in de toekomst een beroep doen op een subsidie van het fonds, bij een positieve
beoordeling voor vier jaar door dit fonds gesubsidieerd worden. Een dergelijke beslissing acht ik echter
de verantwoordelijkheid van het NFPK zelf.
Beoordeling ingediende subsidieaanvragen
De aanvragen die voldoen aan de eisen voor de basisinfrastructuur worden, conform uw voorstel,
beoordeeld door de algemene commissies van de Raad. De ministeriële regeling is daarbij het
uitgangspunt. Deze reactie geldt als een nadere beleidsmatige invulling. Ik verzoek u in lijn met deze
reactie te adviseren over de ingediende aanvragen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk