Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Verslag SLOA 2005-2006

Vierde Verslag van de
Wet Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten ter aanbieding aan de Tweede Kamer der Staten Generaal

Ministerie van OCW, december 2007

SLOA verslag 2005-2006

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding 4
1.1 Toelichting op de Wet SLOA en het verslag 4
1.2 Doelen van SLOA-activiteiten 4
1.3 Werkwijze 5
1.4 Opbouw van het verslag 5 Hoofdstuk 2 Primair onderwijs 7
2.1 Innovatiebeleid 7
2.1.1 Inleiding 7
2.1.2 Ruimte voor de school 7
2.1.3 Kwaliteit en innovatie 8 2.1.4 Leerlingen en ouders 9 2.1.5 School en omgeving 9 2.1.6 Samenhangende zorgprojecten 9 2.1.7 Onderwijsachterstanden 10 2.2 Ontwikkelactiviteiten van de instellingen 10 2.2.1 APS: Humanistisch Vormingsonderwijs 10 2.2.2 Denktank CPS 10 2.2.3 Denktank KPC Groep 11 2.2.4 Denktank APS 11 2.2.5 Ontwikkeling en veldaanvragen SLO 12 2.2.6 Expertisegroep CITO 12 Hoofdstuk 3 Voortgezet onderwijs 13
3.1 Innovatie 13 3.1.1 Maatschappelijke en pedagogische functie van de school 13 3.1.2 Oriëntatie en voorbereiding op de toekomst 14 3.1.3 Primair proces 14 3.1.4 Onderwijs- en Schoolorganisatie 15 3.2 Ontwikkelingsactiviteiten van de instellingen 16 3.2.1 Denktank APS 16 3.2.2 Denktank CPS 17 3.2.3 Denktank KPC Groep 17 3.2.4 Ontwikkeling (R&D) SLO 18 3.2.5 Expertisecentrum CITO 18 3.3 Veldondersteuning 19 3.3.1 Kortlopend onderwijsonderzoek (LPC) 19 3.3.2 Veldaanvragen (SLO) 20 3.4 Landelijke voorzieningen t.b.v. het onderwijs 21 3.4.1 Examenontwikkeling CITO 21 3.4.2 Nationaal Informatie centrum voor Leermiddelen - NICL 22 3.4.3 Vrijval 23 Hoofdstuk 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 24
4.1 Inleiding 24
---

4.2 Hoofdlijnenbrief 2005-2006 24 4.2.1 Algemeen beleidskader 24 4.2.2 Aansluiting 24 4.3 Innovatie 25 4.3.1 SLO 25 4.3.2 CITOgroep 25 4.3.3 CINOP 25 4.4 Denktank 25 4.4.1 APS 25 4.4.2 CPS 25 4.4.3 KPC Groep 26 4.4.4 CINOP 26 4.5 Leerplanontwikkeling 26 4.5.1 CINOP 26 4.6 Algemeen oordeel 26

Bijlagen
Bijlage 1 Overzicht van aard en omvang activiteiten 28 Bijlage 2 Bronnenmateriaal 30


---

Hoofdstuk 1 Inleiding


1.1 Toelichting op de Wet SLOA en het verslag Vanaf 1 januari 1999 worden de onderwijsondersteunende activiteiten uitgevoerd op grond van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet SLOA). Daarvoor was de Wet op de onderwijsverzorging (WOV) van toepassing. Artikel 9 van de Wet SLOA voorziet erin dat de minister eenmaal per twee jaar verslag doet aan de Tweede Kamer over de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten (conform de Hoofdlijnenbrief). Dit vierde verslag heeft betrekking op de jaren 2005 en 2006.

Van 1 januari 1999 tot 1 januari 2002 kwamen uitsluitend de volgende instellingen in aanmerking voor subsidie onder de Wet SLOA: de drie Landelijke Pedagogische Centra (LPC, te weten het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS), het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS Onderwijsontwikkeling en advies) en het Katholiek Pedagogisch Centrum (KPC Groep), het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO), het Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO) en het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP).
Vanaf 2002 kregen, naast de zes SLOA-instellingen, ook andere instellingen de mogelijkheid subsidie aan te vragen op grond van de Wet SLOA ("vrijval"). Per 1 januari 2005 zijn deze vrijvalmiddelen overgeheveld naar het onderwijs (amendement Slob / Hamer).

Artikel 18 van de Wet SLOA bepaalt dat de minister, zes jaar vanaf de effectieve werking van de Wet, een verslag opstelt over de werking van de Wet SLOA. De evaluatie heeft in 2004 plaatsgevonden. Begin december 2005 is nader overlegd met de betrokken actoren over de toekomstige werking van de Wet SLOA. Op 3 oktober 2005 is een eerste brief naar de Kamer gezonden (Kamerstuk 30.300 VIII, nr. 8) waarin de beleidsvoornemens voor de sectoren po, vo en bve voor de komende periode zijn vastgelegd. In vervolg hierop is bij brief van 1 februari 2006 aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 30.300, VIII, nr. 182) dat het proces van vraagsturing verder zal worden versterkt. De Kamer heeft op 9 maart 2006 in een Algemeen Overleg en op 23 maart 2006 in een Voortgezet Algemeen Overleg de beleidsvoornemens besproken. De uitkomsten zijn vastgelegd in de Vaststellingsovereenkomst afronding evaluatie SLOA waarmee OCW, de SLOA-instellingen en sectororganisaties zich hebben verplicht deze met ingang van de datum van ondertekening (22 september 2006) uit te voeren. Partijen hebben zich in de vaststellingsovereenkomst akkoord verklaard met de uitgangspunten die in de brieven naar de Kamer zijn geformuleerd. In de vaststellingsovereenkomst zijn voor de onderscheiden instellingen afzonderlijke bepalingen opgenomen.


1.2 Doelen van SLOA-activiteiten
Het beschikbare budget werd met de volgende doelen bij instellingen ingezet:


1. Het sectoraal ondersteunen van scholen primair- en voortgezet onderwijs en instellingen bij de invoering van onderwijsbeleid: innovatieactiviteiten (alle instellingen). De ondersteunende instellingen werken samen met het veld aan het vernieuwen van het onderwijs. Deze functie wordt geleidelijk volledig afgebouwd in relatie met de toenemende autonomie en innovatief vermogen van de scholen / ROC's.


---


2. Het via maatwerk ondersteunen van scholen primair- en voortgezet onderwijs, ROC's en gemeenten: kortlopend veldonderzoek (LPC), het afhandelen van veldaanvragen (SLO) en leerplanontwikkeling (SLO en CINOP). Een deel van het SLOA-budget voor LPC en CINOP werd besteed aan activiteiten op aanvraag van scholen en instellingen. Inmiddels is eenderde deel van dit budget omgelegd naar de scholen en ROC's, dit geld is voor hen vrij besteedbaar.


3. Het instandhouden van bepaalde landelijke onderwijsvoorzieningen: examenproductie (CITO), het Nationaal Informatiecentrum Leermiddelen (NICL) (SLO) en Humanistische Vormingsonderwijs (HVO) (APS). Deze voorzieningen worden op grond van de wet centraal in stand gehouden. In dit verslag zal een korte beschrijving worden gegeven van de activiteiten die in het kader van de examenproductie, het NICL en het HVO in 2005 en 2006 zijn uitgevoerd.


4. Advisering aan de minister en de sectoren po, vo en bve over onderwijsinnovaties en het instandhouden van bij de instellingen opgebouwde expertise en kennis: Denktankactiviteiten (LPC en CINOP), Ontwikkeling (SLO) en het Expertisecentrum (CITO). De subsidie voor deze activiteiten is erop gericht, middels studie, pilots en verkenningen, relevante maatschappelijke ontwikkelingen te vertalen naar de onderwijspraktijk. Veel activiteiten worden samen met scholen primair- en voortgezet onderwijs of instellingen ontwikkeld.


5. Ten slotte zijn er nog enkele reguliere activiteiten t.w. de uitvoering van het beleid ten aanzien van Hoogbegaafden en Olympiades.


1.3 Werkwijze
Voor de subsidiëring van SLOA-activiteiten wordt jaarlijks een vaste procedure gevolgd. De SLOA-cyclus begint met de Hoofdlijnenbrief van het ministerie van OCW. Hierin staan de prioriteiten voor de onderwijsondersteunende activiteiten voor twee kalenderjaren, met het accent op het eerste jaar. De minister van OCW stelt jaarlijks voor 1 april de Hoofdlijnenbrief vast. Tijdens de voorbereiding van de Hoofdlijnenbrief vindt overleg plaats met de betrokken instellingen, alsmede met derden zoals Schoolmanagers VO (thans VO-raad), de Bve Raad (thans MBO Raad) en het COLO.
Op basis van de Hoofdlijnenbrief dienen de instellingen subsidieaanvragen in. Deze bestaan uit een algemeen beleidsplan en een activiteitenoverzicht, waarin onder meer de samenhang tussen activiteiten en de afstemming met derden en wijze van evalueren wordt beschreven. Het departement geeft hierop, voor 1 oktober, de beschikkingen af. Per 1 januari van het jaar daarop starten de activiteiten. Tijdens het uitvoeringsjaar is er regelmatig overleg tussen de ambtenaren, instellingen en eventuele derden over de voortgang van de activiteiten. Tussentijds dienen de instellingen twee tussenrapportages (rond 15 september en 15 december) in over de inhoudelijke en financiële stand van zaken per project. De instellingen leggen verantwoording af voor de bestede middelen, middels een uitgebreid controleprotocol. De instellingen dienen na afloop van een uitvoeringsjaar hiervoor een eindrapportage in, met een activiteitenverslag en financiële verantwoording, voorzien van een accountantsverklaring. Na goedkeuring van de verantwoording worden de verleende subsidies definitief vastgesteld en afgerekend.


1.4 Opbouw van het verslag
Na het inleidende hoofdstuk volgen drie hoofdstukken met activiteiten per sector; primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
---

Het verslag gaat vergezeld van een globaal overzicht van de bestede rijksbegrotingsmiddelen gedurende de verslagperiode. Dit overzicht van besteding van de middelen is te vinden in bijlage 1.

Het verslag is met medewerking van de instellingen tot stand gekomen. Elke instelling heeft een dossier opgesteld met gegevens over de verrichte activiteiten. De desbetreffende Hoofdlijnenbrieven voor 2005 en 2006 en enkele rapportages van SLOA-domeinen zijn gedeponeerd bij de griffie van de VKC van OCW (zie bijlage 2 voor titels van deze rapportages).


---

Hoofdstuk 2 Primair onderwijs


2.1 Innovatiebeleid

2.1.1 Inleiding
Algemeen beleidskader
Het algemene beleidskader van voorgaande jaren werd in de periode 2005 en 2006 voortgezet. Dit beleidskader was erop gericht om scholen in staat te stellen te voldoen aan de behoefte van een gedifferentieerd onderwijsaanbod. Dit vraagt een andere "houding" van scholen ten opzichte van hun omgeving. Scholen zouden in staat moeten worden gesteld om zich te profileren als professionele flexibele organisaties. Dit vraagt ook een andere houding van de overheid: scholen moet meer beleidsruimte worden geboden. Consequentie hiervan is dat onderwijsinnovatie meer van onderop tot stand moet komen. De innovatieprojecten in het primair onderwijs zouden nadrukkelijk het karakter moeten krijgen van ondersteuning van scholen bij het vormgeven van die innovatie. In deze verslagperiode zijn enkele belangrijke mijlpalen bereikt in deze ontwikkeling. Met name zijn dat de invoering van de lumpsum, de vraagfinanciering schoolbegeleiding en de invoering van de nieuwe, meer globale kerndoelen.
Als gevolg van dit beleidskader is in de periode 2005-2006 de positie van de sector, in de figuur van het PO Platform Innovatie, in de aansturing van de innovatieactiviteiten steeds belangrijker geworden.

Hoofdlijnen
De hoofdlijnen van beleid waarop innovatieactiviteiten waren gericht waren in 2005, evenals in de daaraan voorafgaande jaren, "`Versterking van de kwaliteit", "School en omgeving", "Omgaan met verschillen en integratie van leerlingen".
Voor het jaar 2006 werd aan de hand van het beleidsplan Koers Primair Onderwijs van juni 2004 een nieuwe insteek voor de hoofdlijnen gekozen. De hoofdlijnen werden "Ruimte voor de school", "Kwaliteit en innovatie", "Onderwijspersoneel en organisatie", "Leerlingen en ouders", "School en omgeving" en "Verantwoordelijkheid en verantwoording".
Innovatietrajecten zijn langlopend en intensief. Voor nieuw beleid als gevolg van deze nieuwe insteek was daardoor slechts beperkte (financiële) ruimte beschikbaar. Doorlopende projecten konden over het algemeen binnen de nieuw gedefinieerde hoofdlijnen worden ingepast. In de verslaglegging zal worden uitgegaan van de indeling in hoofdlijnen uit 2006. Voor de hoofdlijnen "Onderwijspersoneel en organisatie" en "Verantwoordelijkheid en verantwoording" werden echter geen activiteiten van de ondersteunende instellingen gevraagd. Om die reden blijven deze hoofdlijnen verder buiten beschouwing. De meest in het oog springende projecten binnen deze hoofdlijnen worden kort omschreven.

2.1.2 Ruimte voor de school
Gevraagd werden activiteiten die gericht waren op het volgende:
· Het identificeren en formuleren van ondersteuningsvragen
· Implementatie van kerndoelen en leerlijnen

· Medezeggenschap

· Verantwoordelijkheid voor eigen kwaliteitsbeleid en verantwoording over bereikte resultaten
· Verbeterplannen voor zeer zwakke scholen.
In het project "Implementatie lumpsum" van het APS werd de bekostigingssystematiek gekoppeld aan het strategisch beleid van een school. Uit het project bleek dat scholen met grotere bestedingsvrijheid beter in staat zijn hun eigen ontwikkeling vorm te geven. Het project "Integrale beleidsontwikkeling"
---

van het APS had als centrale vraag hoe bij bestuurlijke ontwikkeling de kwaliteit van het onderwijs en het leren van kinderen centraal kan worden gesteld. Na de definitieve vaststelling van de kerndoelen en de geleidelijke invoering daarvan vanaf schooljaar 2006-2007 heeft de SLO alle kerndoelen uitgewerkt in tussendoelen en leerlijnen (Tule). De herziene kerndoelen zijn globaal geformuleerd waardoor scholen ruimte hebben om deze naar eigen goeddunken uit te werken en in te vullen. Tule biedt vooral uitkomst voor scholen die hun curriculum zelf willen vormgeven of die de kerndoelen gebruiken om keuzes te maken in hun methodes of bij hun verantwoording naar ouders of de overheid. Tule is digitaal beschikbaar (http://tule.slo.nl/). Hoewel de herziene kerndoelen nog redelijk recent zijn ingevoerd is een eerste monitoring in de praktijk uitgevoerd, met als doelen zicht krijgen op: de rol die kerndoelen spelen in het basisonderwijs, wensen en behoeften die men heeft ten aanzien van de kerndoelen; de wens tot autonomie. Gegevens zijn op twee manieren verzameld: kwantitatieve gegevens zijn verzameld via een enquête op internet bij directeuren van basisscholen. Hieraan hebben in totaal ruim 300 directeuren meegedaan. Kwalitatieve gegevens zijn verzameld via een bijeenkomst met 12 directeuren van verschillende basisscholen, waarmee verdiepende informatie verkregen is. De resultaten, conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek worden gebruikt bij het aanpassen van Tule en voor de herziening op termijn van een nieuwe generatie kerndoelen basisonderwijs.

2.1.3 Kwaliteit en innovatie
Voor de hoofdlijn kwaliteit en innovatie werden in de desbetreffende hoofdlijnenbrieven activiteiten gevraagd op het gebied van de kwaliteitszorg en voor verbetering van het onderwijs in een aantal educaties als techniek, natuur- en milieueducatie en de overgewichtproblematiek. Scholen werden bekend gemaakt met zelfevaluatie en collegiale visitatie in "Ziezo, kwaliteitszorg" een gezamenlijk project van APS, CPS en KPC Groep.
In het project "Zwak presterende basisscholen" van APS werden instrumenten die kunnen voorkomen dat zwak presterende scholen verder achteruit gaan, verzameld, ontworpen en beschreven. KPC Groep produceerde het rapport "Het stoplicht sprong op rood". Dit rapport biedt zicht op bestuurlijke factoren die bijdroegen aan het ontstaan van zeer zwakke scholen, en bevat aanbevelingen voor besturen die met een zwakpresterende school te maken krijgen dan wel willen voorkomen dat dit gebeurt. Het CPS heeft het Expertisecentrum Nederlands ondersteund bij de implementatie van interactief taalonderwijs. Ook houdt het CPS de website Kwaliteitsring in de lucht, waarin aan alle betrokkenen informatie wordt gegeven over kwaliteitszorg.
Met het project "Inhoudelijk leiderschap" draagt SLO bij aan de expertise op het gebied van de inhoudelijke ontwikkeling van scholen en het daarvoor benodigde inhoudelijk leiderschap. SLO produceerde een tweetalig leerplan Fries voor het primair onderwijs (Frysk oan bod/Fries aan bod) met als doel leraren (teams, taalcoördinatoren) handvatten te geven voor het doen van een verantwoord aanbod in het Fries vanuit de nieuwe kerndoelen en aanwijzingen te geven om de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen te verbeteren.
SLO heeft samen met 3 basisscholen materiaal ontwikkeld voor de integratie van ICT in het stelonderwijs.
Door SLO is de afgelopen jaren gewerkt aan de ontwikkeling van een relatief nieuwe didactiek voor natuur en techniek waarin het onderzoekend en ontdekkend leren centraal staat. Daarbij is nauw samengewerkt met het Amstel Instituut. Er is een publicatie geschreven met daarin de betekenis van en de relatie tussen duurzame ontwikkeling en natuur en milieueducatie. SLO is, in veel gevallen via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, betrokken geraakt bij projecten op het gebied van consumenteneducatie, ontwikkelingseducatie, gezondheidseducatie,
---

natuur en milieu, informatietechnologie, verkeerseducatie, waardeontwikkeling Europese dimensie, 400 jaar VOC, mensenrechteneducatie, Tweede Wereldoorlog, Democratie & Koningschap.

2.1.4 Leerlingen en ouders
Binnen de hoofdlijn leerlingen en ouders werd aandacht gevraagd voor communicatie en omgang met ouders, actief burgerschap en burgerschapsvorming. Het project van KPC Groep waarin scholen die een actieve bijdrage leverden aan intercultureel onderwijs, sociale cohesie, actief burgerschap en sociale integratie een tegemoetkoming in de kosten kunnen ontvangen, werd in 2006 gestopt. In plaats daarvan werden twee plannen ontwikkeld voor de ondersteuning van scholen bij het werken aan de wettelijke opdracht om actief burgerschap en sociale integratie handen en voeten te geven.
SLO heeft zich onder meer bezig gehouden met het creëren, ondersteunen en faciliteren van het Scholennetwerk Burgerschapsvorming. Deelnemers denken en werken mee aan het ontwerpen van onderwijsactiviteiten die gericht zijn op burgerschapsvorming en het uitproberen hiervan in de praktijk.

2.1.5 School en omgeving
Onder deze hoofdlijn vielen de thema's "Samenhangende zorgtrajecten", "Onderwijsachterstanden", "Integratie" en "Veiligheid op school".

2.1.6 Samenhangende zorgtrajecten
In het gezamenlijk LPC-project "Kinderen met Speciale Rechten" is gewerkt aan verbreding en versterking van het handelingrepertoire van leraren in het omgaan met kinderen die specifieke onderwijs- en leerbehoeften hebben. Het gaat daarbij om kinderen met ADHD en autisme, of aan autisme aanverwante stoornissen.
Het Landelijk Informatie- en Steunpunt Arbeidstoeleiding (LIESA) van KPC Groep maakte alle beschikbare kennis omtrent arbeid en arbeidstoedeling voor de leerlingen in clusters 1 tot en met 4 toegankelijk.
Onder de noemer omgaan met verschillen houdt SLO zich zowel met de (hoog)begaafde leerlingen als met de zwakkere leerlingen in het primair onderwijs bezig. Er is een Landelijk Informatiepunt (hoog)begaafdheid dat een telefonisch helpdesk verzorgt en een website (www.infohoogbegaafd.nl). Verder worden studie- en netwerkbijeenkomsten georganiseerd, met name de tweejaarlijkse tweedaagse hoogbegaafdheidconferentie (samen met CPS). Een andere handreiking in de vorm van een checklist (Hoogbegaafdenwijzer basisonderwijs) kan scholen ondersteunen bij het vinden van informatie over en de keuze voor geschikte middelen voor het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen.
SLO ontwikkelde een blauwdruk voor het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld in het speciaal basisonderwijs. Daarnaast zijn exemplarisch drie lesvoorbeelden ontwikkeld, die duidelijk maken hoe binnen de speciale basisschool gewerkt kan worden aan dit vormingsgebied, waarbij recht wordt gedaan aan de verschillen tussen leerlingen.
Verder heeft SLO een eerste generatie kerndoelen ontwikkeld voor het speciaal onderwijs en daarbij behorende tussendoelen en leerlijnen. Ook droeg SLO bij aan het in 2006 gestarte landelijke implementatieproject om scholen en leraren te professionaliseren in het planmatig handelen om de opbrengstgerichtheid van het speciaal onderwijs te versterken. Dit laatste vindt plaats onder regie van de WEC-raad.


---

2.1.7 Onderwijsachterstanden
In de projecten "Kwaliteit in de brede school" en "Ontmoeten doe je zo" van het APS werden professionals van de brede school getraind in pedagogische vaardigheden waardoor sociale competenties van kinderen, hun ouders en de omgeving worden versterkt. SLO heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en implementatie van onderwijs en opvoeding binnen Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) via activiteiten die in samenhang met en in afstemming op de reguliere VVE programma's zijn uitgevoerd. Zo werd in een aantal publicaties duidelijk gemaakt hoe een peuterleidster met peuters kan werken rond een thema en een verhaal ("Konijntjes op de Elfenbank" en "Reuze Lieve Rijke Dame en haar Honderd Honden") en werden hiervoor handreikingen voor peuterleidsters uitgebracht.
Voor VVE en ICT heeft SLO de website Compeutersenkleuters (http://www.compeutersenkleuters.nl) verder uitgewerkt en aangevuld met nieuwe inzichten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook met goede praktijkvoorbeelden van ICT op peuterspeelzalen en in kleutergroepen. De map "Als kleuters leren tellen" maakt duidelijk dat je de ontwikkeling van jonge kinderen op veel terreinen kunt stimuleren. Deze map bevat achtergrondinformatie over tellen en getalbegrip en over het voeren van peilinggesprekken met jonge kinderen. In de map wordt aangegeven wat kinderen moeten kunnen om in groep 3 met vertrouwen aan het rekenonderwijs uit de rekenmethode deel te kunnen nemen.

De LPC hebben samen met Sardes en het Expertisecentrum Nederlands ondersteuning gegeven aan de implementatie van de Taallijn VVE.
Het Infocentrum Taal/NT2 en het Landelijk Informatie- en steunpunt Specifieke Doelgroepen (LISD) van de KPC Groep continueerden hun activiteiten. Het Infocentrum fungeerde als informant rond aspecten van taal binnen het onderwijsachterstandenbeleid. Het LISD maakt expertise en informatie rond onderwijs aan specifieke doelgroepen toegankelijk en ontwikkelt die verder. KPC Groep heeft schoolportretten gemaakt van scholen die het voor elkaar krijgen om aandacht voor zorg en achterstand te combineren.
Het CPS analyseerde de eindrapportages onderwijskansen van de 32 middelgrote onderwijskansengemeenten.

2.2 Ontwikkelingsactiviteiten van de instellingen 2.2.1 APS: Humanistisch Vormingsonderwijs
Het humanistisch centrum voor onderwijs en opvoeding (HVO) wil duurzaam voorzien in de vraag van ouders en (openbare) scholen naar goede leraren die levensbeschouwelijke en morele vorming vanuit existentieel en publiek humanistisch perspectief kunnen verzorgen. Het HVO verzorgt een volwaardige initiële opleiding in deeltijd van de tweede graad (duur 5 jaar) die zich richt op de morele en levensbeschouwelijke vorming van leerlingen van vier tot zestien jaar, gevolgd door een opleiding van de eerste graad (duur 2 á 3 jaar) die in samenwerking met de Universiteit voor Humanistiek wordt gerealiseerd.
In 2005 werd aan 24 leraren en in 2006 aan 12 leraren het certificaat primair onderwijs uitgereikt. Daarnaast werden ook docenten hvo en levensbeschouwing aan pabo's ondersteund en is een bijscholingsaanbod gerealiseerd ten behoeve van de verdere professionalisering.

2.2.2 Denktank CPS
Het CPS heeft zijn denktankactiviteiten gebundeld in vier programmalijnen:


10


· In de programmalijn " `De leerling leert" staan centraal de effecten op leerlingen en hun resultaten van de keuzes die scholen maken voor de kwaliteit van hun onderwijs in het algemeen en voor het primaire proces en in het bijzonder

· De programmalijn "Lerend Veranderen" heeft betrekking op de problematiek van de schoolorganisatie die onvoldoende is toegerust voor het leren en de niet optimale manier waarop de medewerkers kunnen leren. Ter verklaring worden drie factoren onderscheiden. Dat zijn "de omgeving'', "de ontwikkeling van mensen in de school" en "de ontwikkeling van de informatietechnologie"

· De programmalijn "Identiteit en Inspiratie" betreft projecten die zich richten op de profilering van het eigen gezicht van de school, de relatie tussen de levensbeschouwelijke en de pedagogische dimensie van identiteit, godsdienstonderwijs en de explicitering van waardengericht leren binnen de school

· De programmalijn "School en omgeving" betreft projecten waarin scholen te maken hebben met ouders, welzijns- en zorginstellingen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en overheden.

2.2.3 Denktank KPC Groep
Denktankactiviteiten van de KPC Groep zijn toekomstgericht en slaan een brug tussen ontwikkelingen in de maatschappij en de wetenschap naar de toekomstige onderwijspraktijk. De inhoudelijke focus van de denktankactiviteiten bij KPC Groep ligt daarom op "leren anders organiseren". Uitgangspunten zijn ook de nadruk op integraliteit en op het ontwikkelen samen met de klant. De belangrijkste activiteiten hebben rechtstreeks of indirect betrekking op de realisatie van een integraal nieuw concept voor de basisschool (project Wittering.nl). Basisschool De Wittering is gestart in het schooljaar 2004 ­ 2005. Vanaf augustus 2005 zijn specialisten deel gaan uitmaken van het team. In 2005 en 2006 verschenen een aantal publicaties over De Wittering en zijn onderwijsconcept. Aansluitend op dit onderwijsconcept wordt in het project Cédicu een concrete bijdrage geleverd aan de vormgeving van een digitale leeromgeving. Cédicu is een coöperatief verband waarvan een toenemend aantal scholen lid is.
Verder zijn er projecten gericht op "nieuw leren" in het speciaal onderwijs en het hoger (pedagogisch) onderwijs.

2.2.4 Denktank APS
APS hanteert twee criteria voor zijn denktankactiviteiten. Één criterium is de pendel tussen theorie en praktijk, wat wil zeggen dat wetenschap productief gemaakt wordt voor de praktijk óf dat onderzoeks- en ontwikkelingswerk plaats vindt op de scholen zelf. Het tweede criterium is dat denktankactiviteiten bijdragen aan het opsporen en aanpakken van maatschappelijke kwesties die van invloed zijn op het onderwijs. Geïdentificeerde maatschappelijke kwesties zijn "het schijnbare verlies aan betekenis (ontmythologisering) van onderwijs", "de paradox van toenemende beleidsvrijheid van scholen en tegelijkertijd toenemende "accountability"-spelregels" en als derde "het dilemma van beleidsmaatregelen voor hardnekkige onderwijsproblemen versus duurzame oplossingen". Enkele denktankprojecten van APS zijn de volgende:
· "Een nieuw schoolontwerp voor het primair onderwijs" dat gericht is op integratie van een schoolontwerp voor basisonderwijs en een schoolontwerp voor speciaal basisonderwijs
· In "Ontwikkelingsgericht onderwijs in de midden en bovenbouw" wordt ondersteuning gegeven aan het proces van scholen om het ontwikkelingsgericht onderwijs in de onderbouw door te trekken naar midden en bovenbouw

---


· Het project `"gecijferdheid en taligheid" heeft als doel dat docenten het nieuwe leren zo kunnen vormen dat jongeren op twee kerncompetenties (gecijferdheid en taligheid) optimaal kunnen functioneren in de maatschappij

· Projecten gericht op de schoolleider en duale opleidingen.
·

2.2.5 Ontwikkeling en veldaanvragen SLO
In de verslagperiode werd begonnen om alle projecten, maar vooral de ontwikkelingsprojecten meer het karakter van research en development (R&D) te geven. De projecten die binnen dit kader werden uitgevoerd zijn:

· Inventarisatie empirisch onderzoek taalonderwijs in het basisonderwijs
· Leren schrijven met peer-response

· Kijk op inhoud van reken-wiskundeonderwijs

· Stimuleren van de keuze van leerlingen voor Science & technology
· Leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen
· Speciaal onderwijs.
SLO heeft verder tal van veldprojecten uitgevoerd op het gebied van "tussendoelen en leerlijnen", "voor- en vroegschoolse educatie" en "ontwikkeling van vakken en vakdidactiek".

2.2.6 Expertisecentrum CITO
Het CITO is in 2005 en 2006 doorgegaan met de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON), maar heeft zich desgevraagd geconcentreerd op Nederlandse taal, rekenen/wiskunde en wereldoriëntatie. Daarnaast werd CITO gevraagd om peilingonderzoeken voor Engels en bewegingsonderwijs uit te voeren.
In de verslagperiode werden peilingonderzoeken voor schrijfvaardigheid, leesvaardigheid in jaargroep 8 en in het speciaal basisonderwijs, luisteren, spreekvaardigheid, rekenen/wiskunde in het speciaal basisonderwijs, Engels, bewegingsonderwijs en burgerschapskunde ontwikkeld en/of uitgevoerd. In de verslagperiode werden peilingonderzoeken gepubliceerd voor spreekvaardigheid, rekenen/wiskunde op het einde van het basisonderwijs en rekenen/wiskunde medio basisonderwijs. In 2006 zijn ook de resultaten gepubliceerd van het onderzoek naar het onderwijsaanbod voor verkeersonderwijs op de basisschool.


12

Hoofdstuk 3 Voortgezet onderwijs


3.1 Innovatie
In deze paragraaf worden de innovatieactiviteiten van de SLOA-instellingen voor het voortgezet onderwijs besproken aan de hand van de themavelden "Maatschappelijke en pedagogische functie van de school", "Oriëntatie en voorbereiding op de toekomst", "Primair proces" en "Onderwijs- en Schoolorganisatie". Traditioneel neemt het innovatiebeleid voor het voortgezet onderwijs het meeste volume in beslag. In 2005 10.1 miljoen afgerond naar 9,6 miljoen in 2006.

De activiteiten op innovatiegebied voor het voortgezet onderwijs in 2005 en 2006 staan helder beschreven in de Spoorboekjes (zie bijlage 2). Derhalve wordt, van elk themaveld, een aantal onderwerpen, op gebied van innovatie, wat uitgebreider toegelicht.

Bij de innovatiesubsidies stelt de overheid vaak als voorwaarde dat de instellingen samenwerken en afstemmen met derden. De werkzaamheden van de instellingen karakteriseren zich door samenwerking met scholen, schoolleiders en docenten. Vooraf worden afspraken gemaakt over ieders inzet en de te behalen resultaten. De activiteiten hebben de werkvloer als uitgangspunt en dienen ter ondersteuning van docenten of schoolleiding.
Productontwikkeling staat in dienst van het implementatieproces. Alle werkdocumenten van de SLOA- instellingen zijn voor geïnteresseerden vrij verkrijgbaar via internet, of tegen productiekosten bij de instellingen.


3.1.1 Maatschappelijke en pedagogische functie van de school Onder dit themaveld vallen de onderwerpen "Versterking van de positie van de school", " Sociale cohesie", "Onderwijsachterstandenbeleid", "Zorgstructuren in en rondom het onderwijs", "Veiligheid op school", "Gehandicapte leerlingen", "Emancipatie","Bèta- Olympiades", "Cultuur en School", "School, sport en bewegen","Gezondheidseducatie" en "Duurzame ontwikkeling". Op het gebied van sociale cohesie is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· Het verzamelen en vastleggen van de kennis die binnen de instituten is ontwikkeld rond het thema sociale cohesie en burgerschap (de ontwikkeling van sociale vaardigheden, het besef van normen en waarden, het kennen van de eigen identiteit en cultuur en die van anderen en het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid). Dit heeft geresulteerd in het project "Kennis delen sociale cohesie en burgerschap". De resultaten zijn gepresenteerd op de conferentie "Kennis delen sociale cohesie van 19 december 2006

· Netwerk sociale cohesie. Het netwerk bestaat uit de onderdelen het landelijk netwerk en de schooltrajecten. In het landelijk netwerk hebben acht scholen meegedraaid. Het is een uitwisselingsnetwerk, dit betekent dat tijdens de bijeenkomsten het delen van ervaringen en het uitwisselen van kennis centraal staat. Het schooltraject is een traject op maat met ondersteuning. Op het gebied van school, sport en bewegen is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· Het bevorderen van verdere samenwerking tussen scholen voor voortgezet onderwijs, sportorganisaties en lokale overheden om doorlopende leerlijnen te creëren van bewegen binnen school naar een actieve vrijtijdsbesteding buiten de school
· Het bevorderen van het benutten van de opvoedkundige waarde van bewegen en sport en het bevorderen van inhoudelijke profilering van het programma bewegingsonderwijs, mede in het kader van toegenomen autonomie van scholen

· Het bieden van instrumenten aan vaksecties om hun eigen kwaliteitszorg beter vorm te geven.
13

3.1.2 Oriëntatie en voorbereiding op de toekomst
Onder dit themaveld vallen de onderwerpen Loopbaan oriëntatie en ­ begeleiding (LOB) en terugdringen voortijdig schoolverlaten
Op het gebied van Loopbaan oriëntatie en ­ begeleiding (LOB) is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· De actualisering respectievelijk omslag van planning- of keuzebegeleiding naar loopbaanoriëntatie en ­begeleiding. Er zijn landelijke bijeenkomsten gehouden, overleg gepleegd met begeleiders pilotprojecten, met de projectgroep Onderbouw-VO en SLO. Deelname en voorbereiding bijeenkomst "Euroguidance"en EU-bijeenkomst "Lifelong Guidance Finland" en een bijdrage geleverd aan de Nationale Vmbo manifestatie

· Het ondersteunen van decanen, mentoren en leraren en scholen in hun vaardigheden voor keuzebegeleiding. Een aantal scholen is geschoold in het lesprogramma "Kiezen is een kunst". Op gebied van terugdringen voortijdig schoolverlaten is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· De verbeterde sturing van samenwerking tussen netwerkpartners in de regio (schoolbesturen, gemeente, jeugdzorginstellingen, maatschappelijk werk, enz.)
· Het ontwikkelen van betere opleidingstrajecten. Een plan voor een meer passend opleidingstraject is ontwikkeld en een actoren scan is uitgevoerd. De kennis over netwerksturing is toegepast in het Big Picture-concept.

3.1.3 Primair proces
Onder dit themaveld vallen de onderwerpen"Onderbouw voortgezet onderwijs", "Tweede fase havo/vwo", "Doorontwikkeling vmbo en praktijkonderwijs", "Doorlopende leerlijnen", "Nieuwe leervormen", "ICT", "Canon geschiedenis", "Eindexamen geschiedenis", "Ondersteuning moderne vreemde talen", "Bevordering bètatechniek" en "Globalisering examenprogramma's vmbo". Op het gebied van de onderbouw voortgezet onderwijs is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· Werkzaamheden voor de projectgroep Onderbouw-VO
· Praktische profieloriëntatie (PPO) in het derde leerjaar van havo en vwo: een praktische invulling van het onderwijs met grote diversiteit in aanbiedingsvormen. Het programma leidt de leerling tot meer inzicht in eigen mogelijkheden

· Praktisch Heel anders (PSO III): het invoeren van praktijkgericht en oriënterend onderwijs in de onderbouw vmbo op basis van een scholennetwerk
· Herontwerp van de nieuwe onderbouw en de tweede fase met als spil de derde klas
· Het concreet uitwerken en invullen van de leerfilosofie, de didactiek en het kennisaanbod als scholen in de regelgeving meer ruimte krijgen om zelf vorm en inhoud van het aanbod te bepalen
· Leergebieden in de onderbouw: leergebieden organiseren om meer samenhang in de les en de teams te krijgen

· Hoogbegaafden in de onderbouw: het op maat aanbieden van onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in de onderbouw door het ontwikkelen en implementeren van verrijkend lesmateriaal, het begeleiden van scholen en docenten bij het gebruik van dit materiaal en het stimuleren van uitwisseling tussen docenten van binnen en buiten de school
· Concretisering van kerndoelen en keuzeruimte. Op het gebied van de tweede fase is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· De projecten "Ruimte in het studiehuis" en "Het roer om in het studiehuis". In het laatste project is gezocht naar mogelijke andere invullingen van het studie huis
· Voorlichting tweede fase: scholen (schoolleiders en docenten) op de hoogte te stellen van de onderwijskundige, vakinhoudelijke en organisatorische wijzigingen in de tweede fase
· De aansluiting tussen de tweede fase voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs
14


· Schoolontwikkeling tweede fase: het pedagogisch/ didactische handelen wordt centraal gesteld. Dit betekent dat alle lagen (management, middenmanagement, docenten, leerlingen) betrokken worden

· Vernieuwing van de tweede fase in de scholen, gericht op de herzieningen die in 2007 van kracht worden (versterking profielen, samenhangend onderwijs van onderbouw naar eindexamen, ondersteuning docenten bij veranderingen binnen hun vak)
· Vakdossiers

· Werkzaamheden voor de diverse profielcommissies. Op het gebied van doorontwikkeling vmbo en praktijkonderwijs is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· Verbindend leren, competentiegericht leren, kern van de AVO-vakken, regionale programma's en leerwerktrajecten

· De theoretische leerweg met beroepsvoorbereidende component: het vertalen van de vernieuwingen (werkplekkenstructuur, vakkenintegratie, aanzetten tot competentiegericht leren enz.) in de beroepsgerichte leerwegen naar de theoretische leerweg
· Praktijknet ESF (scholen helpen met de doorontwikkeling in relatie met de omgeving), Leerarrangementen Leren door doen PrO (intensieve begeleiding van scholen voor praktijkonderwijs), Verbeteren kwaliteit leerlingenzorg PrO (scholen begeleid bij het verbeteren van de kwaliteit van de leerlingenzorg)

· Praktijkonderwijs in de steigers (omgevingsmanagement en toelating en toelaatbaarheid): het implementeren van producten die in het kader van de ontwikkelingen binnen het praktijkonderwijs zijn vormgegeven

· Organisatie en didactiek niveau 1 opleiding in vmbo: het informeren en ondersteunen van vmbo- scholen die willen starten met niveau 1-opleidingen binnen het vmbo
· Vmbo-PrO Taalgericht Vakonderwijs: voorziet in de vergroting van de samenhang in de lesstof en de samenwerking tussen docenten

· Het algemeen vak in de beroepskolom: door middel van integratie van vakken kunnen leerlingen zowel werken aan vakken en als overstijgende projecten
· Competentiegericht toetsen binnen de beroepskolom: het samen met vmbo en mbo scholen ontwikkelen van toetsen zodat leerlingen meer een doorgaande leerlijn ervaren.

3.1.4 Onderwijs- en Schoolorganisatie
Onder dit themaveld vallen de onderwerpen "Meer ruimte met meervoudige verantwoording", "Kwaliteitsbeleid", "Schoolontwikkeling, schoolleiding en leraren", "De versterking van de band met de ouders en de leerlingen" en "Medezeggenschap primair en voortgezet onderwijs". Op het gebied van kwaliteitsbeleid is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
· De website Kwaliteitsring. Het is een gezamenlijk initiatief en samenwerkingsactiviteit van Q5, Q*Primair, APS, CPS, KPC Groep, CITO en SLO. De website is het centrale punt voor informatie over kwaliteitszorg in het primair en voortgezet onderwijs. Het hoofddoel is scholen te voorzien van beschikbare informatie en ondersteuning op het gebied van kwaliteitszorg. In 2006 ook gewerkt aan het vergroten van de naamsbekendheid en het draagvlak in verband met het voortbestaan
· Gelaagde kwaliteitszorg. Het project heeft tot doel ervaringen, inzichten en materialen die rond kwaliteitszorg zijn ontwikkeld te integreren en uit te bouwen. Er is een scan ontwikkeld waarmee scholen hun ambitieniveau ten aanzien van gelaagde kwaliteitszorg inzichtelijk kunnen maken. Op gebied van schoolontwikkeling, schoolleiding en leraren is in 2005 en 2006 o.a. gewerkt aan:
15


· Het project "De kracht van de leerkracht". Het project heeft als doel antwoord te vinden op de centrale vraag: Wat inspireert, stimuleert en activeert de docenten om mee te doen en mee te denken in het proces van onderwijsontwikkeling? Er is gewerkt vanuit diverse invalshoeken
· Het onderzoeken welke bevorderende en belemmerde factoren een rol spelen bij het doorvoeren van de onderwijsvisie naar alle terreinen in de school en met name in de lessituatie. Het vinden van aanknopingspunten voor het daadwerkelijk doorvoeren van de gekozen en gewenste onderwijsvisie op de werkvloer

· Aansturing van innovatieve schoolontwikkeling. Het uitwisselen en vastleggen van ervaringen van innovatieve schoolleiders. Verkenning gedaan naar de vraag Wat is een innovatieve schoolleider? Inventarisatie naar wat schoolleiders op dit gebied nodig hebben aan competenties.

3.2 Ontwikkelingsactiviteiten van de instellingen De thema's voor de ontwikkelingsactiviteiten van alle instellingen zijn gebaseerd op de Hoofdlijnenbrieven van het minister van OCW. Voor deze activiteiten wordt de Hoofdlijnenbrief globaler geformuleerd dan voor andere domeinen. De wijze van uitwerking van de thema's ligt bij de instellingen zelf in samenwerking met scholen / ROC's. De instellingen werken doorgaans autonoom aan de ontwikkelingsactiviteiten, waar nodig in afstemming met andere instellingen en derden. De invulling van de ontwikkelingsactiviteiten gebeurt als vast onderdeel van de jaarlijkse beleidscyclus van de instellingen. Men betrekt bij de uitwerkingen eigen mensen en deskundigen van buiten. Vaak zij er institutionele relaties met een Raad van Advies. De instellingen hebben hiernaast allerlei contacten met de wetenschap en het onderwijsveld. Deze formele en informele netwerken dragen in grote mate bij aan de uiteindelijke activiteiten. Dit betekent bijvoorbeeld dat schoolleiders, docenten en wetenschappers betrokken zijn bij pilots of expertmeetings.

3.2.1 Denktank APS
APS hanteert twee criteria voor wat betreft de denktankactiviteiten: ze worden uitgevoerd als pendel tussen theorie en praktijk en ze worden geprogrammeerd binnen de cyclus van strategische beleidsvorming.
Een belangrijk aandachtspunt bij de denktank is de wetenschap productief te maken voor de praktijk. Maar ook het omgekeerde: welke verbindingen zijn er mogelijk tussen wat zich in de praktijk voordoet met theoretische noties. Kan wat incidenteel ontwikkeld is een algemene geldigheid krijgen? Kenmerkend voor deze werkwijze is een voortdurende pendel van theorie naar praktijk en van praktijk naar theorie. De werkwijze is praktijknabij en tegelijkertijd gebaseerd op de recente wetenschappelijke resultaten. Veel onderzoeks- en ontwikkelingswerk vindt plaats op de scholen zelf. De werkwijze is die van co-creatie.
De jaarlijkse denktanknotitie is onderdeel van de cyclus van strategische beleidsvorming van het APS. In die cyclus gaat het om het opsporen en aanpakken van maatschappelijke kwesties, die van invloed zijn op het onderwijs. Het cyclische karakter garandeert dat de strategische beleidsvorming verankerd is in de organisatie. De beleidsprioriteiten die de overheid kenbaar maakt in de Hoofdlijnenbrief vormen bij de strategische beleidsvorming een belangrijk referentiepunt. In de strategische cyclus 2005 en 2006 zijn drie maatschappelijke fenomenen aangemerkt als basis voor de programmering van de denktank: het fenomeen van de ontmythologisering (de mythe van onderwijs als poort naar een succesvolle maatschappelijke toekomst heeft een deuk opgelopen), de paradox van de ontvoogding (enerzijds decentralisatie bevoegdheden/verantwoordelijkheden, anderzijds toenemende "accountability" spelregels) en het dilemma: beleidsmaatregelen versus duurzame oplossingen.

16

De denktankactiviteiten voor de periode 2005-2006 zijn thematisch te ordenen naar de zes invalshoeken:

· Borgen van nieuwe inzichten rond leren op school
· De school als "formele" plaats voor leren

· Bevorderen van sociale competentie en cohesie
· Leerconcepten gebaseerd op zelfsturing

· De pedagogische opdracht van de school

· De relatie tussen school en maatschappelijke omgeving.

3.2.2 Denktank CPS
De activiteiten die door het CPS zijn uitgevoerd in het kader van de denktank zijn geconcentreerd in vier programmalijnen. De definiëring van deze programmalijnen is gebaseerd op een (jaarlijkse) trendanalyse waarin de stand van het Nederlandse onderwijs en de ontwikkelingen die daarin aan de orde zijn worden samengevat. Deze trendanalyse wordt getoetst aan de kaders van de jaarlijkse hoofdlijnenbrief en aan de (kennis van de) onderwijspraktijk. De programmalijnen zijn:

· "De leerling leert": betreft het onderwijsleerproces, de kern van het onderwijs. Centraal staan in de projecten van deze programmalijn de kwaliteit van het onderwijs in relatie tot de verantwoordelijkheid van de school, de keuzes die scholen daarbinnen maken en de effecten daarvan op de leerlingen en de resultaten.

· "Lerend veranderen": de veranderingen in de schoolomgeving, het verweven van structuur, cultuur ontwikkeling en concrete resultaten van de school en de ontwikkelingen met betrekking tot informatietechnologie zijn drie ontwikkelingen die een beroep doen op scholen om zich te ontwikkelen.

· "Identiteit en inspiratie": hierbij gaat het om de mogelijkheden van scholen zich te profileren, een eigen gezicht te laten zien, de relatie tussen levenbeschouwing en/of mensbeeld en de pedagogische dimensie van de school, het godsdienstonderwijs en het explicitering van waardengericht leren binnen de school

· "School en omgeving": de kerntaken van het onderwijs kunnen niet los worden gezien van de omgeving van de school. Scholen hebben te maken met veel, en veel verschillende stakeholders die vragen / eisen stellen aan de scholen en hulp en medewerking bieden. Voorbeelden van vo-projecten zijn: "Pedagogische aanpak voor een veilig leerklimaat", "Stabiliteit en rust in de veranderde school","Kwaliteitsborging en toetsing van godsdienst/levensbeschouwing als examenvak" en "Doorlopende leerlijn: school, ouders en omgeving".

3.2.3 Denktank KPC Groep
De activiteiten van de denktank zijn toekomstgericht en slaan een brug tussen ontwikkelingen in de maatschappij en in de wetenschap naar toekomstige onderwijspraktijk. Middels de denkactiviteiten van KPC Groep wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs en de onderwijssectoren door onderwerpen op de strategische agenda te krijgen van scholen, intermediaire organisaties en beleidsmakers in het onderwijs, door nieuwe concepten en benaderingswijzen te ontwikkelen en deze daadwerkelijk te beproeven in experimentele settings en door het gebruik en de productie van kennis tussen de verschillende actoren te bevorderen. Bij de programmering van de denktankactiviteiten houdt KPC Groep rekening met de beleidsprioriteiten van de overheid, zoals deze onder andere worden neergelegd in de Hoofdlijnenbrieven en de kerndocumenten.

17

Inhoudelijk ligt de focus van de denktankactiviteiten bij de KPC Groep op "leren anders organiseren" ter realisering van de verwachtingen en de doelstellingen die leerlingen, ouders, de maatschappij en de overheid hebben met betrekking tot de inhoud, het functioneren en de resultaten van het onderwijs. Het gaat om de uitvoering van concrete projecten en bij de uitvoering om het ontwikkelen van praktijktheorieën en best practices. In navolging van het rapport van de Onderwijsraad over evidence based onderwijs worden, in LPC-verband, werkwijzen en onderzoeksmethodieken ontwikkeld om resultaten op een meer objectieve manier vast te kunnen stellen. Belangrijke uitgangspunten bij de uitvoering van de denktankfunctie door KPC Groep is de nadruk op integraliteit ( hoe zaken met elkaar samenhangen ) en op het ontwikkelen samen met de klant. De KPC Groep heeft diverse denktankprojecten uitgevoerd. Enkele titels van projecten zijn: "Integraal jeugdbeleid", "Onderwijs van de Toekomst', "Nieuwe leervormen en ICT", "De leraar in herontwerptrajecten - personeelsontwikkeling en "Evaluatie van het nieuwe leren".

3.2.4 Ontwikkeling (R&D) SLO
Tijdens de jaren 2005-2006 zijn de R&D werkzaamheden van de SLO aanzienlijk veranderd in zowel inhoud als aanpak. De sterk onderzoeksmatige thema's en benaderingen in de R&D projecten dragen bij aan de nagestreefde kennisgroei en deskundigheidsbevordering over leerplanontwikkeling. Programmering en uitvoering van de R&D projecten heeft vorm gekregen middels een vijftal opgerichte kenniskringen:

· Kern van de inhoud

· Omgaan met verschillen

· Leerbronnen en leeromgevingen

· Scholen en leerplanontwikkeling

· Leraren en leerplanontwikkeling
De vijf kenniskringen zijn heterogeen samengesteld uit elk ongeveer 12 medewerkers, afkomstig uit diverse onderwijssectoren en uiteenlopende vakinhoudelijke en/of onderwijskundige achtergrond. De leiding ervan berust bij gekwalificeerde (gepromoveerde) onderzoekers. De Kenniskringen werken gericht samen met externe experts, passend bij de thema's die in hun projecten aan de orde zijn. De aanpak via de kenniskringen heeft er toe bijgedragen dat er meer dan voorheen inhoudelijke samenhang en krachtenbundeling plaatsvindt. In lijn met deze trend is de rol van de externe adviescommissie ook geëvolueerd van beoordelaar van afzonderlijke projectaanvragen naar adviespartner over programmering en evaluatie van de activiteiten door kenniskringen. Vanuit het R&D werk vindt ook kruisbestuivingplaats naar de Innovatie- en Veldprojecten van de SLO. In het merendeel van de SLO-projecten zijn, met de in 2006 in gang gezette transformatie van het Bureau Veldadvisering, formatieve evaluatieactiviteiten systematisch ingebouwd. Met SLOA-partners is uitwisseling op gang gebracht over programmering één aanpak van R&D activiteiten en met CIDREE (het Europese symposium van samenwerkende R&D instellingen) zijn initiatieven ontplooid tot kennis ontwikkeling en samenwerking over gezamenlijke R&D thema's. In de periode 2005-2006 is in het voortgezet onderwijs onder andere gewerkt aan thema's als geletterd kijken, visuele geletterdheid, toekomst gericht bètaonderwijs.

3.2.5 Expertisecentrum CITO
De CITO groep ontvangt subsidie van het ministerie van OCW voor ontwikkeling. Dit is ondergebracht in het Expertisecentrum.
Het Expertisecentrum kent drie sub-onderdelen:

· Expertisecentrum Onderwijskundige Informatietechnologie
18


· Expertisecentrum Psychometrie

· Expertisecentrum Kennis- en Informatiecentrum.

Het Expertisecentrum Onderwijskundige Informatietechnologie houdt zich bezig met het verder ontwikkelen en ontsluiten van informatietechnologische expertise voor het construeren, beheren en produceren van items en toetsen. Het (mede) ontwikkelen en implementeren van open standaarden voor het uitwisselen van content en toetsresultaten tussen onderwijssystemen. In 2005 is de koppeling van systemen bedrijfsintern via publicatie tools gerealiseerd en koppeling van systemen van externe gebruikers is ingebracht in onderzoek met universiteiten en hogescholen. Publicaties 2005:

· Educational model for Assessment, version 1 in samenwerking met de Open Universiteit (U2005- 2120)

· Co-auteurschap boek Learning Design (R.Koper en C.Tattersall editors)
· Bijdragen aan de Toetswijzer in de kennisdomeinen ICT in onderwijs, Computer Based Testing en E-learning.
Ook in 2006 is op Toetswijzer en op interne kennisdomeinen over computer based testing gepubliceerd. Er is een advies uitgebracht over het data-model van itemeigenschappen en vertaling daarvan naar XML-schema's voor items en bijbehorende psychometrische gegevens en een aanzet gegeven tot fundamentele itemclassificatie. Dit heeft geleid tot publicaties in het Journal of educational Technology & Society, het Journal of Computers in Human Behaviour.

Het Expertisecentrum Psychometrie ontwikkelt psychometrische en methodologische expertise teneinde (inter)nationale ontwikkelingen op het gebied van de psychometrie en methodologie te kunnen volgen en daaraan bij te dragen.
In 2005 en 2006 zijn vijf wetenschappelijke rapporten (Measurement and Research Departement Reports) geproduceerd. De rapporten kunnen binnengehaald worden via de website van CITO. Naast rapporten is een aantal artikelen van medewerkers verschenen in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften zoals Psychometrika en Applied Psychological Measurement.

Het doel van het Expertisecentrum Kennis- en Informatiecentrum (KIC) wetenschappelijke kennis en informatie over toetsen, examineren en evalueren opsporen, selecteren, toegankelijk maken en beschikbaar stellen ten behoeve van bij het onderwijs betrokkenen (leerlingen, docenten, ouders, scholen, opleidingen, onderwijsorganisaties etc.). In 2005 en 2006 is gewerkt aan de website Toetswijzer en de rubriek Toetsgids binnen de Toetswijzer. De website Toetswijzer wordt door gemiddels 17.000 personen per maand bezocht. De rubriek Toetsgids is in 2005 en in 2006 uitgebreid en trekt steeds meer belangstelling. Gemiddeld 1500 personen per maand laten zich informeren over de kwaliteit van de toetsen.

3.3 Veldondersteuning
3.3.1 Kortlopend onderwijsonderzoek (LPC)
De coördinatie van het Kortlopend onderwijsonderzoek is opgedragen aan de gezamenlijke Landelijke Pedagogische Centra. De uitvoering van deze coördinatie is toegewezen aan de KPC groep, waar het uitvoerend secretariaat LPC-onderwijsonderzoek is gevestigd. Het gaat om onderzoek op basis van vragen uit het veld. Het onderzoek ondersteunt de dagelijkse praktijk in scholen voor primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en slaat een brug tussen wetenschappelijk onderzoek en het onderwijsveld . Het onderzoek is actiegericht,
19

schooloverstijgend en gericht op kwaliteitsverbetering en past, inhoudelijk, binnen de programmalijnen "Vormgeving van leerprocessen", "Pedagogische kwaliteit" en "Professionele organisatie".
Het inventariseren van vragen uit het veld, de selectie en aanbesteding vindt plaats in overleg met de Koepelorganisaties en de onderzoeksallianties.
Het onderzoeksprogramma komt tot stand in overleg met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (BOPO), NWO en de universitaire onderzoeksinstellingen. De onderzoeksresultaten zijn gepresenteerd in praktijkgerichte, toegankelijke brochures, met aanbevelingen. De resultaten zijn verspreid via het vakblad Didactief & School, de onderzoeksinstellingen, de adviseurs van de LPC, de website www.kortlopendonderzoek.nl en netwerken van aanvragers.
Uit evaluatiegesprekken met de aanvragers blijkt dat het Kortlopend onderwijsonderzoek onderzoeksresultaten oplevert waar de aanvragers echt iets mee kunnen en iets mee doen. 80% van de aanvragers is tevreden en vindt de resultaten bruikbaar. Ook uit voortgangsgesprekken met de onderzoeksinstellingen blijkt dat de formule van het Kortlopend onderwijsonderzoek werkbaar en succesvol is.
Enkele titels van in 2005 en 2006 uitgevoerde onderzoeken zijn: "Ontwikkelingsgericht woordenschatonderwijs. De implementatie en effecten bij Marokkaanse kleuters", "Waardengestuurd Handelen van Docenten" en "Professionele kweekvijvers in het primair en voortgezet onderwijs".

3.3.2 Veldaanvragen ( SLO )
In het kader van de zogenaamde veldaanvragen worden door SLO leerplanontwikkelingsactiviteiten in het voortgezet onderwijs (onderbouw, tweede fase en vmbo) uitgevoerd op verzoek van scholen, opleidingsinstellingen, organisaties van scholen en van docenten. Bij de uitvoering van de veldaanvragen wordt samengewerkt met de aanvragers en andere betrokken onderwijsorganisaties. In de afgelopen jaren is een aanscherping aangebracht in de procedure van veldaanvragen. Die aanscherping was nodig door de grote hoeveelheid aanvragen. De relevantie van aanvragen blijkt ondermeer uit de mate waarin aanvragers bereid zijn bij te dragen aan de uitvoering. Als voorwaarde voor toekenning van aanvragen is daarom het principe van duale financiering opgenomen. Ook wordt aan de aanvragers gevraagd hoe zij de implementatie denken te kunnen realiseren. SLO streeft naar een evenwichtige verdeling over de sectoren en landelijke spreiding. Per aanvrager zal niet meer dan één aanvraag worden gehonoreerd.
Diverse instanties ( vakverenigingen, samenwerkingsverbanden, scholen, koepelorganisaties, lerarenopleidingen, besturenorganisaties en LPC) hebben voor 2005 44 aanvragen ingediend en de aanvragen zijn gehonoreerd. Het aantal aanvragen vertoont een dalende lijn. Reden voor het dalend aantal aanvragen is gelegen in het feit dat SLO een aantal aanvullende afspraken heeft gemaakt. Van de 44 aanvragen hadden er twee betrekking op het vormgeven van doorlopende leerlijnen van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs. In 2005 zijn er veel verzoeken om materiaalontwikkeling ingediend. Dit betreft met name de ontwikkeling van materiaal voor nieuwe vakken/leergebieden in de onderbouw en voor (gewijzigde ) vakken in de tweede fase. Een opvallende ontwikkeling is het feit dat er slechts één aanvraag is voor het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn vmbo-mbo, waar in 2003 nog 20 aansluitingsverbanden dergelijke aanvragen indienden. Tenslotte valt het aantal verzoeken om vormgeving van de integratie AVO-beroepsgerichte programma's in het vmbo op. Alle veldaanvragen zijn van start gegaan en afgerond.
In totaal zijn in 2006 62 aanvragen gehonoreerd en in uitvoering genomen. Het aantal aanvragen vertoond voor het eerst sinds 2003 weer een stijgende lijn. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn er
20

in 2006 opvallend veel aanvragen ingediend door scholen of koppels van scholen. In 2006 zijn twee gehonoreerde aanvragen niet van start gegaan. Eén aanvraag had betrekking op een onderwerp dat bij nader inzien niet meer actueel was in de scholen die de aanvraag hadden ingediend. Bij de andere aanvraag was er een misverstand rond het begrip duale financiering. Opmerkelijk is dat een aantal aanvragen minder tijd vragen dan verwacht. Eén van de activiteiten heeft een kleine doorloop naar 2007.

3.4 Landelijke voorzieningen t.b.v. het onderwijs 3.4.1 Examenontwikkeling CITO
Het CITO ontwikkelt de examens die worden ingezet bij de centrale examens voor het vmbo, havo en vwo. De verantwoordelijkheid voor de opgaven en correctievoorschriften ligt bij de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO) die de centrale examens vaststelt. De CEVO is een bestuursorgaan dat verbonden is met OCW. Bij de examenontwikkeling is de betrokkenheid van de CEVO de belangrijkste sturende kracht op de activiteiten van de CITO. In 2005 en 2006 legden ongeveer 188.000, respectievelijk 203.000 kandidaten het centraal examen af. CITO heeft in de periode voor ongeveer 60 vakken op verschillende niveaus de examens ontwikkeld. In de examens is een grotere nadruk op vaardigheden komen te liggen. De examenuitslagen zijn systematisch verwerkt, waardoor er belangrijke statische conclusies kunnen worden getrokken over bijvoorbeeld de prestatieverschillen tussen jongens en meisjes en tijdvakken. De kwaliteit van de examens wordt bepaald door de factoren validiteit, moeilijkheidsgraad en meetbetrouwbaarheid. De gegevens hierover zijn terug te vinden in het jaarlijkse verslag van de examencampagne van het CITO. Er zijn, in 2005 en 2006, 559, respectievelijk 545 betrouwbare examens geproduceerd voor het eerste, tweede en derde tijdvak vmbo, havo en vwo. De ontwikkelingen in 2005 en 2006:

· Pilot's cspe BB en KB
CITO ontwikkelde eerder al centrale schriftelijke en praktijkexamens (cspe's) voor de 28 beroepsgerichte programma's bij de basisberoepsgerichte en de kaderberoepsgerichte leerwegen van het vmbo. De cspe-examens sluiten beter aan bij het onderwijs en bij de beroepspraktijk. Om de kwaliteit van de beoordeling van de theorie te bewaken zijn digitale minitoetsen als instrument binnen de cspe's ontwikkeld. Deze minitoetsen vervangen voor een groot deel de centraal schriftelijke examens van het beroepsgerichte programma. Een enquête onder de deelnemende scholen volgt de bevindingen van de scholen op de voet. Uit de resultaten kwam naar voren dat de scholen positief staan tegenover de examenvorm cspe. In 2004 kozen gemiddeld 80% van de scholen op vrijwillige basis voor het gebruik van de cspe's in plaats van de combinatie cse en cspe. Dit heeft geleid tot het als enige examenvorm aanbieden van de cspe's voor de basisberoepsgerichte leerweg in 2005. In 2005 is gewerkt aan de productie van geïntegreerde centrale schriftelijke en praktijkexamens (cspe's) beroepsgerichte programma's kaderberoepsgerichte leerweg vmbo (voorheen cie-plus genoemd).
In 2006 ontwikkelde CITO als vervolg op de cspe's voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg cspe's voor gemengde leerweg (GL) in het vmbo. Via een pilotproject in 2007 en een keuzejaar in 2008 krijgen de scholen in 2009 uitsluitend cspe's aangeboden voor de beroepsgerichte vakken. De pilot met de proefexamens moet laten zien dat er ook hier, evenals bij de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen een breed draagvlak is bij de vmbo-scholen voor deze ontwikkeling.
· Pilot examens meerdere examenmomenten
Doel van de pilot examens meerdere examenmomenten is het produceren van centrale examens vmbo tl, havo en vwo op drie gelijkwaardige examenmomenten in een jaar en onderzoek doen naar het
21

handhaven van de gelijkwaardigheid van de examens. De pilot is ontstaan na "Koers VO" en moet met de proefexamens laten zien dat er daadwerkelijk een breed draagvlak is voor het invoeren van drie gelijkwaardige examenmomenten in een jaar. In 2006 zijn de examens tijdig aan de Staatsexamencommissie geleverd voor de afname in januari 2007. Er is een procedure voor het standaardsetten van de examens ontwikkeld op basis van experimenten met examens. Hiermee wordt de gelijkwaardigheid van de januari examens in vergelijking met de mei examens nagestreefd.
· Kwaliteitsmonitor schoolexamens
De kwaliteitsmonitor stelt scholen in staat om de kwaliteit van de schoolexamens voor havo, vwo en vmbo zelf te evalueren en te verbeteren. In de kwaliteitsmonitor worden een aantal hoofdaspecten onderscheiden, te weten: de kwaliteit van afzonderlijke schoolexamens op vak- en op profielniveau, kwaliteit van de schoolexamens als geheel en de kwaliteit van de organisatie. Daarna onderscheidt het instrument 6 standaarden. Het instrument is uitgewerkt naar twee verschijningsvormen, met een onderscheiden functionaliteit: een webversie en een cd-rom. Daardoor is de monitor breed inzetbaar geworden.

· Europees Referentiekader voor Talen (ERK); koppeling aan de eindexamenprogramma's MVT, fase 2
In 2005 zijn SLO en CITO gestart met de koppeling van examens MVT aan het ERK. Bij de start van het project is gekozen om de handleiding van de Raad van Europa te gebruiken als richtlijn bij het uitvoeren van de koppelingsprocedure. In het kader van dit project zijn door CITO in 2005 activiteiten uitgevoerd voor Frans, Duits en Engels. Een voorbeeld: het inhoudelijk analyseren van de examenopgaven leesvaardigheid 2003 en 2004 voor het Frans, Duits, Engels vmbo en havo/vwo aan de hand van de criteria van de "Dutch grid".
Een activiteit die in 2006 is uitgevoerd is een statische analyse van de gegevens van de standardsetting met o.a. als resultaat de minimumscore die een leerling op een examen Arabisch, Turks en Spaans moet behalen om te kunnen beweren dat hij of zij het door de experts aan dat examen toegekende ERK- niveau beheerst. Een andere activiteit is een internationale ijking van Nederlandse examens spreek-en schrijfvaardigheid.
Over de uitgevoerde activiteiten verschijnt een rapportage. De resultaten worden verspreid via o.a. Levende Talen en Toetswijzer.

3.4.2 Nationaal Informatie Centrum voor Leermiddelen ­ NICL NICL publiceert overzichten met registratie- en beschrijvingsgegevens van alle beschikbare leermiddelen voor alle vakken in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) en vanaf 2006 ook voor het speciaal onderwijs. Dit gebeurt via de website www.leermiddelenplein.nl/nicl (met een real-time koppeling met de database van NICL). In 2005 en 2006 zijn de registratie- en beschrijvingsgegevens van alle beschikbare leermiddelen voor po, vo en bve zijn op één cd-rom en via (zeven) papieren overzichten gepubliceerd. Ook is een aparte cd-rom (Software Infobase) uitgebracht met registratie- en (uitgebreidere) beschrijvingsgegevens van educatieve software. Voor vo zijn uitgebreidere beschrijvingen van methoden gemaakt. In 2005 en 2006 zijn ongeveer 60 methodebeschrijvingen, vergelijkende tabellen en 560 beschrijvingen van educatieve softwarepakketten op www.leermiddelenplein.nl geplaatst en is gewerkt aan een nieuwe zoekstructuur voor het ontsluiten van leermiddelen. Er is een digitaal overzicht gepubliceerd van de kosten van leerlingenmateriaal van methoden voor voortgezet onderwijs (www.kostprijs.nl). Deze site is gekoppeld aan de reguliere NICL-database. Het project Gids voor onderwijsmethoden draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs door gebruikers op een objectieve manier inzicht te geven in de kwaliteit van methoden. In 2005 en 2006 zijn analyses
---

uitgevoerd op methoden voor het primair onderwijs op de vak-/leergebieden Engelse taal, Geschiedenis, Rekenen/wiskunde, Nederlandse taal, Aardrijkskunde en Natuuronderwijs. In 2006 heeft een actualisatie van de website plaatsgevonden.
In 2005 en 2006 heeft NICL, samen met APS en Kennisnet geparticipeerd in het project Educatieve Repositories Netwerk (Edurep). Het project belicht een van de stappen (het "vindbaar maken" van educatieve content) binnen het programma Educatieve ContentKeten en heeft tot doel om te komen tot een eenduidige, geaccepteerde ontsluiting van leermiddeleninformatie ter ondersteuning van het selectieproces van digitale en niet-digitale leermiddelen in het onderwijs. Educatief materiaal afkomstig van verschillende bronnen en leveranciers wordt aan verschillende doelgroepen in de onderwijssectoren bve, vo en po aangeboden via één interface (de Harvesterdatabase). Om een integratie van de gegevensverzamelingen, of de uniforme ontsluiting hiervan te kunnen realiseren, moeten deze gegevens dezelfde "taal spreken".
NICL sluit met haar leermiddeleninformatie aan bij nationale en internationale standaarden voor het metadateren van leerobjecten (IEEELOM en Content Zoek Profiel).

3.4.3 Vrijval
Per 1 januari 2002 is gestart met een verdere flexibilisering van de onderwijsondersteuning zoals bedoeld in de Wet SLOA. Vanaf deze datum komt een oplopend bedrag uit de mantel innovatie van de instellingen vrij voor open aanbesteding door de minister. Hiervoor worden landelijke onderwijsondersteunende activiteiten uitgevoerd op geformuleerde beleidsprioriteiten. Universiteiten, hogescholen, stichtingen en BV's uit de educatieve infrastructuur kunnen inschrijven op deze projecten. Via een publicatie in de Staatscourant wordt de vrijvalprocedure aangekondigd en wordt de aanvraagprocedure gestart. De aanvraagprocedure is vergelijkbaar met die van de reguliere SLOA ­ middelen. Vanaf 1 januari 2005 tot 1 januari 2009 zijn de vrijvalmiddelen overgeheveld naar het onderwijs ( amendement Slob / Hamer ).


23

Hoofdstuk 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie


4.1 Inleiding
In de Hoofdlijnenbrief 2005-2006 is in overleg met de MBO Raad en COLO aangegeven welke speerpunten van beleid er binnen de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie zijn. Voor de Bve-sector bestaan de landelijke onderwijsondersteunende activiteiten uit de domeinen innovatie, denktank en leerplanontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens op deze domeinen ingegaan. Begonnen wordt met een overzicht van de inhoud van de Hoofdlijnenbrief 2005-2006 en de aansluiting van de projecten hierop.

De jaren 2005 en 2006 stonden voor een deel in het teken van de evaluatie van de Wet SLOA. Voor de Bve-sector werd aangesloten bij de nieuwe systematiek voor innovatie (landelijke innovatieagenda met thema's, middelen in de innovatiebox, verantwoording achteraf en monitoring). De beschikbare SLOA- middelen voor de landelijke pedagogische centra worden met ingang van 1 januari 2007 in twee jaren omgebouwd naar de innovatiebox, voor de SLO geldt een driejarige periode met ingang van 1 januari 2009. CINOP voert voor de Bve sector in drie mantels activiteiten uit: innovatie, denktank en leerplanontwikkeling. Voor de mantel innovatie geldt een ombouw naar de innovatiebox in drie jaren met ingang van 1 januari 2007. De middelen uit de mantel denktank zullen structureel worden aangewend ten behoeve van de verder te ontwikkelen R&D functie voor de mbo-sector. De inhoudelijke aansturing van deze functie zal door de sector geschieden. In de periode 2010-2011-2012 zullen de middelen uit de mantel aan de denktank gerelateerde leerplanontwikkeling worden overgeheveld naar een nader te bepalen rechtsvorm voor de sector. De sector heeft zeggenschap over de aanwending van deze middelen voor de landelijke kennisinfrastructuur indien de MBO Raad en COLO de minister uiterlijk 1 -1-2009 verzocht hebben om deze overheveling.


4.2 Hoofdlijnenbrief 2005-2006
In de Hoofdlijnenbrief voor de jaren 2005-2006 is een hoofdstuk opgenomen over de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Er wordt een algemeen beleidskader geschetst, waarna in aparte paragrafen het perspectief voor respectievelijk CINOP, SLO, CITO en de LPC wordt weergegeven.

4.2.1 Algemeen beleidskader
In het algemeen beleidskader staat vermeld dat als kader voor de innovatie-activiteiten gelden Koers BVE en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). De vermelde algemene beleidsdoelstelling is alle deelnemers de kans te geven om hun talenten zoveel mogelijk te ontwikkelen en hen te kwalificeren voor de beroepsuitoefening of een vervolgopleiding dan wel hen een basis te geven om op latere leeftijd weer te leren, sociaal redzaam te zijn en te participeren in de Nederlandse maatschappij door onder meer het goed beheersen van de Nederlandse taal. Er worden drie trends onderscheiden:
· de transitie naar de kennissamenleving (met aandacht voor
· een toenemende complexiteit voor het individu
· de herpositionering van de nationale overheid tussen Europa en de regio.

4.2.2 Aansluiting
In de hierna volgende paragrafen in de Hoofdlijnenbrief wordt per instelling een perspectief geschetst. In het kort komt het erop neer dat CINOP (denktank, leerplanontwikkeling, innovatie en innovatie
24

roc's), SLO (innovatie), CITO (innovatie) en de LPC (denktank) de aandachtspunten hanteren die goed aansluiten bij de drie bovengenoemde trends.

4.3 Innovatie
De innovatie-activiteiten zijn gericht op het doorvertalen van het landelijke innovatiebeleid, gerelateerd aan wijzigingen in wet- en regelgeving en beleid in de Bve-sector.

4.3.1 SLO
De SLO heeft bij op het gebied van leerplanontwikkeling zeer veel aanvragen van roc's en bedrijfstakgroepen ontvangen. Een groot deel van de werkzaamheden heeft direct of indirect te maken met de invoering van het competentiegerichte onderwijs (een belangrijk instrument hierbij is de opleidingsplanner). Een ander thema betreft de doorlopende leerweg vmbo ­ mbo ­ hbo. De producten die deze projecten opleveren zijn onder meer adviesrapporten, beleidsnotities, handreikingen, evaluaties, les-en praktijkboeken, leerplannen, ontwerp- en onderwijsmodellen en netwerken en conferenties.

4.3.2 CITOgroep
De CITOgroep richt zich bij de innovatieactiviteiten vooral op toetsing en examinering. In 2005 en 2006 heeft CITO voor de Bve sector volg- en adviessystemen voor de educatie, handleidingen voor competentiegericht examineren, portfolio's en trainingsprogramma's ontwikkeld en diverse innovatie- experimenten ondersteund.

4.3.3 CINOP
Bij de innovatieprojecten richt CINOP zich op het vertalen en implementeren van verworven inzichten en ontwikkelde producten. De projecten 2005-2006 hadden betrekking op kennistransfer en de stimulering van kennisnetwerken en de positie van Bve in internationaal perspectief. De producten die deze projecten opleveren zijn publicaties, congressen, websites (veelal via kennisnet) en kennisnetwerken (voor o.a. de invoering van het competentiegericht onderwijs, moderne vreemde talen beleid, aansluiting onderwijs ­ arbeidsmarkt en EVC). Daarnaast is ondersteuning geboden bij de implementatie van de EU-agenda (Maastricht).

4.4 Denktank
De denktankactiviteiten zijn gericht op het ontwikkelen van visies, concepten en producten. Hierbij gaat het veelal om studie, ontwikkelingsonderzoek en informatieverstrekking.

4.4.1 APS
Het APS heeft in de jaren 2005-2006 een aantal denktankprojecten uitgevoerd. Denktank bestaat voor het APS uit het bijdragen aan een schoolpraktijk die leidt tot het verbeteren van leren. De denktankprojecten van APS hadden betrekking op duurzaam doorstromen in het nieuwe leren en de professionele ontwikkelingsschool. Daarnaast is het project "the eagle has landed" (leef- en leerplaats "Wyldemerk") uitgevoerd. APS ondersteunt regio's bij de realisatie van innovatieve leertrajecten en ontwikkeltrajecten voor docenten.

4.4.2 CPS
Het CPS heeft in de jaren 2005-2006 op een aantal beleidsterreinen activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd. Voor de Bve-sector gaat het om projecten met betrekking tot ondernemende docenten in
25

de Bve, implementatie van competentiegericht leren en competentielijnen (stroomlijning) in de beroepskolom vmbo ­ mbo - hbo. De bijbehorende producten zijn publicaties, congressen, een webpresentatie en beschrijvingen.

4.4.3 KPC Groep
De expertise van de KPC Groep ligt op het gebied van het bevorderen van de effectiviteit van leerprocessen van deelnemers, docenten en leidinggevenden en het ontwikkelen van roc's tot lerende organisaties, waarbij het accent ligt op het implementeren van vernieuwingen. De KPC Groep heeft in de jaren 2005 en 2006 projecten uitgevoerd op het gebied van beroepsonderwijs in Europees perspectief, beroepsonderwijs op de Nederlandse Antillen, leiding geven aan leerprocessen, grenzeloos leren (doorlopende leerlijnen en professionaliseren van personeel) en de implementatie van competentiegericht leren waaronder het toepassen en doorontwikkelen van een model voor integraal herontwerp bij Sint Lucas als proeftuin voor competentiegericht leren. De belangrijkste producten en resultaten zijn visies en concepten, netwerken , beschrijvingen, adviezen en instrumenten .

4.4.4 CINOP
Een essentieel element van de denktankactiviteiten van CINOP in de jaren 2005 en 2006 is de wisselwerking tussen theorie en praktijk, waarbij CINOP werkt volgens de drie eerdergenoemde trends. De projecten hebben betrekking op leren gedurende de levensloop en leren in de regio. Bij leren gedurende de levensloop is het accent gelegd op factoren die een leven lang leren stimuleren, postinitiële scholing, de positie van kwetsbare groepen, de vervlechting van formeel en informeel leren, leren van basis (taal)vaardigheden en duale trajecten. Bij leren in de regio gaat het om regionale samenwerking, doorlopende leerlijnen, loopbaancentra en specifiek beleidsonderzoek. De producten die CINOP opleverde uit de middelen voor denktank zijn onder meer analyses, instrumentontwikkeling, manifestaties (week van het leren, dag van de alfabetisering), verkenningen en beleidsonderzoek. CINOP leverde ook beleidsonderzoeken op die bestemd waren voor OCW.

4.5 Leerplanontwikkeling
De leerplanontwikkelactiviteiten hebben betrekking op projecten waarin voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie leerplannen ontwikkeld worden.

4.5.1 CINOP
CINOP heeft diverse projecten op het gebied van leerplanontwikkeling uitgevoerd. Voor CINOP ligt de focus hierbij op de ondersteuning van het veld bij innovatie van het onderwijs en de leerprocessen, met name bij het primaire proces en de randvoorwaarden om het primaire proces te optimaliseren. Zwaartepunt lag bij het competentiegericht leren op opleiden en doorlopende leerlijnen. De bijbehorende producten bestaan onder meer uit leermiddelen, publicaties, instrumenten, bijeenkomsten en brochures.

4.6 Algemeen oordeel
In toenemende mate zijn de instellingen en sectororganisaties betrokken geweest bij de vraagformulering en het aangeven van het onderzoek- en ontwikkelkader. Via de inrichting/optimalisering van de R&D-functie in de Bve-sector zullen vraag en aanbod nog beter op elkaar afgestemd kunnen worden.


26

De samenwerking tussen de SLOA-instellingen is verder verbeterd. In de projectoverzichten vermelden de instellingen steeds vaker hoe het bereik van de projecten en producten eruitzien. Oplages en afnemers worden vermeld.

De projecten sluiten in algemene zin goed aan bij de speerpunten van beleid die in de Hoofdlijnenbrief staan weergegeven. Projecten gaan veelvuldig over onderwerpen als onder meer competentiegericht leren, doorlopende leerlijnen, leven lang leren en kwaliteitszorg.


27

Bijlage 1 Overzicht van aard en omvang activiteiten

Toelichting op de mantels
De activiteiten die de instellingen jaarlijks uitvoeren zijn onderverdeeld in domeinen of "mantels". Deze hangen samen met de activiteiten die in artikel 2 en artikel 12 van de Wet SLOA zijn omschreven. Elke mantel wordt, indien van toepassing, onderverdeeld in de sectoren po, vo en bve. In 2005 en 2006 bestonden de volgende mantels:

Innovatie (alle instellingen): activiteiten op het terrein van het doorvertalen van het landelijk innovatiebeleid, gerelateerd aan wijzigingen in wet- en regelgeving.

Veldonderzoek (LPC): Namens de LPC coördineert het KPC de aanvraag- en aanbestedingsprocedure voor concrete onderzoeksvragen vanuit het onderwijsveld . De onderzoeken worden uitgevoerd door geselecteerde onderzoeksallianties, veelal instituten verbonden aan universiteiten. De LPC voeren zelf geen onderzoek uit dat voor subsidiëring in dit kader in aanmerking komt.

Veld (SLO): Activiteiten op aanvraag van het onderwijsveld die niet onder innovatie - of denktankactiviteiten passen. Doorgaans betreft dit het oplossen van ervaren knelpunten bij scholen of instellingen.

Leerplanontwikkeling (CINOP): Het gaat om projecten die het CINOP uitvoert voor leerplanontwikkeling op het beleidsterrein van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.

Denktank (LPC en CINOP): Verzameling projecten op het terrein van dienstverlening voor onderwijssectoren, overheid en onderwijsorganisaties. De activiteiten zijn gericht op ontwikkelen van visies, concepten en producten en sluiten aan of lopen vooruit op actuele ontwikkelingen in de samenleving en wetenschap. Veel van de activiteiten betreffen studie, ontwikkelingsonderzoek en informatieverstrekking.

Expertisecentrum / Ontwikkeling (CITO en SLO): Vergelijkbaar met de denktankactiviteiten van de andere instellingen.

Examenontwikkeling (CITO): Activiteiten die het CITO uitvoert voor het examenbeleid op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs.

NICL (SLO): Activiteiten van de SLO ten behoeve van het Nationaal Informatie Centrum voor Leermiddelen. Het NICL voert de registratie en annotatie van alle leermiddelen in Nederland voor po, vo en bve uit.

Vrijval: Vanaf 1-1-2002 komt een oplopend bedrag uit de mantel innovatie van de instellingen vrij voor open aanbesteding door de minister. Hiervoor worden landelijke onderwijsondersteunende activiteiten uitgevoerd op geformuleerde beleidsprioriteiten. Universiteiten, hogescholen, stichtingen en BV's uit de educatieve infrastructuur schrijven in op deze projecten. Per 1 januari 2005 zijn deze vrijvalmiddelen overgeheveld naar het onderwijs (amendement Slob / Hamer).


28

Budgetverdeling SLOA 2005-2006

Onderdeel SLOA Sector Betrokken instituten Budgetindicatie Budgetindicatie 2005 2006 Innovatiebeleid PO LPC, SLO, CITO 3.891.500 3.599.000 Innovatiebeleid VO LPC, SLO, 10.140.500 9.580.000 Innovatiebeleid BVE CINOP, SLO, CITO 4.448.013 4.070.013 Denktank PO,VO,BVE LPC, CINOP 11.110.013 11.276.013 CITO-WVO (examens) VO CITO 14.815.000 15.075.000 Veld SLO PO,VO,BVE SLO 3.660.000 3.723.000 Ontwikkeling SLO PO,VO SLO 1.820.000 1.852.000 Expertisecentrum CITO PO,VO,BVE CITO 2.040.000 2.075.000 Leerplanontwikkeling BVE CINOP 1.635.012 1.635.012 NICL PO VO SLO 775.000 789.000

Tenslotte wordt in de notitie nog melding gemaakt van ervaringen met bijzondere aangelegenheden zoals kortlopend veldonderzoek via KPC Groep ( 810.000 en 824.000 in respectievelijk 2005 en 2006), hoogbegaafden CPS / olympiades SLO ( 665.000 en 677.000 in respectievelijk 2005 en 2006) en het humanistisch vormingsonderwijs APS ( 630.000 en 641.000 in 2005 en 2006).


29

Bijlage 2 Bronnenmateriaal


1. SLOA ­ dossier APS

2. SLOA ­ dossier CPS

3. SLOA ­ dossier KPC Groep

4. SLOA ­ dossier SLO

5. SLOA ­ dossier CITO

6. SLOA ­ dossier CINOP

7. Hoofdlijnenbrieven 2005 ­ 2006 en 2006 ­ 2007*
8. Spoorboekjes Voortgezet Onderwijs 2005 ­ 2006 en 2006 ­ 2007 *
9. Jaarverslagen kortlopend onderwijsonderzoek 2005 en 2006
10. Examenverslagen 2005 en 2006, CITO (www.cito.nl)
11. Jaarverslagen, tussen ­ en eindrapportages van de SLOA ­ instellingen

De met * gemarkeerde titels zijn ter inzage gedeponeerd bij de griffie van de VKC van OCW


30