Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 21 december 2007 IB/2007/49534 4 december 2007 140054u

Onderwerp
Beantwoording vragen BNC-fiches op het terrein
van onderwijs

In haar brief van 4 december jl. geeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid van de Eerste Kamer aan dat zij de BNC-fiches over de ETF-herzieningsverordening en de mededeling lerarenopleiding heeft besproken en dat dit aanleiding heeft gegeven tot enkele vragen.
De commissie vraagt naar de afwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het Nederlandse standpunt zoals verwoord in beide fiches in het licht van de beperkte bevoegdheden van de EU op onderwijsterrein. Ook vraagt zij naar mijn inzet voor de volgende OJC-raad en de daaraan voorafgaande ambtelijke vooroverleggen.
Met de commissie acht ik terughoudendheid van `Europa' op het onderwijsdomein geboden. De bevoegdheden van de EU op onderwijsterrein zijn beperkt. De Gemeenschap mag op grond van het EG- verdrag initiatieven nemen die het beleid van de lidstaten ondersteunen, maar de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijs, de opzet van het onderwijsstelsel en de culturele en taalkundige verscheidenheid daarvan.
Wanneer deze uitgangspunten worden gerespecteerd en er meerwaarde is ten opzichte van wat lidstaten afzonderlijk kunnen bewerkstelligen, zal ik Europese initiatieven op onderwijsterrein in beginsel welwillend benaderen. Immers wat geldt voor vele andere beleidsterreinen geldt ook voor onderwijs, namelijk dat Nederland zich niet in een beleidsmatig vacuüm bevindt. Brede maatschappelijke ontwikkelingen hebben hun weerslag op alle Europese landen en brengen uitdagingen met zich mee die ook het onderwijs raken. Wanneer het binnen de Unie van elkaar leren behulpzaam is bij het vinden van antwoorden die bruikbaar zijn in de nationale context, dan is dat positief en kunnen we daar ons voordeel mee doen. Met andere woorden: ik zal EU-initiatieven van geval tot geval beoordelen.
Wanneer ik vervolgens specifiek kijk naar de door de commissie genoemde voorstellen, te weten: de ETF-herzieningsverordening en de mededeling lerarenopleiding, dan kan ik daarover het volgende zeggen.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

De European Training Foundation (Europese Stichting voor Opleidingen) bestaat sinds 1990. Zij is er steeds op gericht geweest een zinvolle informatie-uitwisseling tot stand te brengen met niet-lidstaten aan de buitengrenzen van de Europese Unie c.q. nieuwe lidstaten te begeleiden in hun toetredingsproces. Het functioneren van de Stichting voor Opleidingen is op verzoek van de Europese Commissie extern geëvalueerd, hetgeen heeft geleid tot het voorstel van een herziene oprichtingsverordening. Deze herziene verordening komt tegemoet aan de breed gevoelde behoefte het werkterrein en de bestuursstructuur te stroomlijnen. Het kabinet ziet een heldere taakstelling en een daadkrachtiger organisatie niet als een bedreiging van de autonomie van de lidstaten op onderwijsgebied, maar als een efficiënte manier om het 'leren van elkaar' vorm te geven. Ten aanzien van de mededeling over de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding wil ik erop wijzen dat het doel ervan is de lidstaten te ondersteunen in hun streven naar een betere kwaliteit van de opleiding tot leraar. Het is aan de lidstaten of zij hiervan gebruik willen maken. Het gaat immers slechts om een mededeling, d.w.z. dat er geen dwingende werking van uitgaat. Waar dat mogelijk is, acht ik het op basis van vrijwilligheid van belang gebruik te maken van de ondersteuning die de Commissie kan bieden bij een zo belangrijk onderwerp als de kwaliteit van leraren. Daarbij komt dat de inhoud van de mededeling in lijn ligt met de Nederlandse initiatieven op dit terrein zoals opgenomen in het Actieplan LeerKracht van Nederland. Beleidsreactie op het advies van de Commissie Leraren. Kortom ik maak graag gebruik van de kennis en ervaring die bij de Commissie en in andere EU-lidstaten op het gebied van de opleiding tot leraar aanwezig is, zonder daarbij concessies te doen aan de eigenstandige positie van Nederland op het onderwijsterrein. Ten slotte vroeg de commissie naar mijn inzet voor de OJC-raad. Onder Sloveens voorzitterschap zullen er OJC-raden plaatsvinden op 14 februari en op 21 en 22 mei 2008. Hoe de agenda er uit zal zien, is nog niet bekend. Te verwachten valt dat de mededeling lerarenopleiding niet meer zal terugkeren op de agenda aangezien hierover eerder al Raadsconclusies werden aangenomen. Ik verwijs naar het verslag van de afglopen OJC-raad dat ik de Kamers op 5 december heb toegezonden (Kamerstuk 21 501-34 nr. 87). De procedure gericht op het aannemen van de ETF-verordening zal de komende periode worden voortgezet. Zodra de onderwerpen voor de Raad bekend zijn, zal ik mijn inzet bepalen. Uw Kamer wordt hier zoals gebruikelijk via de geannoteerde agenda over geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk