Kamerbrief aan de Eerste Kamer inzake voorstel tot herziening/amendering
statuut en financiering van politieke partijen op Europees niveau
21-12-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste
commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/
Algemene Zaken en het Huis der Koningin (BZK/AZ) van 12 december 2007
met kenmerk 140103U/HM/SJ inzake het voorstel tot
herziening/amendering van het statuut en de financiering van politieke
partijen op Europees niveau.
In de brief vraagt u naar mijn visie en standpunt ten aanzien van
enkele elementen uit Verordening 2004/2003 betreffende het statuut en
de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Daarbij
geeft u aan dat uw Commissie zich kan vinden in het regeringsstandpunt
zoals verwoord in het desbetreffende BNC-fiche. Graag wil ik u bij
deze informeren dat de Raad en het Europees Parlement inmiddels
overeenstemming hebben bereikt over de herziening van de Verordening.
Politieke partijen op Europees niveau die voor financiering uit de
algemene begroting van de Europese Unie in aanmerking wensen te komen,
dienen jaarlijks een verzoek in bij het Europees Parlement. Het
Europees Parlement besluit binnen een termijn van drie maanden over
eventuele toekenning. Ook onderzoekt het Europees Parlement regelmatig
of de politieke partijen en de stichtingen nog steeds aan de in de
Verordening gestelde voorwaarden voldoen.
U geeft aan van mening te zijn dat de procedure en de criteria waaraan
politieke partijen en stichtingen op Europees niveau moeten voldoen om
in aanmerking te komen voor financiering dienen te worden verhelderd.
Daarbij stelt u dat het lijkt alsof het inhoudelijke standpunt van een
partij of stichting invloed heeft op het in aanmerking komen voor
financiering, gelet op de voorwaarden zoals gesteld in de Verordening.
Hoewel politieke partijen en stichtingen de beginselen die ten
grondslag liggen aan de Europese Unie moeten eerbiedigen, is er geen
sprake van dat zij op grond van een kritische houding ten aanzien van
Europa uitgesloten kunnen worden van financiering. In artikel 3 lid c
van de Verordening worden de beginselen waarop de Europese Unie is
gegrondvest genoemd, te weten vrijheid, democratie, mensenrechten en
fundamentele vrijheden alsmede de rechtstaat. Politieke partijen en
stichtingen op Europees niveau moeten deze algemene beginselen - die
al in de oorspronkelijke Verordening uit 2003 waren opgenomen en bij
deze herziening niet ter discussie stonden - eerbiedigen en laten de
mogelijkheid van kritische opvattingen inzake het Europese
integratieproces onverlet. Ook het woord `debat ' in het nieuwe
artikel 2 lid 4 duidt op het feit dat er ruimte is voor argumenten van
voor- en tegenstanders van het proces van Europese samenwerking. In de
afgelopen jaren, waarin Verordening 2004/2003 van kracht is geweest,
is gebleken dat politieke partijen op Europees niveau met kritische
opvattingen over het proces van Europese samenwerking evenzeer voor
financiering in aanmerking zijn gekomen.
Voorts vraagt u zich af of ik de drempel voor partijfinanciering
houdbaar vindt, daar deze mede door de uitbreiding van de EU hoger is
komen te liggen. Het is een terechte observatie dat door de
uitbreiding van de Unie de bestaande voorwaarde van vertegenwoordiging
in ten minste eenvierde van de lidstaten een verzwaring is. Immers in
2003 was in een Unie van 15 lidstaten vertegenwoordiging in ten minste
vier lidstaten voldoende om te voldoen aan de voorwaarde uit artikel
3, lid 3b. In de uitgebreide Unie van 27 lidstaten is dat opgelopen
naar een vertegenwoordiging in ten minste zeven lidstaten. Ik ben van
mening dat de politieke partijen op Europees niveau in een uitgebreide
Unie een groter aantal burgers met een bredere geografische herkomst
moeten vertegenwoordigen. Derhalve heeft het kabinet er bij de
herziening van de Verordening niet voor gepleit deze voorwaarde van
vertegenwoordiging in ten minste eenvierde van de lidstaten te
wijzigen. Ook andere lidstaten hebben daar vanaf gezien.
Ten slotte vraagt u naar mijn mening ten aanzien van de verschillende
zwaarte van de voorwaarden voor ondersteuning die gelden voor fracties
in het Europees Parlement en Europese politieke partijen. Het Europees
Parlement heeft een eigen verantwoordelijkheid inzake de ondersteuning
van de fracties, hetgeen geschiedt uit de eigen middelen van het
Europees Parlement. Derhalve acht ik het niet opportuun mijn mening
ter zake te formuleren. Wel kan ik u voor de volledigheid verwijzen
naar het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 30 juni
2003^1 waarin het Bureau de regelingen vaststelt inzake de
terbeschikkingstelling en de uitvoering van de faciliteiten en
kredieten voor fracties, respectievelijk de controle erop.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
1: Geamendeerd door het Bureau op 22 maart 2006 en 11 juli 2007
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken