ChristenUnie
Inbreng bij wetsvoorstel veiligheidsregio's
Inbreng bij wetsvoorstel veiligheidsregio's
donderdag 20 december 2007 10:20
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met weinig enthousiasme
kennis genomen van voorliggend voorstel hetgeen een wettelijke
verankering beoogt van de Veiligheidsregio. Hoewel deze leden met de
regering van mening zijn dat effectief optreden gewenst is in het
geval van rampen en crises, hebben zij aarzeling bij de gekozen
vormgeving van de veiligheidsregio. Zij vrezen dat met voorliggend
wetsvoorstel een bestuurlijke drukte wordt gecreëerd voor de
uitzonderlijke gelegenheid dat zich een ramp of een crisis voordoet.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen ook vraagtekens bij de
wijze waarop de veiligheidsregio democratisch is gelegitimeerd, nu
zowel richting de minister, als de gemeenteraden slechts op een
indirecte manier verantwoording kan worden afgelegd.
Bovendien constateren deze leden dat het wetsvoorstel nauwe samenhang
vertoont met een aantal andere wetsvoorstellen die nog in behandeling
zijn, of zijn aangekondigd. Zij vragen de regering dan ook in te gaan
op de verhouding van dit wetsvoorstel tot de Wet ambulancezorg, de
voorgenomen verankering van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor
het veiligheidsbeleid en de boven de markt hangende wijziging van het
politiebestel en het effect daarvan op de medewerking van de politie
om te komen tot de Veiligheidsregio.
In het bijzonder vragen deze leden aan de regering om een cijfermatig
inzicht te verschaffen in de verhouding tussen de werkzaamheden die
worden uitgevoerd door de verschillende kolommen in het kader van het
lokale veiligheidsbeleid, dan wel het regionale veiligheidsbeleid?
Het stellen van kwaliteitseisen voor de veiligheidsregio's ten aanzien
van melding en opschaling, leiding en coördinatie en operationeel
informatiemanagement is een van de verbetermaatregelen. De eisen
moeten ertoe leiden, dat de feitelijke bestrijding van een incident
volgens vastgelegde normen gaat verlopen. De eisen betreffen
bijvoorbeeld de beschikbaarheid van sleutelfunctionarissen, de
capaciteit van de meldkamer en het tempo en de structuur van de
opschaling. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering
toe te lichten welke ruimte er dan nog overblijft voor de regio om te
bepalen hoe zij de rampen -en crisisbeheersing oppakt? Tevens vragen
zij In hoeverre wordt gewaarborgd dat in reguliere situaties, die toch
het grootste gedeelte van de tijd in beslag nemen, de normale
bestuurlijke verhoudingen van toepassing blijven?
Veel van de uitwerking van voorliggend wetsvoorstel wordt vormgegeven
via AMvB's. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering
een uitputtend overzicht te geven van de AMvB's die voortvloeien uit
dit voorliggend wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel introduceert een éénhoofdig gezag; in het geval van
een bovenlokale ramp of crisis oefent de voorzitter van de
veiligheidsregio deze bevoegdheden uit. De leden van de
ChristenUnie-fractie constateren dat het wetsvoorstel daarmee ingaat
tegen de door de Kamer aangenomen motie Cornielje over de
doorzettingsmacht van de Commissaris van de Koningin. Zij vragen de
regering deze keuze nader te onderbouwen en vragen de regering in dit
verband tevens aan te geven hoe zal worden omgegaan met conflicten
tussen het belang van een superburgemeester en andere burgemeester?
Delen zij niet de analyse van onder andere het IPO dat de voorzitter
van de veiligheidsregio geconfronteerd wordt met een blijvend
rolconflict als opdrachtnemer van dwingend opgelegd rijksbeleid aan de
ene kant en als democratisch gelegitimeerd lokaal bestuurder aan de
andere kant?
p. 11 De voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio is de
burgemeester die tevens korpsbeheerder is. Binnen het bestuur kan een
weging van stemmen worden afgesproken, waarbij de voorzitter bij
stakende stemmen de doorslaggevende stem heeft. Kan de regering
toelichten op welke wijze deze stemverdeling bijdraagt aan de
uitvoering van de individuele gemeentelijke verantwoordelijkheid ten
aanzien van het veiligheidsbeleid?
p.12. Voorliggend wetsvoorstel gaat uit van de bepalingen van de oude
Politiewet. Op de integratie van de besturen wordt teruggekomen zodra
het standpunt over de nieuwe Politiewet is bepaald. Welke gevolgen
heeft de dreiging van het doorzetten van dit wetsvoorstel op de
vorming van de Veiligheidsregio en de stand van zaken met betrekking
tot de convenanten met politie, zo vragen de leden van de
ChristenUnie-fractie.
p.33. Een onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer is de 112
centrale. Het regionale college is verantwoordelijk voor het in stand
houden van de 112-centrale. Volgens de regering bestaat er geen
directe aanleiding om de verantwoordelijkheid voor de 112 centrale
onder te brengen bij het bestuur van de veiligheidsregio.
Tegelijkertijd moeten er wel per regio uitwerking plaats vinden in een
convenant. De aspecten die in ieder geval moeten worden geregeld in
het convenant zijn de locatie, het beleid en beheer, de financiën. De
leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het dan niet logischer om
het eenduidig te regelen en het wel onder het bestuur van de
Veiligheidsregio te brengen?
De directeur GHOR is belast met de operationele leiding van de
geneeskundige hulpverlening, maar de daadwerkelijke leiding van de
geneeskundige hulpverlening geschiedt door instellingen,
zorgaanbieders of diensten die merendeels particulier zijn. Die zijn
niet ondergeschikt aan de directeur GHOR, maar werken op basis van
afspraken die niet afdwingbaar zijn. De minister van VWS ziet toe op
de naleving van die afspraken door de zorginstellingen. De leden van
de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe er voor wordt gezorgd
dat er niettemin in een crisissituatie toch adequaat kan worden
opgetreden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nog eens ander
te onderbouwen waarom er nog steeds sprake is van verlengd lokaal
bestuur nu er een grote hoeveelheid bevoegdheden verplicht wordt
overgedragen aan de veiligheidsregio. Mede in verband daarmee vragen
zij de regering tevens waarom de gemeenten toch op moeten draaien voor
de kosten van het opzetten van de veiligheidsregio?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op
de verhouding van de veiligheidsregio en de discussie over
bestuurlijke drukte, schaalgrootte en de rol en taken van de
provincie. Ook vragen zij de regering aan te geven hoe de
veiligheidsregio past binnen het principe zoals geformuleerd in het
beleidsprogramma dat de bestuurlijke drukte moet worden verminderd,
door bijvoorbeeld het aantal betrokken bestuurslagen op bepaalde
beleidsterreinen terug te brengen naar maximaal twee.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe de
afstemming plaatsvindt tussen vakministers en de regio in het kader
van een crisis? Hoe wordt voorkomen dat op het moment zelf
burgemeester bevoegdheden denken te kunnen uitoefenen, die eigenlijk
aan de vakministers toekomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op
de uitwerking van bijstand op basis van artikel 23c. Hoe doelmatig is
het als een burgemeester voor beperkte bijstand eerst zich moet
richten tot de Veiligheidsregio om pas in tweede instantie zijn
buurgemeente te mogen aanspreken voor een verzoek om bijstand. Acht de
regering het wenselijk dat buurgemeenten die in afzonderlijke
veiligheidsregio's zijn ondergebracht, niet meer in eerste instantie
bijstand verlenen? Deelt de regering de inschatting van de
ChristenUnie-fractie dat dit gevolgen kan hebben voor de aanrijtijden
van de brandweer? Mede in dit verband vragen de leden van de
ChristenUnie-fractie om uiteen te zetten hoe de besluitvorming
plaatsvindt op het moment dat er sprake is van een bovenregionale
crisis?
Het bevreemdt de leden van de ChristenUnie-fractie dat in de memorie
van toelichting niet inhoudelijk wordt ingegaan op de vrees van
verschillende gemeenten ten aanzien van de effecten van een
geregionaliseerd korps op de lokale binding van de brandweer. Zij
verzoeken de regering hier alsnog op in te gaan, te meer daar er
inmiddels wel een kabinetsvisie op de beschikbaarheid van
brandweervrijwilligers ligt. Tevens verzoeken zij de regering een
cijfermatig inzicht te verschaffen in de verwachte effecten op de
beschikbaarheid van vrijwilligers in de periode tot 2010 en daarbij
tevens het kostenaspect te betrekken (voor het geval dat vrijwilligers
moeten worden vervangen door beroepspersoneel).
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering geen
wettelijke verplichting wil tot regionalisering van de brandweer,
omdat het behalen van een minimaal kwaliteitsniveau voorop staat. Is
de regering van mening dat dit ook voldoende kan worden bereikt via
intergemeentelijke samenwerking? Wordt er bij de kwaliteitscriteria
niet te veel nadruk gelegd op het kunnen opschalen, terwijl het
overgrote deel van het brandweerwerk op lokaal niveau plaatsvindt? Ook
vragen zij de regering hoe zich de stimuleringsregeling voor
regionalisering van de brandweer verhoudt tot het afzien van een
wettelijke verplichting tot regionalisering?