ChristenUnie
Bijdrage debat over de staat van de Europese Unie
Bijdrage debat over de staat van de Europese Unie
woensdag 19 december 2007 10:11
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. In mijn Europadebatten heb ik vaak een citaat uit een boek
gebruikt. Dit debat wil ik beginnen met een uitspraak van mijn oudste
zoon. Dit schooljaar krijgt hij als achtjarige voor het eerst les in
de vakken geschiedenis en aardrijkskunde. Een poosje geleden zei hij
op een avond tegen mij: "Mama, het is eigenlijk best mooi gegaan.
Eerst was Duitsland onze vijand, maar nu zijn wij al heel lang
vrienden." Volgens mij raakt hij daarmee de kern van onze Europese
samenwerking, namelijk vrede en stabiliteit.
De laatste jaren is het vooral gegaan over problemen binnen de
Europese Unie: over het teveel aan invloed van de Europese Commissie,
over de hoge kosten, over de moeizame besluitvorming, et cetera.
Begrijp mij goed: het is terecht dat wij daarover spreken, want zo
houden wij de EU werkzaam en elkaar alert. Wij zullen ons nu echter
ook moeten richten op nieuwe uitdagingen. Er ligt een
hervormingsverdrag dat voor een belangrijk deel aan de kritiekenpunten
van de fractie van de ChristenUnie tegemoet komt en waarmee de
Europese Unie deze nieuwe uitdagingen aankan. Dat zijn wat de
ChristenUnie-fractie betreft vooral versterking van de nationale
lidstaten en een duidelijk afbakening van beleidsterreinen en
bevoegdheden. Wij zullen daarover in 2008 nader spreken.
Wij lijken in Nederland wel eens te vergeten hoe goed wij het hebben.
Wij hebben een hoog welvaartsniveau en kunnen vrij reizen. Belangrijk
voor mijn fractie is dat Nederland niet alleen wat aan Europa heeft,
maar ook dat Nederland een positieve bijdrage levert aan een goede
Europese integratie en kennis, dat het expertise en ervaring deelt met
nieuwe lidstaten. Ik vind het altijd heel bijzonder om te merken dat
nieuwe lidstaten of staten die nog in de wachtkamer zitten, veel meer
op de lijn zitten dat Europa vrede en voorspoed kan brengen.
De Staat van de Europese Unie gaat terecht in op de moeite die burgers
ervaren met de EU, maar gaat ook in op de verworvenheden. Gisteren heb
ik gesproken over de noodzaak van goede communicatie, waarop ik
vandaag graag een reactie ontvang van de regering. Mijn fractie maakt
overigens complimenten voor de lijn die het kabinet voorstaat voor het
informeren van het parlement en het aangaan van het gesprek.
Als ik aan verworvenheden denk, denk ik ook aan landen die geen zicht
hebben op lidmaatschap, maar waarvoor wij als EU veel kunnen
betekenen. Een van de instrumenten daarvoor is nabuurschapsbeleid. Ik
wil vandaag concreet spreken over Wit-Rusland. Recentelijk had ik een
groep Witrussen op bezoek. Hoewel het land niet bijzonder ver weg
ligt, lijkt het om een totaal andere wereld te gaan. Wat zijn op dit
moment de specifieke punten van het nabuurschapsbeleid ten opzichte
van Wit-Rusland? Een van de problemen is het gebrek aan vrijheid van
godsdienst. Mijn fractie voelt er veel voor om de lijst met personen
uit Wit-Rusland die de EU niet binnen mogen komen, uit te breiden met
personen die de vrijheid van godsdienst in Wit-Rusland schenden.
Daarnaast ziet mijn fractie graag dat het respecteren van
godsdienstvrijheid gaat gelden als een van de eerste criteria om het
niveau van democratisering in Wit-Rusland te meten, naast criteria als
vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering. Ook vraag ik
om dit thema onderdeel te laten zijn van de gesprekken met
Wit-Rusland. Kan de minister-president deze punten via het Europese
nabuurschapsbeleid aankaarten?
Naast het nabuurschapsbeleid denk ik ook aan het Europese
ontwikkelingsbeleid. De EU vormt een groep welvarende lidstaten die
veel kunnen betekenen voor ontwikkelingslanden. Hoewel mijn fractie
waardeert dat de coherentie wordt bevorderd, is zij nog niet helemaal
overtuigd van de welwillendheid van de Commissie tegenover
ontwikkelingslanden. Ik denk dan vooral aan de epa's.
Het ontwikkelingsbelang krijgt in de onderhandelingen niet de centrale
plaats die het verdient. Zeker gezien de ambities van de EU op het
terrein van migratie, moet er meer aandacht komen voor de braindrain
uit ontwikkelingslanden. Ik denk bijvoorbeeld aan medisch personeel
uit Afrikaanse landen. Ik hoor graag van de minister-president welke
voortgang er is geboekt bij de doelstelling om elke lidstaat 0,7% bnp
aan ontwikkelingssamenwerking te laten besteden. Ik ben benieuwd naar
de perspectieven voor een nieuwe Doha-ronde en de aandacht die daarbij
zal uitgaan naar de voor Nederland en Europa zo belangrijke non-trade
concerns.
Ook van grensoverschrijdend belang is de klimaatproblematiek. Daar
heeft de EU een duidelijk rol te spelen. Het stemt mij dan ook
tevreden dat zij dat heeft gedaan tijdens de klimaattop op Bali. Het
lijkt mij fractie een goede zaak om het klimaatbeleid te koppelen aan
het beleid voor de interne markt en handelsafspraken met
ontwikkelingslanden. Op nationaal niveau kunnen wij dat ook doen, maar
hiervoor is verder echte Europese samenwerking nodig.
Van alle internationale dimensies, relaties en grensoverschrijdende
problematiek keer ik terug naar de unie zelf. Het hervormingsverdrag
draagt bij aan een gematigder Europese Unie. Er bestaat echter nog
steeds onduidelijkheid over de uiteindelijke vormgeving van de unie,
zowel wat betreft haar inhoud als haar grenzen. Ik sprak hierover
gisteren al, maar ik wil vandaag nogmaals gezegd hebben dat mijn
fractie hierover duidelijkheid wil krijgen. Dat bevordert namelijk
niet alleen de samenwerking binnen de EU en van de EU met haar
partners, maar ook het vertrouwen van burgers in de Europese
samenwerking. Het is dan immers duidelijk waar men naartoe werkt.
De afgelopen vijftien jaar zijn de Europese agentschappen als
paddenstoelen uit de grond geschoten. Voedsel veiligheid, maritieme
veiligheid, de ontwikkeling van beroepsopleidingen: Europa regelde het
via een agentschap. Die agentschappen zijn een belangrijk voorbeeld
van de sluipende machtsgroei in Brussel. Het is een natuurlijke
neiging van instellingen om de eigen macht te vergroten. Mijn fractie
vindt dat daaraan een halt moet worden toegeroepen door de controle te
versterken. Datzelfde geldt voor het commitologiesysteem. Ik hoor
graag van de minister-president hoe het toezicht hierop kan worden
verbeterd.
Ik heb waardering voor de inzet van het kabinet op het punt van de
begrotingsevaluatie. Het hoort inderdaad niet in de eerste plaats te
gaan over de verdeling van de centen en pas in de tweede plaats over
de inhoud. De inhoud van het beleid en de hervormingen dienen centraal
te staan. De fractie van de ChristenUnie vindt dat het kabinet in moet
zetten op afrekenbare doelen, net zoals wij dat voor onze nationale
begrotingen wensen.
Tweede termijn
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor de beantwoording en
voor de verschillende toezeggingen, bijvoorbeeld op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking en klimaatbeleid.
Wij hebben uitvoerig gesproken over het nabuurschapsbeleid en het
partenariaat. Het is nog niet helemaal helder geworden, maar in de
Staat van de Unie staat dat een en ander verder uitgewerkt en op
haalbaarheid getoetst moet worden. De minister gebruikt de
vergelijking van een huis en een tuinhuisje. Ik wil liever een andere
vergelijking gebruiken, namelijk die van twee huizen in een rijtje.
Wil je als buren prettig naast elkaar wonen en samen iets doen, zoals
het gezamenlijk aanleggen van een tuin, dan is het belangrijk dat
bepaalde principes gedeeld worden over onderhoud en
onkruidbestrijding. Laten wij deze vergelijking doortrekken. Om een
bepaalde samenwerkingsrelatie aan te gaan in een partenariaat, zou
volgens de fractie van de ChristenUnie moeten worden voldaan aan
bepaalde principiële randvoorwaarden. Daarom dien ik de volgende motie
in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese Unie belang heeft bij stabiele buurlanden
met een goed bestuur;
overwegende dat het partenariaat verder zal worden uitgewerkt en op
haalbaarheid getoetst;
verzoekt de regering, de vrijheid van godsdienst, meningsuiting en
vergadering voorwaarden te laten zijn voor een partenariaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen
Scheppink, Ormel, Blom, Van der Staaij en Ten Broeke. Zij krijgt nr.
21 (31202).