Antwoorden op kamervragen van Atsma en Schermers over BSE
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-K-U-2815362
20 december 2007
Antwoorden van minister Klink en mede namens de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, op kamervragen van de Kamerleden Atsma en
Schermers over BSE (2070804760).
Vraag 1
Kent u het bericht "Wetenschapper voorspelt duizenden doden door
Boviene spongiforme encefalopathie (BSE)" ?
Antwoord 1
Ja, dit bericht is mij bekend. Het artikel uit het Agrarisch Dagblad
slaat terug op een wetenschappelijk artikel in Science van 9 november
jongstleden2, en diverse artikelen in de Engelse pers3,4.
Vraag 2
Wat is uw mening over de stelling dat BSE nog duizenden slachtoffers
zal maken, aangezien zij in de periode van 1980 tot 1986 besmet vlees
zouden hebben gegeten? Hoe beoordeelt u derhalve het artikel?
Antwoord 2
Er zijn geen voortekenen om te veronderstellen dat de variant van de
ziekte van Creutzfeldt-Jakob (een humane variant van BSE) in ons land
of in het Verenigd Koninkrijk nog duizenden slachtoffers zal maken.
Weliswaar stijgt het aantal patiënten met de ziekte, maar de toename
is beperkt en op dit moment geven de surveillancegegevens in Nederland
en de rest van Europa geen reden tot zorg. Zo waren er in de periode
1996 tot 2006 slechts 2 patiënten met vCJD in Nederland. Het in ons
land op basis van schattingen te verwachten totaal aantal patienten
met vCJD ligt tussen de vijf en tien. Wel is onlangs afgesproken om de
intensieve surveillance voorlopig te handhaven, om zo mogelijke
veranderingen in het aantal ziektegevallen te kunnen opsporen. Wat
betreft het artikel, er is een aantal wetenschappers dat meent dat
veel mensen de ziekte nog onder de leden hebben, maar dat zij nog geen
symptomen hebben ontwikkeld. De discussie hierover is in het
wetenschappelijke domein nog niet afgerond, maar vooralsnog is er
weinig reden aan te nemen dat dit het geval is. Op basis van de
huidige gangbare wetenschappelijke inzichten is er dus geen aanleiding
om te veronderstellen dat de in ons land gehanteerde schattingen te
laag zijn.
Vraag 3
Worden door middel van dit recente onderzoek nieuwe feiten opgeworpen
die tot nu toe niet bekend waren? Zijn er ook aanknopingspunten die
specifiek voor Nederland van belang kunnen zijn?
Antwoord 3
Nee, dit is niet het geval. Essentieel is dat de verspreiding van BSE
inmiddels een halt is toegeroepen en dat de consument wordt
gevrijwaard van eventuele besmettingen in het vlees dat hij eet. De EU
heeft beide punten gerealiseerd. Dat neemt niet weg dat er in de
komende jaren wellicht nog bij enkele mensen de diagnose vCJD zal
worden vastgesteld als gevolg van een vroegere consumptie van besmet
vlees. Dat is dus te beschouwen als een erfenis uit het verleden.
Vraag 4
Is er voldoende aandacht van en samenwerking tussen u beiden voor de
relatie tussen dierziekten en volksgezondheid, zoals bijvoorbeeld
tussen BSE en Creutzfeldt Jacob?
Antwoord 4
Ja. Goede samenwerking tussen veterinaire experts en medici is mijns
inziens noodzakelijk om de volksgezondheid te kunnen beschermen. In
het geval van BSE en Creutzfeldt-Jacob heeft het Centrum
Infectieziektebestrijding van het RIVM in januari 2007 een expert
meeting georganiseerd over dit onderwerp. Hierbij waren zowel
epidemiologen, pathologen, infectieziektebestrijders als veterinair
epidemiologen aanwezig5. Ook op het terrein van andere dierziektes die
op mensen kunnen overgaan wordt er steeds meer samengewerkt tussen
deskundigen op het gebied van volks- en diergezondheid.