Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Appreciatie brief PVE

20 december 2007 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister van LNV en de staatssecretaris van EZ reageren op een brief van het productschap Vee Vlees en Eieren. Het PVE vreest dat nieuwe markttoegangbepalingen banen gaan kosten.

Meer informatie

* Appreciatie brief PVE
Kamerstuk | 20-12-2007 | PDF-Document, 45 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel


Kenmerk IZ. 2007/2658
Datum 20 december 2007

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Geachte Voorzitter,

Bij brief van 7 november 2007 hebben de Productschappen Vee Vlees en Eieren (PVE) de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit alsmede de vaste commissie voor Economische Zaken een brief toegezonden, waarin de PVE hun zorgen hebben geuit over de WTO-onderhandelingen. In het Algemeen Overleg van 22 november heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit toegezegd u een appreciatie te geven van de sociaal-economische gevolgen, die de PVE in de brief voor de Europese vlees- en eiersector hebben geuit. Daarin voeren de PVE aan dat de in het kader van de WTOonderhandelingen voorgestelde markttoegangsbepalingen voor de Europese vlees-en eiersectoren een verlies van zo'n 600.000 banen tot gevolg hebben. Tevens voeren de PVE aan dat het opvolgen van de huidige communautair voorgeschreven eisen aan de productie met betrekking tot dierenwelzijn, milieu, voedselveiligheid en voedselkwaliteit voor de Europese vlees-en eiersector een lastenverzwaring van EUR 10 miljard op jaarbasis inhoudt.

Ten eerste delen wij een deel van de zorgen, die door de PVE zijn geuit in de brief over de WTO-voorstellen inzake de markttoegang. We kunnen u dan ook verzekeren dat er door Nederland druk wordt uitgeoefend op de Europese Commissie om de Nederlandse belangen, die bij deze- en overigens ook bij een aantal andere sectoren- aanwezig zijn, te respecteren in de onderhandelingen. Expliciet zijn bij de Commissie zorgen geuit over de voorgestelde conceptmodaliteiten op het gebied van markttoegang en meer specifiek over de voorgestelde tariefreducties voor de PVV sector en de omvang van de invoercontingenten voor gevoelige producten. Voor producten die als gevoelig product aangewezen worden, geldt een uitzondering op de reguliere verlaging van invoertarieven. In ruil hiervoor moet een invoercontingent tegen een verlaagd tarief worden geopend. In de aan uw Kamer geschreven brief wordt echter door de PVE wel een heel negatief beeld geschetst. Het door de PVE genoemde cijfer van banenverlies kunnen wij niet plaatsen. Navraag bij de PVE wijst uit dat de cijfers zijn gebaseerd op een Franse studie, die onder andere wordt genoemd in een op 21 november 2005 afgegeven persverklaring van het Europese Vleesplatvorm, onder de titel "WTO-Negotiations and the European

Meat Sector: employment in the EU meat industry and foodsecurity at stake". Daarin wordt uitgegaan van een mogelijk banenverlies van 28% in de varkenssector, van 21% in de rund- en schapensector en van 18% in de pluimveesector. Ongeveer de helft van dit banenverlies van 600.000 arbeidsplaatsen zou zich voordoen in de rund- en schapensector. De andere helft in de varkens- en pluimveesector. Opgemerkt zij dat deze cijfers betrekking hebben op de gehele productiekolom. Deze werkgelegenheidsgevolgen komen ons weinig waarschijnlijk voor. Indien bijvoorbeeld de door de Nederlandse sectoren voorgedragen tarieflijnen in de varkensvleessector worden aangemerkt als gevoelig, dan zou het aldus te vormen invoercontingent alleen voor deze producten, indien deze geheel benut worden, slechts een fractie van de Europese productie van 22 miljoen ton bedragen. Indien bijvoorbeeld de door de Nederlandse sectoren voorgedragen tarieflijnen in de pluimveevleessector en eiersector als gevoelig worden aangemerkt, gaat het ook om een gering percentage in verhouding tot de Europese productie. Een percentage van 28% respectievelijk 18% banenverlies in de desbetreffende sectoren lijkt ons onwaarschijnlijk hoog. Daarbij toont bijvoorbeeld de OECD-FAO publicatie "Agricultural Outlook 2007- 2016" de verwachting van een stijgende wereldmarktvraag naar dierlijke producten, wat betekent dat het op voorhand nog maar zeer de vraag is of de genoemde contingenten ooit zullen worden gevuld. Onze conclusie is dan ook dat we vraagtekens plaatsen bij de door de PVE genoemde cijfers.

Ofschoon wij ons hard maken voor beheersing van de grootte van de te openen invoercontingenten - zoals die waar de PVE op doelen - moeten de brede economische en politieke belangen die in deze onderhandelingen spelen niet uit het oog worden verloren. Niet alleen bij NAMA (niet landbouwproducten) en diensten, maar ook in het landbouwdossier spelen er grote belangen, die bij een verdere liberalisering gediend zijn. Tegen deze achtergrond beschouwen wij de zienswijze van de PVE om geen prioriteit aan de WTO onderhandelingen te geven als onverstandig. Niettemin is het belangrijk dat er in de Nederlandse opstelling ruimte is om onze belangen voor het voetlicht te brengen. Verdere vrijmaking van de wereldhandel kan naar onze mening het beste worden bereikt op multilateraal niveau. Dat is eenduidig en het meest transparant. In het handelsbeleid geeft de Europese Commissie daarom terecht voorrang aan de multilaterale onderhandelingen. Dat neemt niet weg dat daarnaast gewerkt wordt aan het afsluiten van regionale en bilaterale handelsakkoorden, teneinde het concurrentievermogen van de EU te versterken en geen markten te verliezen aan onze concurrenten. Dat proces ondersteunt Nederland. Bilaterale en regionale akkoorden dienen aanvullend en ondersteunend te zijn en dienen te fungeren als stepping stones voor onderhandelingen binnen de WTO.

Ook zet het Kabinet, zoals de Kamer weet, zich in voor de non-trade concerns (NTC's), zoals bescherming van het milieu, het behoud van biodiversiteit en het respecteren van dierenwelzijn. In de huidige WTO-onderhandelingen bestaat echter weinig draagvlak voor non-trade concerns. We blijven er echter bij de Europese Commissie op aandringen om:
- bij de EU-keuze van gevoelige producten rekening te houden met een aantal dierenwelzijngevoelige producten in de lage tariefbanden, zoals pluimvee- en varkensvlees;

- te zorgen voor een zogenaamde "built in agenda", opdat in een eventueel te bereiken akkoord wordt vastgelegd dat NTC's ook in de toekomst nadrukkelijk op de WTO-agenda blijven staan. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat binnen WTO-kader de discussie over de manier waarop in de internationale handel recht gedaan kan worden aan NTC`s wordt gecontinueerd in een volgende onderhandelingsronde.

Uiteraard betreuren wij dat er in de huidige ronde tot op heden ondanks herhaaldelijk aandringen van Nederlandse zijde geen plaats ingeruimd lijkt te worden voor de NTC's Het spelersveld overziend, zijn wij het met de PVE eens dat ook de bilaterale en regionale akkoorden zich op de korte termijn lenen om NTC's in de internationale handel te introduceren. Er is ons echter veel aan gelegen om naast het regionaal en bilateraal kader ook in multilateraal verband NTC`s te introduceren.

De lastenverzwaring verbandhoudende met door NTC's ingegeven productie-eisen, waarover de PVE in de brief spreken, kunnen wij niet beoordelen. Tegen de achtergrond van de totale productiewaarde van de veehouderijsectoren in de EU 27 komt de door de PVE genoemde 10 miljard euro op jaarbasis vooral erg hoog over. De eisen waaraan voldaan moet worden, volgen niet uit een bindende WTO-overeenkomst, doch zoals de PVE zelf ook aangeven uit dwingende communautaire regelgeving. Zoals u weet, maken wij ons in Europees verband sterk om regelgeving te vereenvoudigen en administratieve lasten te verminderen, zonder dat dit overigens afbreuk mag doen aan de door non-trade concerns ingegeven motieven.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOEDSELKWALITEIT, ECONOMISCHE ZAKEN,