Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200708224/2
Publicatie datum: donderdag 20 december 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Beuningen
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200708224/2.
Datum uitspraak: 20 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, gevestigd te
en
het college van burgemeester en wethouders van Beuningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2007 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Beuningen (hierna: het college) aan een
last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 8.1,
eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer ten aanzien van
de inrichting op het adres te .
Bij besluit van 25 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft het
college het door hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond
verklaard en aan de last toegevoegd dat in de inrichting niet meer dan
5 runderen en 15 varkens per week mogen worden geslacht.
Tegen dit besluit heeft bij brief van 26 november 2007,
bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief van 26 november 2007, bij de Raad van State
ingekomen op dezelfde dag, heeft de voorzitter verzocht
een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2007,
waar , vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen,
advocaat te Middelharnis en en het college,
vertegenwoordigd door H.A. Janssen, ambtenaar in dienst van de
gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het college heeft aan het besluit tot oplegging van een last
onder dwangsom ten grondslag gelegd dat in de inrichting meer dan 5
runderen en 15 varkens per week worden geslacht. Dit houdt volgens het
college een overtreding in van de voor de inrichting geldende
milieuvergunningen.
2.3. betoogt - kort samengevat - dat in de geldende
vergunningen, gelet ook op de context van de daaraan ten grondslag
liggende aanvragen, het aantal te slachten dieren noch expliciet noch
impliciet is beperkt. Die vergunningen worden aldus niet overtreden
door het slachten van meer dan 5 runderen en 15 varkens per week,
zodat er geen grondslag is voor het opleggen van een last onder
dwangsom.
2.3.1. Bij besluit van 26 februari 1991 is voor de inrichting een
oprichtingsvergunning als bedoeld in de Hinderwet verleend, welke
vergunning inmiddels geldt als een vergunning verleend krachtens de
Wet milieubeheer. In de aanvraag, die deel uitmaakt van de
oprichtingsvergunning, is bepaald dat de maximale omvang van de
inrichting 5 runderen met 5 staanplaatsen en 15 varkens met 15
ligplaatsen bedraagt. Verder is in de aanvraag vermeld dat per week
gemiddeld 5 runderen en 15 varkens worden geslacht. Het betoog van
dat de vergunningaanvraag destijds ten doel had te
geraken tot een uitbreiding van de in de aanvraag genoemde aantallen
tot het naar verzoeker stelt destijds hogere aantal slachtingen dat
wekelijks in feite zou plaatsvinden, volgt de voorzitter niet, nu voor
dat standpunt in de oprichtingsvergunning en in de aanvraag elk
concreet aanknopingspunt ontbreekt. Omdat het een aanvraag om een
oprichtingsvergunning betreft moet - ook indien deze een feitelijk
reeds bestaande inrichting betreft - er van worden uitgegaan dat
vergunning wordt gevraagd voor de inrichting zoals deze wordt
omschreven in de aanvraag. De voorzitter gaat er daarom van uit dat
bij besluit van 26 februari 1991 uitsluitend vergunning is verleend
voor het slachten van maximaal 5 runderen en 15 varkens per week.
2.3.2. Bij besluit van 23 augustus 2001 is een veranderingsvergunning
als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet
milieubeheer verleend. Blijkens de daarbij behorende
vergunningaanvraag gaat het om een uitbreiding en
capaciteitsvergroting van de inrichting. In de aanvraag is onder het
kopje 'procesomschrijving' onder meer vermeld: "slachten, uitbenen en
verwerken van koeien, varkens, schapen en geiten." De omvang van het
vergunde aantal slachtingen en slachtdagen per week is echter niet
nader gepreciseerd. Gelet op vorenstaande valt niet zonder meer in te
zien dat het slachten van meer dan 5 runderen en 15 varkens per week,
waaronder ook begrepen zou zijn een verbod tot het slachten van
schapen en geiten, een overtreding oplevert van de voor de inrichting
geldende vergunning.
In verband hiermee en gelet op de belangen van bij
voortzetting van de bij besluit van 23 augustus 2001 vergunde
activiteiten in afwachting van de behandeling van het beroep, ziet de
voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te
treffen.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
college van burgemeester en wethouders van Beuningen van 25 oktober
2007, kenmerk UIO7.05268, en het besluit van het college van
burgemeester en wethouders van Beuningen van 19 april 2007, kenmerk
UIO7.00876;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van
Beuningen tot vergoeding van bij in verband met de
behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van
666,73 (zegge: zeshonderdzesenzestig euro en drieënzeventig cent),
waarvan een gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente
Beuningen aan onder vermelding van het zaaknummer te
worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Beuningen aan het door haar
voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage
van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar
van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2007
190-541.