Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200705857/2
Publicatie datum: donderdag 20 december 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Overijssel
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Ontgrondingenwet
---
200705857/2.
Datum uitspraak: 20 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen onder meer:
, gevestigd te ,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 27 juni 2007, no. 2007/0197786 een
vergunning onder voorschriften ingevolge de Ontgrondingenwet verleend
aan voor ontgrondingswerkzaamheden in het gebied
plaatselijk bekend als De Dooze bij Kloosterhaar (gemeente
Hardenberg).
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 14
augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2007,
beroep ingesteld. Voorts hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2007,
waar verzoekers, vertegenwoordigd door , en F.J. van der
Woude, werkzaam bij advies- en bemiddelingskantoor Projectplan
Nederland, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F. Breure en ir.
S.J. Bennema, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is
daar gehoord de vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. G.J.A.
Sigmond, werkzaam bij adviesbureau Sight, en van
. Het college van burgemeester en wethouders van
Hardenberg is, met bericht, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers stellen dat zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen
bij de inwerkingtreding van het besluit, nu in dat besluit de in 1990
aan hen verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet voor
ontgrondingswerkzaamheden in bedoeld gebied De Dooze, wordt
ingetrokken en verzoekers niet langer zand kunnen winnen op hun
percelen in voornoemd gebied. Zij brengen onder meer bezwaren naar
voren met betrekking tot bestaande winrechten, de vorm van taluds en
een technisch rapport van Wiersma & partners.
2.3. De Voorzitter dient in de eerste plaats te bezien of is voldaan
aan het vereiste van een spoedeisend belang bij een voorlopige
voorziening en overweegt daartoe als volgt.
2.4. Ingevolge artikel 16 van de Ontgrondingenwet, voor zover thans
van belang, treedt een beschikking op grond van Hoofdstuk II van deze
wet tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning in
werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor
het indienen van een beroepschrift. Indien gedurende de termijn bij de
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking
niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Bij besluit van 27 juni 2007 heeft verweerder tevens de vergunning
ingevolge de Ontgrondingenwet die bij besluit van 5 november 1990 aan
verzoekers is verleend en bij besluit van 13 juli 2005 is gewijzigd,
ingetrokken. Gelet op artikel 16 van voornoemde wet treedt het besluit
van 27 juni 2007 in werking, en is de vergunning van verzoekers
ingetrokken, indien het verzoek tot schorsing van dat besluit wordt
afgewezen. De stelling van verweerder dat voornoemde vergunning van
verzoekers pas ingetrokken moet worden geacht op het moment dat het
besluit van 27 juni 2007 onherroepelijk is geworden door een uitspraak
van de Afdeling in de bodemprocedure, is dan ook onjuist.
De Voorzitter acht gelet op het bovenstaande een spoedeisend belang in
zoverre aanwezig dat in het navolgende zal worden onderzocht of
aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. De bezwaren van verzoekers betreffende bestaande winrechten, de
vorm van taluds en een technisch rapport van Wiersma & partners,
vergen nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
In verband hiermee en gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen
ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het bestreden besluit,
ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna
vermelde voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Verweerder dient ten aanzien van verzoekers op na te melden wijze
in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
college van gedeputeerde staten van Overijssel van 27 juni 2007,
kenmerk no. 2007/0197786;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot
vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het
verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 683,83 (zegge:
zeshonderddrieëntachtig euro en drieëntachtig cent); het dient door de
provincie Overijssel aan verzoekers onder vermelding van het
zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Overijssel aan verzoekers het door hen
voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage
van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Vogel-Carprieaux
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2007
458.