Gerechtshof 's-Gravenhage
Niet optreden Staat tegen vrouwendiscriminatie is onrechtmatig
Den Haag, 20 december 2007 - De civiele kamer van het gerechtshof in
Den Haag heeft vandaag uitspraak gedaan in de zaak van o.a. de
Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann tegen de Staat in verband
met hun stelling dat de SGP vrouwen discrimineert. Het hof heeft
vandaag geoordeeld dat het onderscheid dat de SGP maakt tussen mannen
en vrouwen verboden is op grond van onder meer het Vrouwenverdrag dat
de Staat verplicht om vrouwen op gelijke voet met mannen te verzekeren
van het passief kiesrecht. Volgens het hof worden het recht op
godsdienstvrijheid en het recht van vrijheid van vereniging niet in de
kern geraakt, bij het recht op gelijke behandeling is dat wel het
geval. Het hof acht het, net als de rechtbank, onrechtmatig dat de
Staat niet optreedt tegen deze vrouwendiscriminatie.
Uitspraak Raad van State over subsidie
Op 5 december 2007 deed de Raad van State, de hoogste bestuursrechter,
uitspraak in een parallelzaak over de subsidieverstrekking aan de SGP.
Clara Wichmann had bij de civiele rechter geëist dat de Staat
maatregelen neemt om een eind te maken aan de discriminatie van
vrouwen door de SGP. De SGP huldigt het vrouwenstandpunt, dat inhoudt
dat de man het hoofd is van de vrouw en dat vrouwen niet mogen
regeren. Daarom worden SGP-vrouwen door de partij niet op de kieslijst
geplaatst. Zo kunnen zij niet worden verkozen in de Eerste of Tweede
Kamer (het zogeheten passief kiesrecht).
Eén van de maatregelen die Clara Wichmann eiste bij de rechtbank was
een subsidiestop. De rechtbank beval de Minister van Binnenlandse
Zaken om, zolang de discriminatie voortduurt, de SGP geen subsidie te
verstrekken. De Staat ging daarvan in hoger beroep bij het gerechtshof
in Den Haag, maar volgde ondertussen wel het bevel van de rechtbank
op. Op grond van dat bevel weigerde de Minister subsidie aan de SGP te
geven. De SGP maakte daar met succes bezwaar tegen bij de
bestuursrechter die over subsidietoekenning beslist. Volgens de Raad
van State had de Minister de subsidie ten onrechte geweigerd.
Passief kiesrecht
In de zaak bij het gerechtshof, dus bij de civiele rechter, kwam de
subsidieverstrekking als onderdeel van meerdere gevorderde maatregelen
opnieuw aan de orde.
Het hof heeft in zijn uitspraak van vandaag geoordeeld dat het
onderscheid dat de SGP maakt tussen mannen en vrouwen verboden is op
grond van onder meer het Vrouwenverdrag dat de Staat verplicht om
vrouwen op gelijke voet met mannen te verzekeren van het passief
kiesrecht. Als de mannelijke leden van een politieke partij wel
verkiesbaar zijn terwijl de vrouwelijke leden van diezelfde partij dat
niet zijn, dan hebben die vrouwen niet het recht om op gelijke voet
met mannen verkiesbaar te zijn. Van die vrouwen kan niet worden
gevergd dat zij een nieuwe partij oprichten of zich bij een partij met
vergelijkbaar gedachtegoed aansluiten, terwijl dat van mannen met een
gelijke geloofsovertuiging niet wordt gevergd.
Voorts heeft het hof geoordeeld dat de Staat met de huidige wet- en
regelgeving onvoldoende maatregelen heeft genomen om aan zijn
verplichting te voldoen.
Grondrechten: afwegingen van het hof
De Staat en de SGP, die zich in hoger beroep aan de zijde van de Staat
in het geding heeft gevoegd, zijn van mening dat niet tegen de SGP
hoeft te worden opgetreden omdat dan een inbreuk wordt gemaakt op
grondrechten van de SGP, te weten het recht van de vrijheid van
godsdienst, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van
meningsuiting.
De vrijheid van meningsuiting van de SGP is volgens het hof niet in
het geding, omdat een maatregel die de SGP ertoe dwingt om vrouwen
niet uit te sluiten van het passief kiesrecht de SGP-aanhangers op
geen enkele manier belet om het vrouwenstandpunt uit te dragen, in het
parlement of elders.
Ook wordt de vrijheid van godsdienst naar het oordeel van het hof niet
in de kern geschonden. SGP-leden worden niet belemmerd in het belijden
van hun geloof als zij gedwongen worden vrouwen niet uit te sluiten
van het passief kiesrecht. De kern van het recht op godsdienstvrijheid
is de bescherming van de persoonlijke geloofsovertuiging en de
handelingen die daarmee nauw verbonden zijn, zoals daden van verering
die deel uitmaken van een religieuze praktijk in een algemeen
aanvaarde vorm.
Het recht van vrijheid van vereniging, het recht om een partij naar
eigen inzicht te organiseren en zelf te beslissen wie de partij
vertegenwoordigt in de Kamer, wordt met het nemen van maatregelen
volgens het hof weliswaar aangetast, omdat de SGP-leden zich dan niet
kunnen verenigen en organiseren op de grondslag zoals zij die wensen,
maar het gaat hierbij slechts om één aspect van hun ideologische
grondslag. De inbreuk gaat niet verder dan dat de SGP belet wordt op
voorhand al haar vrouwelijke leden van het passief kiesrecht uit te
sluiten. Zij kunnen zelf bepalen hoe ze de kandidatenlijsten willen
samenstellen en welke politieke standpunten de kandidaten uitdragen.
Ook het vrouwenstandpunt kunnen zij uitdragen.
Vervolgens heeft het hof het belang bij handhaving van het
discriminatieverbod afgewogen tegen de belangen van de SGP bij de
andere grondrechten. Daarbij heeft het hof van groot belang geacht dat
het vrouwenstandpunt van de SGP tot gevolg heeft dat vrouwen zich niet
verkiesbaar kunnen stellen voor hun eigen partij en daarmee worden
belemmerd bij de uitoefening van een van de meest fundamentele
politieke rechten die Nederland als democratische samenleving aan zijn
burgers toekent. De democratische rechtsstaat wordt op fundamentele
wijze aangetast indien zijn vertegenwoordigende organen, al is het
maar voor een deel, tot stand zijn gekomen op een wijze waarbij een
essentieel grondrecht, het verbod op discriminatie van vrouwen wordt
geschonden.
Maatregelen te treffen door de Staat
Omdat het recht op godsdienstvrijheid en het recht van vrijheid van
vereniging niet in de kern worden geraakt en het recht op gelijke
behandeling wel, weegt het belang bij handhaving van het
discriminatieverbod zwaarder. De Staat moet dus maatregelen treffen
die ertoe leiden dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toekent.
Dat moet dan wel een maatregel zijn die effectief is en tegelijkertijd
de minste inbreuk maken op de grondrechten van de SGP-leden.
Bij het kiezen van die maatregel heeft de Staat beleidsvrijheid. Omdat
de te nemen maatregel in een wet zal moeten worden neergelegd, kan het
hof die maatregel niet opleggen. De rechter kan niet treden in de
wetgevende taak die aan de regering en het parlement is voorbehouden.
Subsidiestop
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat hij niet kan
oordelen over de gevraagde subsidiestop, omdat Clara Wichmann daarvoor
bij de bestuursrechter moet zijn. Los daarvan heeft het hof overwogen
dat de subsidiestop geen passende maatregel is, omdat het hof niet
aannemelijk acht dat de SGP door stopzetting van de subsidie het
passief kiesrecht voor vrouwen aanvaardt.
Onrechtmatig
De conclusie is dat het hof het net als de rechtbank onrechtmatig acht
dat de Staat niet optreedt tegen deze vrouwendiscriminatie.
LJ Nummer
BC0619
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 20 december 2007 Naar boven