Onderzoeksraad voor de Veiligheid
PERSBERICHT
Den Haag, 20 december 2007
Ontsporingsrisico onvoldoende onderkend
Onderzoeksraad onderzocht ontsporing geduwde intercity
De Onderzoeksraad voor Veiligheid, onder voorzitterschap van prof. mr.
Pieter van Vollenhoven, heeft onderzoek verricht naar de ontsporing van een
geduwde intercity bij Amsterdam. De Raad concludeert dat NS Reizigers het
ontsporingsrisico van nieuwe of gewijzigde treinen diepgaander moet
onderzoeken.
In juni en augustus 2005 vonden er drie treinontsporingen plaats op het westelijk
emplacement van Amsterdam Centraal. Hierbij rees het vermoeden dat er wellicht
sprake was van een gemeenschappelijke oorzaak. Dit bleek niet het geval te zijn. Over
de twee ontsporingen op 6 en 10 juni 2005 heeft de Raad in november 2006 een
rapport gepubliceerd.
Na de twee ontsporingen in juni, ontspoorde op 15 augustus 2005 opnieuw een trein
op Amsterdam Centraal, ditmaal een geduwde intercity. Het betrof een nieuw concept
waarbij een lange trein (locomotief met 12 rijtuigen) werd voorzien van een
stuurrijtuig zodat de trein zowel geduwd als getrokken kon rijden, deze samenstelling
is in 2003 toegelaten.
De ontsporing is veroorzaakt door een combinatie van verschillende factoren. De kern
van de oorzaak is dat de trein met maximale duwkracht door een krappe S-bocht werd
geduwd. Bij het onderzoek naar de achterliggende oorzaken heeft de Onderzoeksraad
vooral naar de toelating gekeken.
NS Reizigers is eindverantwoordelijk voor de toelating van nieuwe treinen. Het
onderzoek dat NS heeft laten verrichten naar de veiligheid van deze trein is
voornamelijk verricht met behulp van computerberekeningen. Uit deze berekeningen
bleek dat de trein maar net voldeed aan de daarvoor geldende veiligheidscriteria. De
Raad beveelt NS Reizigers aan om, zeker in geval van twijfel, niet blind te varen op
computerberekeningen maar ook uitgebreide, wetenschappelijk verantwoorde
praktijkmetingen te doen. De Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt aanbevolen
hierop toezicht te houden.
Het toelatingsonderzoek is niet uitgevoerd met gegevens die zijn gebaseerd op de
actuele situatie van de infrastructuur. NS Reizigers had dit wel moeten doen. Maar
ProRail, verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste gegevens over de
infrastructuur, had dit uit eigen beweging ook moeten doen. Gebleken is verder dat
ProRail over onvoldoende kennis over de exacte ligging van de infrastructuur
beschikte. Bij deze organisatie is ook niet precies bekend op welke plekken (oude)
spoorweg-infrastructuur afwijkt van de huidige voorschriften. De Raad beveelt ProRail
om deze kennis paraat te hebben en beleid te ontwikkelen over de wijze waarop met
deze afwijkingen zal worden omgegaan.
Onderzoeksraad voor de Veiligheid