Rechtbank Amsterdam
Rechtbank Amsterdam verklaart OM niet-ontvankelijk in zaak tegen Hells
Angels
Amsterdam, donderdag 20 december 2007 - In het Acroniem-onderzoek
hebben opsporingsambtenaren jarenlang kennis kunnen nemen van vele
gesprekken tussen diverse advocaten en hun cliënten. Eerst na jaren
zijn 128 van die gesprekken door het Openbaar Ministerie beoordeeld
als vallend onder het verschoningsrecht en uiteindelijk vernietigd.
Wanneer die vernietiging heeft plaatsgevonden en hoe, met name hoe
afdoende dat is gebeurd, is niet duidelijk geworden. De rechtbank
constateert in ieder geval dat - wederom in strijd met de regelgeving
- een aantal onder het verschoningsrecht vallende gesprekken in het
aan de rechtbank overgelegde procesdossier is terechtgekomen. Door
toedoen van de huidige zaaksofficieren zijn deze gesprekken inmiddels
conform de regelgeving vernietigd. Echter, tijdens het onderzoek ter
zitting, zijn opnieuw gesprekken met verschoningsgerechtigden
opgedoken. Deze zijn door de politie gebruikt bij het aanvragen van
een bevel tot stelselmatige observatie en bij verzoeken het
afluisteren van telefoongesprekken te mogen verlengen.
De officier van justitie is bij uitstek de hoeder van de belangen van
de verschoningsgerechtigde advocaat en daarmee van diens cliënt, de
verdachte. Het Openbaar Ministerie is in dit maatschappelijk
belangwekkende Acroniem-onderzoek bij herhaling schromelijk tekort
geschoten in deze taak. Zo bleef ook na herhaalde aansporing daartoe
door de leiding van het opsporingsteam van de politie de verzochte
beoordeling van vermoedelijke geheimhoudersgesprekken door de officier
van justitie langdurig uit, evenals de volgens de wettelijke regeling
vereiste schriftelijke bevelen tot vernietiging.
Dit gebrek aan informatie van de zijde van het Openbaar Ministerie
heeft de rechtbank in ernstige mate belemmerd in de controlerende taak
die zij heeft inzake de rechtmatigheid van het toepassen van
dwangmiddelen in het strafproces.
De geconstateerde ernstige, grootschalige en herhaaldelijke inbreuken
door het OM op de regelgeving die het verschoningsrecht moet
waarborgen, ondergraven het vertrouwen van de burger dat wat hij in
vertrouwen met een advocaat bespreekt ook geheim blijft. Het gebrek
aan verantwoording hieromtrent door het Openbaar Ministerie versterkt
die vertrouwensbreuk. Deze kwestie stijgt uit boven schending van de
individuele rechtsbelangen van een verdachte in een concrete strafzaak
en raakt het vertrouwen in de rechtspleging in zijn geheel. Gelet
hierop acht de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar
Ministerie in de strafvervolging van de verdachten de enig passende
sanctie.
LJ Nummer
BC0685
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 20 december 2007 Naar boven