De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
Datum 20 december 2007
Onderwerp Maatregelen werknemersverkeer MOE-landen
Hierbij bieden wij u een overzicht aan van de aanpak van een aantal problemen gerelateerd aan
de komst van migranten uit de MOE-landen. Daarmee geven wij gevolg aan de toezegging bij
de behandeling van de begroting van SZW om u voorafgaand aan het AO van 20 december a.s.
schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken.
Al eerder, in een overleg dat wij op 30 november jl. hebben gevoerd met vertegenwoordigers
van de G4-gemeenten, was besloten een ambtelijk overleg in te stellen. In dit overleg wordt
bezien wat de problemen en knelpunten zijn waar een aantal gemeenten thans mee wordt
geconfronteerd, en hoe deze in onderlinge samenwerking kunnen worden aangepakt en welke
aanvullende afspraken en maatregelen mogelijk en wenselijk zijn.
Zoals bekend hebben gemeenten op 12 december jl. een overleg in Rotterdam georganiseerd.
De uitkomsten daarvan zijn besproken in het ambtelijk overleg op 14 december jl. Daarbij
waren, behalve de betrokken departementen en gemeenten, ook vertegenwoordigers aanwezig
van werkgeversorganisaties (VNO-NCW, MKB, LTO, ABU, NBBU en VIA).
Vertegenwoordigers van de Poolse gemeenschap zullen ook worden betrokken. In het overleg
zijn nadere afspraken gemaakt over de taakverdeling en over aanvullende maatregelen van
gemeenten en Rijk.
Beeld van de problematiek
In de brief van 27 november jl. heeft de minister van SZW u bericht over de effecten van vrij
werknemersverkeer op de arbeidsmarkt. Het aantal vacatures is hoog, de werkloosheid is na 27
november verder gedaald naar 4% en de arbeidsmigranten uit de MOE-landen werken vooral
in sectoren met tekorten. Er is nauwelijks sprake van verdringing en het gaat om hardwerkende
mensen, die een welkome aanvulling zijn op onze krappe arbeidsmarkt. Het aantal mensen uit
de MOE-landen dat naar Nederland is gekomen om te werken, bedraagt in de orde van grootte
van 100.000 tot 120.000. Dat komt overeen met de laatste schatting die de minister van SZW
in april heeft gegeven. Niet onbelangrijk is dat deze schatting was gebaseerd op het aantal
tewerkstellingsvergunningen dat was afgegeven voor werknemers uit de MOE-landen, dus op
de situatie dat er géén vrij werknemersverkeer bestond. Het aantal werknemers uit MOE-
landen in de afgelopen jaren is gegroeid hoewel voor hen tewerkstellingsvergunningen nodig
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
waren. Het geheel open stellen van de grenzen lijkt tot dusverre niet te hebben geleid tot een
extra toename van het aantal werknemers uit de MOE-landen ten opzichte van de
verwachtingen eerder dit jaar.
Uit een door Polen verricht onderzoek blijkt dat het aantal Polen dat nu in West-Europa werkt
ongeveer 1,2 miljoen bedraagt, waarvan ongeveer 70% in het Verenigd Koninkrijk en Ierland
en ongeveer 10% in Nederland.
Gemeenten, werkgeversorganisaties en individuele werkgevers hebben in de afgelopen jaren al
maatregelen getroffen om deze groep werknemers op te vangen. Zo zijn er gemeenten die
samen met werkgevers en/of woningcorporaties zorgen voor een goede huisvesting, zowel in
bijvoorbeeld voor renovatie bestemde woningen als op nieuwe locaties zoals Polen-hotels of
portacabins. Er zijn gemeenten die alleen huisvesting aanbieden aan gecertificeerde
uitzendbureaus, of dit van plan zijn. Daarnaast zijn in sommige gemeenten speciale
interventieteams opgericht om huisjesmelkerij aan te pakken, en zijn afspraken gemaakt tussen
werkgeversorganisaties en bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie en de SIOD. Voorts zijn er
sectoren met veel arbeidsmigranten die in CAO's afspraken hebben gemaakt over de
huisvesting van buitenlandse werknemers.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving in relatie tot huisvesting, en daarbij is
van belang dat gemeenten weten waar de arbeidsmigranten worden gehuisvest. Sinds medio
december 2006 is het mogelijk dat CWI adresgegevens verstrekt van arbeidsmigranten met
tewerkstellingsvergunning, zoals Bulgaren en Roemenen. Een tweetal gemeenten heeft reeds
een half jaar geleden afspraken gemaakt met CWI over periodieke gegevensuitwisseling, om
een beeld te krijgen van locaties waar werknemers worden gehuisvest.
Dat neemt niet weg dat een aantal gemeenten thans wordt geconfronteerd met problemen.
Deze problemen hangen vaak samen met een concentratie bij de vestiging van mensen uit de
MOE-landen, Bulgarije en Roemenië. Dit vergt een extra inspanning van alle partijen. De
problemen doen zich met name voor op de terreinen huisvesting, onderwijs en de handhaving
van arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden.
1. Huisvesting
Voor de huisvesting zijn twee punten van belang. Allereerst dat er voldoende geschikte en
betaalbare woonvoorzieningen zijn of komen om de tijdelijke werknemers uit de MOE-landen
te huisvesten, en ten tweede dat de met overbewoning samenhangende problemen van overlast
en onveilige situaties worden bestreden.
Huisvesting is uiteraard eerste een verantwoordelijkheid van de betrokken werknemers.
Werkgevers hebben echter in de afspraken in het eerder vastgestelde handhavingskader een
---
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
medebetrokkenheid morele verantwoordelijkheid erkend voor de huisvesting van de
tijdelijk arbeidsmigranten. Zij zijn het ook die vooral zicht hebben op de aantallen
arbeidsmigranten nu en in de toekomst, en zij kunnen en moeten dus in een vroegtijdig
stadium over adequate huisvesting nadenken. Hiervan zijn al goede voorbeelden zoals
ondermeer in het Westland en de Bollenstreek. Uiteraard is het van belang dat gemeenten en
corporaties meedenken over mogelijke opties.
Het tweede punt is dat overbewoning en de hiermee samenhangende overlast en
brandgevaarlijke situaties worden bestreden. Een bijzonder aandachtspunt daarbij, is om te
voorkomen dat wijken die al kampen met problemen nog verder worden belast. Diverse
gemeenten hebben aangegeven de aandachtswijken met voorrang te willen vrijwaren van
overlast veroorzaakt door tijdelijke arbeidsmigranten.
Gemeenten hebben diverse instrumenten. Zij hebben diverse instrumenten om kamergewijze
verhuur te sturen. Door middel van de Huisvestingsverordening kunnen gemeenten regelen dat
een vergunning nodig is om woningen te onttrekken aan de reguliere woningmarkt en deze in
te zetten voor kamergewijze verhuur. Om aandachtswijken te ontzien kunnen gemeenten het
splitsen van woningen, het onttrekken van woningen en/of het starten van een pension in deze
wijken verbieden. Daarmee samenhangend is het dan wel van belang om
huisvestingsmogelijkheden te creëren in andere wijken. Immers alleen dan wordt de druk van
de aandachtswijken weggenomen. Aan bonafide uitzendbureaus en andere werkgevers kunnen
in de wel geschikte wijken vergunningen verstrekt worden voor kamergewijze verhuur of voor
het houden van een pension.
Sluitstuk van deze aanpak is het intensiveren van de handhaving in de aandachtswijken. Van
een aantal gemeenten is bekend dat deze aanpak zijn vruchten afwerpt.
Bij de aanpak van de problematiek is het onmiskenbaar dat ook de handhaving in bredere zin
een belangrijke rol speelt. Gemeenten hebben instrumentarium om de handhaving inhoud te
geven. Hierbij kan gedacht worden aan de Huisvestingswet (woonruimteverdeling en
woningvoorraad), de gemeentelijke bouwverordening (overbewoning) en de Woningwet
(veiligheid en gezondheid). Wel is van belang dat sommige gemeenten hier meer ervaring mee
hebben dan andere. Daarom moet de bestaande kennis op dit terrein gebundeld worden en
beschikbaar gesteld voor de minder ervaren gemeenten. Wij nemen met instemming kennis
van het voornemen, geuit op het overleg van 12 december j.l., dat de gemeenten dit via de
VNG willen realiseren. Voor de handhaving is verder nog van belang dat in de bestaande
Huisvestingswet een bestuurlijke boete opgenomen zal worden waardoor gemeenten vormen
van onrechtmatige bewoning makkelijker zelf aan kunnen pakken. De minister voor WWI
streeft ernaar de Huisvestingswet op dit punt nog in 2008 aan te passen.
Voor de handhaving is van belang dat gemeenten beschikken over goede adresgegevens. Over
de uitwisseling van adresgegevens heb ik u in mijn brief van 27 november jl. gemeld dat de
---
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
Belastingdienst de adressen van tijdelijke arbeidsmigranten aan gemeenten zal verstrekken. De
Belastingdienst verstrekt sinds deze week dagelijks adresgegevens van tijdelijke
arbeidsmigranten aan gemeenten die daar behoefte aan hebben. De gemeenten Den Haag en
Rotterdam hebben inmiddels concrete afspraken gemaakt met de Belastingdienst. Voorts zal
de Arbeidsinspectie de adresgegevens van de tijdens de extra WML-controles in de land- en
tuinbouw en bouw (zie hierna) aangetroffen werknemers uit de MOE-landen doorgeven aan de
gemeenten.
In aanvulling op hetgeen hierover in de brief van 27 november 2007 is gezegd, zullen in de
komende periode de volgende acties op het terrein van de huisvesting ondernomen worden.
SZW en WWI zijn in gesprek met werkgevers, de uitzendbranche en betrokken gemeenten
over de mogelijkheid om te komen tot aanvullende afspraken. In deze afspraken kunnen de
randvoorwaarden voor onder meer huisvesting, informatie-uitwisseling, inburgering en
werkgerelateerde zaken vast komen te liggen. Van deze afspraken kan een belangrijke
normerende werking uitgaan.
In sommige CAO's zijn reeds afspraken gemaakt over de huisvesting van buitenlandse
werknemers. Mede in het licht van de eerder genoemde medebetrokkenheid van werkgevers
op dit punt, zal de minister van SZW dergelijke afspraken waar nodig verder stimuleren.
Daarnaast wordt bezien waar op punt van de handhaving van afspraken op het gebied van
huisvesting kan worden samengewerkt met de uitzendbranche.
Verder kunnen gemeenten zelf, al dan niet samen met de betrokken werkgevers, zoeken naar
gebouwen, bijvoorbeeld leegstaande kantoorpanden, die zich lenen voor snelle ombouw naar
de gewenste short stay voorzieningen.
Tijdens het werkbezoek dat wij heden hebben afgelegd in het Westland, is naar voren gebracht
dat RO-procedures worden ervaren als barrière voor de realisatie van nieuwe
woonmogelijkheden. Er zijn verschillende mogelijkheden in de WRO: artikel 17 in geval van
strijdigheid met het bestemmingsplan voor het realiseren van een tijdelijk gebouw. Artikel 19
in het geval er bestuurlijke overeenstemming is voor het realiseren van een gebouw zonder
tijdsbeperking.
De minister voor WWI zal ervoor zorgdragen dat dit onderscheid voor partijen voldoende
duidelijk is zodat vaker van artikel 19 gebruik kan worden gemaakt. Daarnaast zal zij bezien
op welke wijze organisaties als COA en Kences (studentenhuisvesting) met deze tijdelijkheid
omgaan.
Tot slot zal de minister voor WWI de corporaties stimuleren ook voor dit type
woonvoorzieningen hun verantwoordelijkheid te nemen.
---
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
2. Onderwijs
In totaal volgen op dit moment 7.000 kinderen uit de MOE-landen basisonderwijs in
Nederland (op een totaal van 1,6 mln kinderen). Sommige basisscholen kampen met een
relatief groot aantal kinderen afkomstig uit een van de MOE-landen. Als deze leerlingen korter
dan een jaar in Nederland zijn kunnen scholen met meer dan 4 van deze leerlingen een beroep
doen op de Regeling bekostiging personeel 2007-2008. Op grond van deze regeling komen
scholen die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgden in aanmerking voor een
eenmalige aanvulling op de bekostiging van 4600,00. Daarnaast vindt er per leerling een
extra financiële vergoeding plaats van 1182,30. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap zal de voorlichting aan scholen en gemeenten over deze regeling intensiveren.
Daarnaast zal er op korte termijn een informatiepunt worden ingericht waar scholen praktische
ondersteuning en advies kunnen krijgen. Ook zal er in het begin van het komend jaar een
enquête worden uitgezet op scholen waar veel leerlingen staan ingeschreven uit de MOE-
landen om na te gaan met welke problemen deze scholen worden geconfronteerd bij het
onderwijs aan leerlingen uit deze landen.
3. Handhaving arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden
De Arbeidsinspectie houdt toezicht op met name de wettelijke minimumbepalingen met
betrekking tot arbeidsomstandigheden, -tijden en -voorwaarden en bestrijdt illegale
tewerkstelling.
De Arbeidsinspectie verricht in 2008 ruim 24000 controles op arbeidsomstandigheden en ruim
10.000 op het gebied van de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet Minimumloon. Alle
signalen met betrekking tot mogelijke misstanden die verband houden met deze wetgeving
worden sowieso onderzocht, waarbij zonodig voorrang wordt gegeven aan misstanden waarbij
MOE-werknemers zijn betrokken. Dat kunnen signalen zijn van onder meer werknemers zelf,
van gemeenten, van de Belastingdienst en met name van sociale partners en
brancheverenigingen. De signalering van de kant van sociale partners is tot nu toe beperkt en
in een recente gespreksronde van de Arbeidsinspectie met de belangrijkste sectoren waarin
MOE-werknemers werkzaam zijn is nogmaals het belang daarvan onder de aandacht gebracht,
zodat de Arbeidsinspectie zo gericht mogelijk actie kan nemen. Dat geldt evenzeer voor
signalen over niet-naleving van algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen.
Als het gaat om ernstige situaties van uitbuiting of georganiseerde illegale tewerkstelling treedt
de SIOD daartegen op.
Ofschoon het aantal signalen over onderbetaling en slechte arbeidsomstandigheden tot nu toe
beperkt is, ook bij de inspecties van de Arbeidsinspectie zelf, zal de Arbeidsinspectie, samen
---
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
met andere partijen in de handhavingsketen een extra impuls geven aan het toezicht op de
arbeidssituaties waarbij MOE-landers betrokken zijn en aan de aanpak van minder bonafide
uitzendbureaus.
In de eerste plaats zal de capaciteit van de Arbeidsinspectie gericht op met name de WML-
naleving worden verhoogd doordat het aantal inspecties met 8% in 2008 en 17% in 2009 wordt
uitgebreid
In de tweede plaats zal vooruitlopend hierop in het eerste kwartaal van 2008 extra capaciteit
worden ingezet in de sectoren land- en tuinbouw en bouw; sectoren waar veel
arbeidsmigranten uit de MOE-landen werkzaam zijn. Bij deze controles zal de
Arbeidsinspectie flyers over de kernbepalingen van de WML uitdelen om de werknemers te
informeren over hun rechten. De flyer verschijnt in het Nederlands en in het Pools. De
huisvestingsgegevens van de aangetroffen MOE-landers zullen worden doorgegeven aan de
betreffende gemeenten, zoals dat ook al gebeurt in het Westland Interventieteam.
In de derde plaats constateert de Arbeidsinspectie met enige regelmaat bij controles op de
toepassing van de WML bij MOE-landers dat weliswaar het WML wordt betaald maar dat
werknemers daar structureel meer uren voor werken dan gebruikelijk in de sector. Deze
problematiek is ook door de vakbonden gesignaleerd. Na zorgvuldige lezing van de WML zijn
we tot de conclusie gekomen dat de Arbeidsinspectie in deze situaties eveneens een boete op
kan en na 1 januari 2008 op zal leggen.
In de vierde plaats is recentelijk besloten tot het starten van twee nieuwe interventieteams in
respectievelijk de Duin- en Bollenstreek (gebiedsgericht) en Gelderland/Brabant/Limburg
(specifiek gericht op de champignons). Beide interventieteams zijn gericht op het integraal
aanpakken van misstanden op het terrein van zowel arbeid (illegale tewerkstelling,
arbeidsomstandigheden, -tijden en voorwaarden), premie- en belastingafdracht als
huisvesting; hierin wordt nauw samengewerkt tussen de Arbeidsinspectie, Belastingdienst,
UWV, SIOD en gemeenten
In de vijfde plaats wordt een groot deel van de arbeidsmigranten uit de MOE-landen
bemiddeld via uitzendbureaus. Over de aanpak van fraude en illegaliteit in de uitzendbranche
bent u meermalen geïnformeerd, laatstelijk in juni 2006.1 De uitzendsector zelf heeft NEN-
certificering opgezet. Voorts onderzoekt de uitzendsector zelf de mogelijkheid van een hybride
vorm van certificering en komt deze maand met een voorstel daartoe. Wij zullen onderzoeken
in hoeverre we dit kunnen ondersteunen met maatregelen.
1 Kamerstukken II 2005-2006, 17 050, nr. 326.
---
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
In het voorjaar 2008 jaar zal de minister van SZW u een evaluatie doen toekomen van de
NEN-certificering. Hij wil hier niet op vooruitlopen, maar heeft nu reeds een aantal
maatregelen getroffen, enerzijds om te bevorderen dat inleners gebruik maken van
gecertificeerde uitzendbureaus, anderzijds om niet-gecertificeerde uitzendbureaus aan te
pakken. De Arbeidsinspectie en de SIOD zullen per 1 januari 2008 a.s. de handhavingsdruk
verder opvoeren bij niet-gecertificeerde uitzendbureaus. De Arbeidsinspectie zal, gelet op de
concentratie van malafide intermediairs in Zuid-West Nederland, bij alle niet-gecertificeerde
uitzendbureaus die zij aantreft bij controles in Den Haag, Rotterdam en het Westland een
nader onderzoek instellen in samenwerking met Belastingdienst en SIOD, ook als niet direct
een overtreding is geconstateerd. Dat geldt ook voor uitzendbureaus die naar boven komen uit
gemeentelijke huisvestingsonderzoeken in Rotterdam en Den Haag, waarbij misstanden aan de
orde zijn. De Arbeidsinspectie werkt al nauw samen met de handhavende instanties van deze
gemeenten. Voorts zal het Westland Interventieteam (WIT) nog gerichtere controles uitvoeren
bij de notoire overtreders, waaronder malafide intermediairs. Ook zal de SIOD voortaan
standaard deelnemen aan controles van het WIT. Het door de Arbeidsinspectie (in het kader
van het WIT)geconstateerde overtredingspercentage is weliswaar dalend maar bedraagt in
2007 nog altijd 21%, dit is hoger dan het gemiddelde overtredingspercentage in de land- en
tuinbouw (13%). Tenslotte zal de Arbeidsinspectie inspecties uitvoeren bij niet-gecertificeerde
uitzendbureaus en hun inleners, die in het kader van een gezamenlijke risicoanalyse met de
SIOD als potentieel malafide zijn te beschouwen.
4. Inburgering
Inzake inburgering is het belang een onderscheid te maken tussen die onderdanen van MOE-
landen die voor een korte periode verblijven en diegenen die zich daadwerkelijk in Nederland
vestigen. Voor degenen die voor een korte periode in Nederland verblijven, ligt een uitgebreid
inburgeringsaanbod niet voor de hand. Wel kan voor deze groep taalvaardigheid en kennis van
de Nederlandse samenleving op basisniveau zinvol zijn. Wij hebben tijdens ons werkbezoek
vastgesteld dat er werkgevers zijn die daar ook daadwerkelijk aandacht aanbesteden. Vanuit
Wonen, Wijken en Integratie zal worden bekeken of voor deze groep in samenwerking met
werkgevers en gemeenten een educatief pakket met taal en kennis van de Nederlandse
samenleving ontwikkeld kan worden.
Voor die onderdanen uit MOE-landen die zich voor langere tijd vestigen in Nederland, is het
van belang zich breder te verdiepen in de Nederlandse taal en samenleving. In de brief van 27
november 2007 is reeds aangegeven dat gemeenten op grond van de Regeling vrijwillige
inburgering een inburgeringsprogramma kunnen aanbieden aan onderdanen uit Midden- en
Oost-Europese landen. Gemeenten worden daarvoor bekostigd door het Rijk. Deze vrijwillige
inburgering is geenszins vrijblijvend. Vrijwillige inburgeraars moeten een eigen bijdrage van
270,- betalen en een contract met de gemeente tekenen, waarin het inburgeringsprogramma is
vastgelegd en waarin rechten en plichten zijn opgenomen. In het tot stand komen van het
---
Ons kenmerk AM/AKA/2007/41367
inburgeringsaanbod voor deze doelgroep ziet de minister voor WWI een gedeelde
verantwoordelijkheid voor het Rijk, werkgevers, gemeenten en de onderdanen uit MOE-landen
zelf. Een denkbare mogelijkheden zijn die de komende tijd zullen worden uitgewerkt, zijn het
koppelen van inburgering aan de uitzend-CAO die van kracht wordt als werknemers langer
dan 26 weken in dienst zijn en het gezamenlijk ontwikkelen van een inburgeringsaanbod op de
werkvloer. De minister voor WWI zal bovendien gemeenten actief stimuleren om deze
groepen als prioriteit in het lokale inburgeringsbeleid aan te wijzen.
In het kader van inburgering, integratie en participatie is het bovendien belangrijk dat de
werknemers uit MOE-landen actief betrokken worden bij het verenigingsleven. Actieve
participatie in een kerkgemeenschap, sportvereniging of andere vormen van recreatie kan
betrokken helpen actief mee te doen in de Nederlandse samenleving. De minister voor WWI
zal afspraken maken met gemeenten, werkgevers en zelforganisaties over de rol die zij daarin
kunnen vervullen. Daarnaast acht de minister voor WWI het van belang de gemeenschappen
van verschillende Midden- en Oost-Europese landen te betrekken bij de beleidsontwikkeling
en voorlichting van de doelgroep. Hiertoe zullen na het kerstreces gesprekken worden gevoerd
met zelforganisaties en de diplomatieke vertegenwoordigingen in Nederland.
5. Onverzekerden
De Minister van VWS zal bezien in hoeverre de doelgroep benaderd kan worden om zo het
risico te verlagen dat zij niet verzekerd zijn tegen ziektekosten. Immers, mensen die in
Nederland werken zijn verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet.
De Minister van VWS zal op korte termijn een plan van aanpak voor de opsporing van
onverzekerde verzekeringsplichtigen aan de Tweede Kamer presenteren waarin ook wordt
ingegaan op dit aspect.
De Minister van Sociale Zaken Minister voor Wonen, Wijken
De
en Werkgelegenheid, en Integratie
(J.P.H. Donner) (drs. C.P.Vogelaar)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid