Den Haag, 19 december 2007
Opheffing strafrechtelijke immuniteit van overheden
De strafrechtelijke immuniteit van de overheid moet worden opgeheven, vinden de Tweede Kamerleden Wolfsen (PvdA), Van de Camp (CDA) en Anker (ChristenUnie). Zij hebben daartoe een wetsvoorstel opgesteld waardoor overheden (publiekrechtelijke rechtspersonen), waaronder de staat, strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. Hetzelfde geldt voor ambtenaren die als leidinggevende betrokken zijn geweest bij verboden handelingen van publiekrechtelijke rechtspersonen.
In de bestaande situatie is de mogelijkheid om overheden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen in een belangrijk aantal gevallen op voorhand uitgesloten. In het Volkelarrest, waarin een vervolging was ingesteld voor een milieudelict dat op het terrein van de luchtmachtbasis Volkel was begaan, heeft de Hoge Raad namelijk beslist dat de staat niet kan worden vervolgd. Ook vervolging van decentrale overheden, zoals gemeenten en waterschappen, is momenteel uitgesloten wanneer een strafbaar feit is begaan bij de uitvoering van een exclusieve bestuurstaak. Dat besliste de Hoge Raad in een tweetal arresten waarin sprake was van vervolging van de gemeente Boarnsterhim voor het storten van vervuild slib in het Pikmeer bij Grou. Verder blijkt uit rechtspraak dat in het geval een publiekrechtelijke rechtspersoon voor een bepaald strafbaar feit niet-vervolgbaar is, de ambtenaren die leiding gaven aan dat feit evenmin kunnen worden vervolgd.
Het initiatiefwetsvoorstel brengt daarin verandering. De indieners willen dat de mogelijkheid van vervolging van publiekrechtelijke rechtspersonen en ambtenaren over de gehele linie wordt opengesteld. De politieke en bestuurlijke verantwoordingsprocedures blijven naar de mening van de indieners voorop staan, als het gaat om normoverschrijdend gedrag van overheden en hun leidinggevers in het algemeen. Maar dat neemt niet weg dat in aanvulling hierop ook toepassing van het strafrecht noodzakelijk kan zijn. Een overheid die regels stelt aan burgers en bedrijven verliest aan geloofwaardigheid wanneer zij zelf voor het overtreden van deze regels niet strafrechtelijk aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Het initiatiefwetsvoorstel zet een strafrechtelijk sluitstuk op de bestaande toezichtmogelijkheden van het staats- en bestuursrecht.
Overheden die strafbare feiten begaan die redelijkerwijs noodzakelijk waren voor de uitvoering van een bij wet opgedragen publieke taak, blijven voor dat feit niet strafrechtelijk aansprakelijk. Het initiatiefwetsvoorstel bevat daartoe een strafuitsluitingsgrond. Daarvoor moet wel aannemelijk zijn dat voor het handelen van een overheid redelijkerwijs geen alternatief bestond waarbij de wet niet hoefde te worden overtreden. Ook moet dat handelen proportioneel zijn.
Het initiatiefwetsvoorstel werd eerder door Wolfsen bij de Tweede Kamer ingediend en aan de Raad van State voorgelegd. Het initiatiefwetsvoorstel is, samen met een reactie van de indieners op het advies van de Raad van State, aan de Tweede Kamer toegezonden.
Partij van de Arbeid