Gezondheidsraad Nederland
Onderzoek dat ertoe doet. De responsiviteit van universitair medische centra
op vraagstukken in volksgezondheid en gezondheidszorg
Prioriteren in gezondheidsonderzoek
Dit advies gaat over de responsiviteit van het gezondheidsonderzoek
van de universitair medische centra (UMC's) in Nederland.
Responsiviteit is de mate waarin, of de wijze waarop UMC's in hun
onderzoeksprogramma's reageren op vragen over volksgezondheid en
gezondheidszorg uit de samenleving. Het advies gaat in op vragen van
het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan de Raad
voor Gezondheidsonderzoek (RGO): hoe komt de onderzoeksagenda van de
UMC's tot stand en hoe kan men zorgen dat er in het onderzoek
voldoende aandacht is voor de grote vraagstukken in volksgezondheid en
gezondheidszorg? Deze vragen komen voort uit de observatie van VWS dat
sommige onderwerpen met relatief veel onderzoekscapaciteit lijken te
worden bediend, zoals hart- en vaatziekten en oncologie, terwijl
andere, zoals public health, het met veel minder onderzoekscapaciteit
moeten stellen. In een tussenrapportage, voorafgaand aan dit advies,
heeft de RGO het begrip `responsiviteit' nader in kaart gebracht en
een analyse gemaakt van de responsiviteit van UMC's op een aantal
onderzoeksgebieden. Dit advies bouwt daarop voort.
Uit de missies van de UMC's blijkt dat zij het als hun taak beschouwen
om via het onderzoek een bijdrage te leveren aan de verbetering van de
volksgezondheid en de gezondheidszorg. De responsiviteit van de UMC's
is zichtbaar in twee fasen van het onderzoeksproces. In de eerste
plaats bij de keuze en formulering van onderzoeksvragen: in hoeverre
sluiten die aan bij de gezondheidsproblemen die in de samenleving
worden gesignaleerd? In de tweede plaats wordt de responsiviteit
zichtbaar in de vertaling van onderzoeksresultaten naar mogelijke
toepassingen in de gezondheidszorg en daarbuiten.
Verschillende groepen, verschillende vragen
Binnen de gezondheidszorg zijn diverse groepen aan te wijzen die
belang hebben bij onderzoeksresultaten. Het betreft patiënten/cliënten
of - in het geval van preventie - burgers, zorgprofessionals,
instellingen voor gezondheidszorg, ziektekostenverzekeraars,
bedrijfsleven en de overheid. Al deze groepen hebben verschillende
vragen en ook de organisatiegraad van de groepen loopt uiteen. Bij een
beschouwing over de responsiviteit van de UMC's moet derhalve eerst
aandacht worden besteed aan de vraag voor wie het onderzoek responsief
is. De volgende vraag is in welk opzicht het onderzoek responsief is.
Het onderzoek kan bijvoorbeeld gericht zijn op een bepaalde
aandoening, maar ook op preventie, cure of care. Al deze dimensies van
onderzoekprogramma's verdienen aandacht.
Drie case studies
De RGO heeft onderzocht welke mechanismen de onderzoeksagenda van de
UMC's bepalen. Op voorhand zijn die mechanismen te verdelen in
wetenschapsinterne en externe factoren. Wetenschapsinterne of push
factoren spelen binnen de onderzoekswereld zelf: de aanwezige
infrastructuur, internationale en nationale trends in het onderzoek en
het onderzoeksbeleid van de UMC's. Externe of pull factoren betreffen
zaken als de invloed van patiëntenzorg, externe financiering en
expliciete maatschappelijke behoefte. De RGO heeft de invloed van deze
factoren onderzocht aan de hand van drie case studies:
revalidatie-onderzoek, onderzoek op het terrein van arbeid en
gezondheid en onderzoek naar diabetes mellitus. Deze drie studies
bevestigen niet alleen de rol van de genoemde wetenschapsinterne en
externe factoren, ze laten ook zien dat de UMC's zeker responsief
zijn, zij het dat het ene centrum responsiever is dan het andere. De
mate van responsiviteit wordt grotendeels bepaald door drie factoren:
* de beschikbaarheid van externe financiering
* de aanwezigheid van een gepreciseerde maatschappelijke behoefte én
maatschappelijk draagvlak
* de zichtbaarheid van patiëntenstromen in de klinische zorg.
De zichtbaarheid van patiëntenstromen heeft een belangrijke rol
gespeeld bij de ontwikkeling van het diabetesonderzoek, door de
confrontatie van huisartsen en specialisten met een groeiende groep
diabetespatiënten. Verder spelen ook de internationale trends in het
wetenschappelijke onderzoek en de aanwezige onderzoeksinfrastructuur
binnen de UMC's een rol. De UMC-vorming (de samenvoeging van
academische ziekenhuis en geneeskundefaculteit) is gunstig geweest
voor de academisering van de revalidatiegeneeskunde door de sterkere
wisselwerking tussen onderzoek en topreferente zorg. Maar niet alle
belangrijke vraagstukken in volksgezondheid en gezondheidszorg komen
vanzelf op de onderzoeksagenda van de UMC's terecht. Door de beperkte
externe financiering en de afwezigheid van een herkenbare
patiëntenstroom heeft de gewenste structurele verankering en groei van
het onderzoek aan arbeid en gezondheid slechts binnen sommige UMC's
plaatsgevonden.
Borgen van responsiviteit
De RGO concludeert dat UMC's over het geheel genomen responsief zijn.
Voor onderwerpen die weinig aandacht krijgen is (tijdelijke) extra
financiering het meest effectieve middel om het gewenste onderzoek in
gang te zetten. Maar er zijn daarnaast ook andere wegen om de
responsiviteit van de UMC's beter te borgen. De RGO heeft hiervoor
aanknopingspunten gevonden in de bovengenoemde twee fasen van het
onderzoeksproces waarin de responsiviteit tot uiting komt, namelijk in
de vertaling van een probleem in onderzoeksvragen en in de overdracht
van kennis uit het wetenschappelijke onderzoek naar de praktijk.
1. Bevorder de dialoog tussen UMC's en stakeholders
De invloed van belanghebbenden (stakeholders) op de
onderzoeksagenda en de evaluatie van onderzoek kan worden
versterkt. Er zijn al interacties tussen stakeholders en
onderzoekers op het niveau van onderzoeksprojecten en
onderzoeksprogramma's. Een voorbeeld hiervan zijn de recent
ingerichte academische werkplaatsen voor public health, waarin
universiteiten en GGD'en samenwerken. De RGO vindt dat er ook op
landelijk niveau een gestructureerde dialoog gevoerd moet worden
tussen de UMC's en de stakeholders over de maatschappelijke
behoeften aan gezondheidsonderzoek. De RGO stelt voor dat de
Nederlandse Federatie van UMC's (NFU) stappen onderneemt om deze
dialoog gestalte te geven en dat de RGO daarbij betrokken wordt,
gezien de taak van de RGO om maatschappelijke behoeften aan
gezondheidsonderzoek in kaart te brengen en te vertalen in
prioriteiten voor gezondheidsonderzoek.
2. Maak de maatschappelijke impact van onderzoek beter zichtbaar
De UMC's kunnen hun responsiviteit ook bewaken en stimuleren door
zichzelf en de onderzoekers een spiegel voor te houden in de vorm
van een rapportage over de maatschappelijke impact van hun
onderzoek. Met het bepalen hiervan zijn de laatste jaren in
Nederland en in het buitenland vorderingen gemaakt. Het gaat om
zowel de sociale, als de economische impact van het onderzoek.
Inzicht in de maatschappelijke impact van het onderzoek zal
aandachtspunten voor toekomstig onderzoeksbeleid aan het licht
brengen en daardoor bijdragen aan de responsiviteit. De UMC's doen
er daarom goed aan om, naast indicatoren voor de wetenschappelijke
kwaliteit van onderzoek, ook informatie over de maatschappelijke
impact van hun onderzoek op te nemen in hun wetenschappelijke
jaarverslagen en evaluaties van onderzoek.
De RGO presenteert een lijst van indicatoren voor de
maatschappelijke impact van gezondheidsonderzoek. Deze zijn
ontleend aan methoden voor maatschappelijke impactmeting uit
Nederland en het buitenland. De indicatoren zijn beoordeeld op
validiteit, reproduceerbaarheid, responsiviteit en toepasbaarheid,
waarna de meest geschikte indicatoren zijn geselecteerd. Voor de
rapportage van de maatschappelijke impact adviseert de RGO binnen
UMC's eenvoudige gegevensverzamelingen op te zetten en in een vast
format te rapporten over de geselecteerde indicatoren. De
presentatie in verhalende vorm van enkele concrete voorbeelden van
onderzoek met maatschappelijke consequenties kan een belangrijke
aanvulling zijn op de rapportage van de indicatoren. Gezien de
beperkte ervaring met maatschappelijke impactmeting beveelt de
raad aan voorlopig geen sterke nadruk te leggen op een
kwantificering van deze indicatoren. De rapportage zou zich vooral
moeten richten op een kwalitatieve analyse van de bijdrage van het
onderzoek van UMC's aan de oplossing van vraagstukken in
volksgezondheid en gezondheidszorg. Over vijf jaar zouden de UMC's
moeten laten zien wat hun ervaringen zijn met de meting van
maatschappelijke impact en het gebruik van geselecteerde
indicatoren.
19 december 2007
---
Samenvatting | Persbericht PDF | PDF | Citeertitel
---