Gerechtshof Arnhem


Veroordeling in de zaak tegen Van E

Het gerechtshof Arnhem heeft vandaag, woensdag 19 december 2007, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen B. van E., de oprichter van het Bakker Bartconcern.
Van E. wordt ervan verdacht dat hij aangiften voor de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting onjuist en/of onvolledig heeft gedaan. Verdachte zou samen met een functionaris van zijn bank gemanipuleerd hebben met data van aandelentransacties om verliezen daarmee op zijn eigen beheersvennootschap af te kunnen wentelen dan wel met die transacties behaalde winsten in privé te laten vallen. Daardoor zou hierover geen vennootschapsbelasting betaald hoeven te worden. De op aandelen in privé behaalde vermogenswinst is belastingvrij. Verdachte zou door deze fraude ruim ⬠2 miljoen aan inkomstenbelasting en ruim ⬠2,4 miljoen aan vennootschapsbelasting hebben bespaard.

De rechtbank
De rechtbank te Arnhem heeft Van E. voor deze feiten op 20 juli 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van ⬠500.000,-. Van E. is hiertegen in hoger beroep gekomen.

Het hoger beroep
Namens verdachte is een beroep gedaan op de inkeerregeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hetgeen zou moeten leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdediging is van mening dat Van E. tijdig alsnog de juiste en volledige informatie heeft verschaft.
Het hof heeft dit verweer verworpen, nu deze informatie niet door Van E. is verschaft, maar door verdachtes bank. Bovendien was de inkeer niet tijdig omdat hij op dat moment al moest vermoeden dat de onjuistheid of onvolledigheid van zijn aangiftes bekend zou worden bij de ambtenaren van de belastingdienst, die al enkele maanden met een onderzoek naar de aandelentransacties bezig was.

Het hof heeft Van E. ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van ⬠500.000,-. De straf is zwaarder dan de eis van de advocaat-generaal, die 9 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf van 240 uren en een geldboete van ⬠500.000,- had geëist.

Strafmaatoverweging
Het hof heeft in zijn uitspraak overwogen dat Van E. door zijn frauduleuze handelen de maatschappij op geraffineerde wijze voor een hoog bedrag heeft benadeeld. Naar het oordeel van het hof is voor een zodanig lucratieve belastingfraude geen andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zou onvoldoende vergelding inhouden, maar zou ook onvoldoende waarschuwend effect hebben op potentiële belastingontduikers. Vermogende burgers en hun adviseurs zullen ervan doordrongen moeten zijn dat ernstige schending van het fiscale strafrecht zeer wel kan leiden tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bovendien zou het onbillijk zijn en in strijd met de beginselen van rechtsgelijkheid als voor een dergelijke belastingfraude geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, terwijl dat voor sociale verzekeringsfraude van een dergelijke omvang zeker wel het geval zou zijn.

LJ Nummer

BC0627

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 19 december 2007 Naar boven