Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer
Der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
19 december 2007 DK/I&I/AK/2007/52953 30 november 2007 2070805660
Onderwerp
Lijst van vragen
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Justitie, het antwoord op de vragen van de
Kamerleden Van Vroonhoven-Kok en Atsma van uw Kamer inzake de Taptoe in Groningen.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2070805660.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/4
Antwoorden op de schriftelijke vragen van
de Kamerleden Van Vroonhoven-Kok en Atsma van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
aan de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 29 november 2007, kenmerk 2070805660)
1 Vraag: Kent u het bericht `Buma/Stemra wil verbod op taptoe in Groningen'?
Antwoord: Ja. De taptoe Groningen heeft inmiddels plaats gevonden nadat de organisatie en
Buma contact met elkaar hebben gehad. De organisatie van de taptoe heeft besloten de
rekening van Buma waarover het in het bericht gaat, te voldoen.
2 Vraag: Bent u op de hoogte van een zelfde soort situatie bij de Taptoe Hasselt die op
29 september jl. gehouden is? Bij welke andere evenementen is dit aan de orde? Is hier sprake
van nieuw beleid?
Antwoord: Er lijkt sprake te zijn van een misverstand, de Taptoe Hasselt heeft geen rekening
ontvangen en is derhalve niet vergelijkbaar met de Taptoe in Groningen. De drie landelijke
muziekorganisaties, FKM, KNFM en NFCM, hebben een overeenkomst met Buma afgesloten
waardoor de aangesloten leden voor hun reguliere concerten geen afzonderlijke auteursrechten
hoeven af te dragen. In gevallen dat activiteiten niet onder de overeenkomst vallen, moet de
organisatie zelf een regeling met Buma treffen. Het is voor mij niet te overzien bij welke
evenementen dit nog meer aan de orde is. De uitoefening van het auteursrecht of van naburige
rechten is in de eerste plaats een zaak van de betrokken rechthebbenden, of van hun
uitvoeringsorganisaties; er lijkt in deze geen sprake te zijn van nieuw beleid.
3 Vraag: Deelt u de mening dat er door de korpsen voldoende betaald wordt voor de rechten op
bladmuziek en dat het niet nodig is om nog een deel van de inkomsten af te staan aan Buma
Stemra?
Antwoord: Het betalen van een vergoeding door korpsen voor het maken van kopieën van
bladmuziek verschilt van de betaling van een vergoeding aan Buma. De rechten op bladmuziek
worden door de muziekvereniging betaald om, als zij voor ieder lid originele bladmuziek heeft
gekocht, van deze originelen fotokopieën te kunnen maken voor een enkel nieuw lid, om
aantekeningen op te maken, om beschadigde of zoekgeraakte exemplaren te vervangen, etc.
Met het betalen van deze vergoeding wordt nog geen toestemming verkregen voor het in het
openbaar uitvoeren van de muziekwerken. Daarvoor is toestemming van Buma nodig, die belast
is met het collectief beheer van de muziekrechten.
4 Vraag: Deelt u de mening dat er niet dubbel betaald hoeft te worden voor de rechten op
bladmuziek?
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 3/4
5 Vraag: Waarom moet dezelfde muzikant in een iets andere samenstelling, bijvoorbeeld een
dweilorkest, opnieuw voor deze rechten op bladmuziek betalen?
Antwoord: De auteursrechtelijke vergoedingen voor uitvoeringen en het kopiëren van
bladmuziek worden afgerekend op basis van afspraken per orkest. De muzikant die in
verschillende orkesten speelt, hoeft dus niet per orkest afzonderlijk rechten te betalen. Er wordt
per orkest afgerekend, ongeacht welke muzikanten daarin spelen; individuele afspraken met de
afzonderlijke muzikanten in een orkest zou de inning nodeloos omslachtig maken.
6 Vraag: In hoeverre is er sprake van willekeur in het beleid van Buma/Stemra?
Antwoord: Willekeur kan geen basis voor het beleid van Buma/Stemra zijn. Buma/Stemra
baseert haar beleid en de uitvoering daarvan op wet- en regelgeving. Die uitvoering geschiedt
zoveel mogelijk aan de hand van standaard-regelingen en standaardovereenkomsten. Het is mij
niet bekend dat bij de voorbeelden die u noemt afgeweken wordt van vaste standaardregelingen
van Buma/Stemra, noch in bevoordelende zin, noch in benadelende zin.
7 Vraag: Kunt u aangeven hoe de regelgeving op dit punt luidt?
Antwoord: De auteur heeft het exclusieve recht zijn werk openbaar te maken en zijn bladmuziek
te verveelvoudigen (artikel 1 van de Auteurswet 1912). De auteur kan anderen toestemming
geven tot openbaarmaking en verveelvoudiging en hij kan daaraan voorwaarden verbinden,
zoals de betaling van een vergoeding. De auteur kan het recht om toestemming te verlenen en
om vergoedingen te innen en te verdelen collectief uitoefenen door middel van collectieve
beheersorganisaties. Voor de openbaarmaking van een muziekwerk dient dat via Buma te
geschieden, die door de Minister van Justitie met uitsluiting van anderen is aangewezen te
bemiddelen inzake muziekauteursrecht (zie artikel 30a Auteurwet en de aanwijzing van BUMA
bij beschikking van 24 maart 1933, Stcrt. 60).
8 Vraag: Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat er veel geld van amateurverenigingen en
stichtingen naar Buma/Stemra gaat terwijl deze verenigingen en stichtingen geen winst maken
en daarnaast veel moeite moeten doen om sponsoren te krijgen?
Antwoord: In de Auteurswet noch bij de uitoefening van het auteursrecht bestaat een
onderscheid tussen gebruik door op winst gerichte licentienemers of gebruik door non-profit
instellingen. Buma hanteert evenwel voor amateurmuziek een aangepast tarief. De vraag of
weinig of veel moeite moet worden gedaan om sponsorgeld te verkrijgen kan geen criterium zijn
bij de uitoefening van intellectuele eigendomsrechten.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 4/4
9 Vraag: Bent u van plan maatregelen te treffen om dit soort situaties in de toekomst te
voorkomen? Is aanpassing van de wet mogelijk, bijvoorbeeld door het afschaffen van de heffing
door Buma/Stemra bij amateurmuziekverenigingen of stichtingen?
Antwoord: Voor beperkingen en uitzonderingen ten aanzien van het auteursrecht en de
naburige rechten geldt Europese regelgeving. Richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van
bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij
(PbEG L 167) geeft in artikel 5, tweede lid, een limitatieve opsommingen van beperkingen en
uitzonderingen. Een uitzondering van de aard zoals in de vraag bedoeld, komt daarin niet voor.
Een wijziging van de wet zoals door vragenstellers voorgesteld, is dan ook niet mogelijk.
Bovendien kunnen belanghebbenden die klachten hebben over de inning van vergoedingen zich
wenden tot het College van Toezicht Auteursrechten. Dit college oefent op basis van de Wet
toezicht collectieve beheersorganisaties auteursrecht en naburige rechten toezicht uit op de
inning en verdeling van auteursrechtgelden en behandelt geschillen daarover tussen de
collectieve beheersorganisatie en belanghebbenden (Stb. 2003, 111).
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl