Raad van State
Raad van State: Uitspraken in voorlopige voorzieningen e.a.
Uitspraak
Zaaknummer: 200708369/1
Publicatie datum: woensdag 19 december 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200708369/1.
Datum uitspraak: 19 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, gevestigd te ,
en
het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2007 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Cranendonck (hierna: het college) aan een
last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van de Wet
milieubeheer-vergunning voor haar varkenshouderij op het adres
te .
Tegen dit besluit heeft bezwaar gemaakt.
Bij brief van 27 november 2007 heeft de
voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch verzocht een
voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft dit verzoek is
op 30 november 2007 doorgestuurd naar de Raad van State.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2007,
waar , vertegenwoordigd door mr. J van Groningen,
advocaat te Middelharnis, en L.F.M. Koops, en het college,
vertegenwoordigd door C.A.M. Evers, ambtenaar in dienst van de
gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft aan het besluit tot oplegging van de last onder
dwangsom ten grondslag gelegd dat de voorschriften 12.1.1, 12.1.2,
12.1.3 en 12.2.4 van de milieuvergunning van 24 oktober 2006 worden
overtreden. Op grond van deze voorschriften moeten de stallen 4, 5 en
6 elk zijn voorzien van een chemische luchtwasser die bij in gebruik
name van de stallen in werking is. Het college stelt dat
varkens houdt in de stallen 4, 5 en 6, zonder dat deze zijn uitgerust
met een chemische luchtwasser. De last houdt in dat vóór
20 december 2007 de varkens uit de stallen 4, 5 en 6 afvoert of de
chemische luchtwassystemen, conform de voorschriften, in de
desbetreffende stallen plaatst en werking brengt. De dwangsom is
vastgesteld op 2.250 per dag dat de overtreding voortduurt met een
maximum te verbeuren bedrag van 90.000.
2.1.1. betwist de overtreding niet maar voert aan dat er
bijzondere omstandigheden zijn die aan handhavend optreden in de weg
staan. Er bestaat volgens concreet uitzicht op
legalisatie, omdat een nieuwe aanvraag om een revisievergunning voor
de inrichting is ingediend en het college een ontwerpbesluit tot het
verlenen van de aangevraagde vergunning heeft genomen. Verder is
volgens de last onevenredig, omdat direct na het
plaatsen en in werking brengen van de chemische luchtwassystemen
overeenkomstig de voorschriften van de vergunning van 24 oktober 2006,
de systemen moeten worden aangepast aan de nieuwe, te verlenen
revisievergunning. Tevens is de begunstigingstermijn te kort, de
dwangsom te hoog en de tijdseenheid per dag onaanvaardbaar, aldus
.
2.1.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal
in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het
bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder
dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten
maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het
bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen
indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend
optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te
dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te
worden afgezien.
2.1.3. De vergunning van 24 oktober 2006 strekt tot een aanzienlijke
uitbreiding van het aantal te houden varkens in de inrichting. Vast
staat dat de varkens is gaan houden zonder dat de
voorgeschreven chemische luchtwassers zijn geplaatst. Verweerder
stelt, hetgeen niet is weersproken, dat hierdoor een aanzienlijke
hoeveelheid ammoniak wordt geëmitteerd en de omgeving stankhinder
ondervindt.
Anders dan stelt is er in dit geval geen concreet zicht
op legalisatie. Allereerst betekent in dit geval, zoals verweerder
terecht heeft gesteld, het enkele feit dat het ontwerpbesluit strekt
tot vergunningverlening, mede gegeven de bezwaren die door omwonenden
tegen de stankhinder van de bestaande inrichting zijn geuit, geenszins
dat ook dienovereenkomstig een vergunning van kracht zal worden.
Bovendien komt de situatie waarop de last onder dwangsom ziet - het
traditioneel gehuisvest zijn van varkens in de stallen 4, 5 en 6 -
niet overeen met de nieuwe, te vergunnen situatie, namelijk het
huisvesten van varkens in de stallen 4, 5 en 6 die zijn voorzien van
een chemisch luchtwassysteem. Het beroep van op de
uitspraak van 4 juli 2007, zaak nr. 200609277/1 slaagt niet, reeds
omdat in dat geval de te verlenen vergunning juist wél betrekking had
op dezelfde activiteiten als waarop het handhavingsbesluit betrekking
had.
Van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had
moeten afzien van handhaving is niet gebleken. Daarbij merkt de
voorzitter op dat als uitgangspunt geldt dat een inrichting eerst in
werking wordt gebracht indien de in de aanvraag en vergunning
voorgeschreven voorzieningen zijn aangebracht.
2.1.4. Verder moet de begunstigingstermijn, die ruim een maand
bedraagt, ruim genoeg worden geacht om de dieren te verwijderen.
In hetgeen ten slotte over de hoogte van de dwangsom en
de tijdseenheid heeft aangevoerd ziet de voorzitter, gelet ook op de
aard van de overtreding, evenmin aanleiding voor het treffen van een
voorlopige voorziening.
2.2. Het verzoek wordt afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar
van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2007
190-541.